27 897
Enkele wijzigingen in wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetten 2001)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 28 september 2001

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Hoewel het de uitdrukkelijke bedoeling van de regering was om de zogenaamde veegwetten een louter technisch karakter te geven blijkt uit de voorstellen van de regering dat wel degelijk beleid in de voorstellen is verwerkt. De regering geeft dat ook aan.

Gezien de aard van de wijzigingen, die verder gaan dan louter technische wijzingen, vinden de leden van de PvdA-fractie de toelichting van het wetsvoorstel op die onderdelen onvoldoende. Een deel van de wijzigingsvoorstellen bevat niet meer dan het voorzien in algemene maatregelen van bestuur opdat de regering de ruimte heeft voor nadere regelgeving. De leden dan de PvdA-fractie vinden dat de aangevoerde argumentatie voor deze beleidsvrijheid om uitkeringen en rechten van mensen te beperken zo onvoldoende gerechtvaardigd wordt. Zij vragen de regering de verschillende voorstellen meer precies op hun effecten toe te lichten en de bedoelingen van de regering om via algemene maatregelen van bestuur nadere regelgeving voor te schrijven op hun inhoud nader toe te lichten.

Deze leden vragen waarom niet een regulier wetgevingstraject wordt gevolgd. Sommige van de voorstellen hebben immers ingrijpende gevolgen voor mensen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel en willen graag een aantal vragen aan de regering voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Het is goed te kunnen constateren dat de «veegwet» zich ditmaal beperkt tot enkele onderwerpen en dat de meeste ervan inderdaad technische wijzigingen betreffen. Wel verbaast het deze leden dat er nog zoveel aanpassingen nodig zijn in de Wet Arbeid en Zorg, mede gelet op de lange voorbereiding van het wetsvoorstel en de uitgebreide behandeling ervan. Kan de regering verzekeren dat de wetgeving nu op orde is en de invoering ervan per 1 januari 2002 doorgang kan vinden, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van GroenLinks kunnen zich vinden in de gekozen opzet waardoor onderwerpen samen zijn gevoegd tot een wetsvoorstel. Alleen hebben zij over een onderdeel nadere vragen.

ARTIKELEN

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet

Onderdeel A

De leden van de PvdA-fractie vragen of op basis van het territorialiteitsprincipe een opgebouwd ouderdomspensioen in een ander land niet van invloed is op het opgebouwde AOW-pensioen vanwege verblijf in Nederland. Is de toeslag van de AOW het gevolg van het feit dat men alleen woont? Deze toeslag is dan onafhankelijk volgens Nederlands recht van de hoogte van andere aanvullende inkomenssteun. Welke samenloop wordt precies door het kabinet beoogd? Wanneer is er precies sprake van samenloop?

De leden van de PvdA-fractie wensen een algemene maatregel van bestuur waarin nadere regels worden gesteld omtrent de definitie van inkomen voorgehangen. Is de regering daartoe bereid?

Welke moderniseringen wenst de regering? Hebben deze moderniseringen invloed op de rechten en de hoogte van de uitkeringen van AOW-ers? Zo ja, welke? Voor welke bedragen?

Onderdeel E

De leden van de PvdA-fractie vragen welke verdere beperking, en in welke vorm, de regering wil invoeren bij de samenloop van ouderdomspensioen van Antilliaanse Arubaanse, en andere mogendheden. Om hoeveel mensen gaat het? Om welke bedragen gaat het? Leidt dit voorstel straks tot een besparing? Hoeveel en in welke jaren? De leden van de PvdA-fractie wensen een voorhangprocedure voor de aangekondigde algemene maatregel van bestuur.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de in het gewijzigde artikel 22 van de AOW genoemde pensioenen (Nederlandse Antillen, Aruba, van een andere mogendheid of van een volkenrechtelijke organisatie) allen te vergelijken zijn met de AOW (basispensioen)? Of zijn deze (of elementen ervan) te vergelijken met aanvullende pensioenen?

Zijn er elementen in deze pensioenen die de functie vervullen van de Algemene nabestaande wet (basisregeling voor nabestaanden)? Om wat voor een uitkeringen gaat het hierbij precies, hoeveel mensen komen hiervoor in aanmerking en wat is de gemiddelde hoogte van deze uitkeringen?

Betekent de verrekening van deze pensioenen of elementen daarvan met de AOW of met de toeslag een correctie die leidt tot volledige rechtsgelijkheid met ingezetenen van Nederland, die andere dan deze inkomsten hebben naast de AOW? Welke overwegingen lagen er aan ten grondslag aan de beslissing van de CRvB om te verbieden om deze uitkeringen niet meer in mindering te brengen op de AOW-toeslag, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

Artikel II. Wijziging van de Algemene nabestaandenwet

De leden van de PvdA-fractie menen dat de algemene maatregel van bestuur dient te worden voorgehangen. Welke wijzingen heeft de regering precies voor ogen? In welke mate is er sprake van samenloop? Op hoeveel mensen is die van toepassing. Wat zijn de financiële effecten voor mensen, leiden deze voorstellen tot besparingen? Hoeveel en wanneer?

Artikel III. Wijziging van de Werkloosheidswet

Onderdeel C

De regering onderschrijft het advies van het UWV om over te gaan op landelijke uniforme premies voor de vrijwillige verzekering ZW en WW. De leden van de CDA-fractie kunnen begrijpen dat dit wat de uitvoering betreft eenvoudiger is, maar hebben wel de volgende vragen. Om hoeveel en welk type verzekerden gaat het hierbij? Kan nog eens aangegeven worden wat de redenen waren op grond waarvan in het verleden is gekozen voor een gedifferentieerde premie? Zij vragen of er een nadere inhoudelijke argumentatie ten grondslag ligt aan deze wijziging van de premies.

Onderdeel D

De leden van de PvdA-fractie vragen of het werkelijk zo onwenselijk is dat overheidswerkgevers van experimentele artikelen gebruik maken. Het betreft hier toch een kan bepaling? Waarom zou het instrumentarium van de overheidswerkgever beperkter moeten zijn dan dat van de UWV? Deze leden verzoeken de regering een meer uitvoerige argumentatie te geven.

Artikel IV. Wijziging van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten)

Onderdeel A

Artikel 49a, vierde lid, van de Wet REA vervalt om de beslistermijnen voor verlening en vaststelling van subsidie aan niet-scholingsinstituten te bekorten. Bevat de Wet REA nog meer beslistermijnen die nog bekort dienen te worden? Indien dit het geval is, op welke termijn zal dit plaatsvinden, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Artikel V. Wijziging van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Onderdeel A

Het nieuw voorgestelde artikel 5 2000 betekent een aanscherping van het huidige artikel 5. De leden van deze VVD-fractie zijn het met die aanscherping eens. Toch zou in de praktijk discussie kunnen ontstaan over de vraag wat onder «economisch verkeer» moet worden verstaan. Deelt de regering deze mening? Acht de regering het niet beter dat in artikel 5 de woorden «in het economisch verkeer» geschrapt worden?

Dit wetsvoorstel biedt ook de gelegenheid artikel 6, vierde lid van de Wet Bpf (het gebruik van machtigingen) aan te scherpen. Zoals verwoord in de schriftelijke vragen van een lid van de VVD-fractie blijken aan een bedrijfstakpensioenfonds gelieerde verzekeringsdochters de grenzen van de wet op te zoeken (niet het bedrijfstakpensioenfonds maar de verzekeringsdochter suggereert zichzelf als aan te wijzen derde). Waarom heeft de regering niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 6, vierde lid van de Wet Bpf aan te scherpen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is de regering voornemens alsnog van deze gelegenheid gebruik te maken en, zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de voorgestelde wijziging het bedrijfstakpensioenfonds wordt opgedragen te voorkomen dat zijn naam door derden wordt gebruikt. Deze leden vragen of dit betekent dat een pensioenfonds een actieve controle moet uitvoeren op het gebruik van zijn naam of merk door derden. Verder vragen zij hoe pensioenfondsen geacht worden deze verantwoordelijkheid in de praktijk vorm te geven en welke extra lastendruk deze wijziging met zich meebrengt.

Voorts willen deze leden refereren aan de behandeling van het betreffende wetsvoorstel. Zij hebben de indruk gekregen dat met deze wijziging een verdere inperking beoogd is en vragen of dit juist is.

Artikel VII. Wijziging van de Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, Stb. 625)

De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in deze wijzigingen.

Er staat echter nog steeds een omissie in het huidige artikel X van de wet. In de huidige tekst staat (in beide leden van dit artikel) onderdeel M, artikel 32ba, eerste lid, onderdeel d, vermeld (onderdeel d bevat het voorschrift van gelijke uitkeringen voor mannen en vrouwen bij de uitruil). In beide leden zou hieraan onderdeel e kunnen worden toegevoegd. Onderdeel e bevat dan het voorschrift van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De bedoeling is dat voor beschikbare premieregelingen ook dat voorschrift pas per 1 januari 2005 in werking treedt. Tot dat moment kan men bij beschikbare premieregelingen op individuele actuariële basis uitruilen. Kortom, artikel VII van wetsvoorstel 27 897 zou nog in die zin met een sub c kunnen worden uitgebreid. Deelt de regering deze mening, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de CDA-fractie vragen of bekend is of de voorbereiding van de uitvoering van dit artikel zodanig gevorderd is, dat de wijziging inderdaad op de genoemde datum kan worden ingevoerd.

Artikel IX. Wijziging van de Wet arbeid en zorg

Onderdelen H en I

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de aanpassingen waardoor onder meer dat deze nimmer beoogde korting van vakantiedagen met deze wetswijzigingen wordt gecorrigeerd.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de artikelen 4:7 en 5:10 de mogelijkheid is gecreëerd om via CAO of schriftelijke overeenkomst af te wijken van de gegeven regeling over de compensatie van vakantieaanspraken. Het minimum aan vakantieaanspraken kan hierdoor onbedoeld op jaarbasis aangetast worden. De voorgestelde wijziging zorgt ervoor dat de minimumvakantie op jaarbasis blijft gegarandeerd. Kan de regering inzichtelijk maken hoe de voorgestelde wijziging de minimumvakantie op jaarbasis garandeert? Geldt het voorgestelde voor zowel afwijking bij CAO als voor afwijking middels een schriftelijke overeenkomst, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Artikel X. Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

Onderdeel F

Waarom is verwijzing voor de SVb naar het Inlichtingenbureau niet wenselijk? De verificatie in het kader van fraudebestrijding is toch ook een van de doelen van het Inlichtingenbureau; zoals het toetsen van samenwoning?

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA) en Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), J. Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA) en Hamer (PvdA).

Naar boven