27 896
Wijziging van belastingwetten in verband met dividendstripping en het verlenen van optierechten aan werknemers

nr. 7
AMENDEMENT VAN HET LID HINDRIKS

Ontvangen 15 november 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onderdeel A, wordt de derde volzin in het derde lid van artikel 3 vervangen door: Voor de toepassing van dit lid wordt een optieverplichting slechts in aanmerking genomen voor zover die de tegenhanger is van een recht om een of meer aandelen te verwerven tegen een koers die tenminste 105% bedraagt van de waarde van die aandelen in het economische verkeer ten tijde van de toekenning van de optie. Voorts wordt een optieverplichting slechts in aanmerking genomen voor zover de in een kalenderjaar aan een werknemer toegekende opties ten tijde van de toekenning in totaal een waarde in het economische verkeer hebben welke niet uitgaat boven 25% van het loon in geld in het voorafgaande kalenderjaar, dan wel indien dat hoger is 25% van het vermoedelijke loon in geld van het kalenderjaar waarin de opties zijn toegekend.

II

In artikel V, onderdeel A, wordt het tweede lid van artikel 34a vervangen door:

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt een optieverplichting slechts in aanmerking genomen voor zover die de tegenhanger is van een recht om een of meer aandelen te verwerven tegen een koers die tenminste 105% bedraagt van de waarde van die aandelen in het economische verkeer ten tijde van de toekenning van de optie. Voorts wordt een optieverplichting slechts in aanmerking genomen voor zover de in een kalenderjaar aan een werknemer toegekende opties ten tijde van de toekenning in totaal een waarde in het economische verkeer hebben welke niet uitgaat boven 25% van het loon in geld in het voorafgaande kalenderjaar, dan wel indien dat hoger is 25% van het vermoedelijke loon in geld van het kalenderjaar waarin de opties zijn toegekend.

Toelichting

Dit amendement beoogt voor de dividendbelasting en kapitaalsbelasting niet elke inkoop ter afdekking van werknemersopties als een tijdelijke belegging aan te merken. Dit is niet het geval wanneer:

– de optie ook kan worden uitgeoefend bij een koers lager dan 105% van de waarde van de aandelen ten tijde van de optietoekenning;

– wanneer er een wanverhouding is tussen het loon in geld en het loon in opties. Deze wanverhouding wordt aangenomen wanneer de waarde van de toegekende opties uitgaat boven 25% van het loon in geld.

Hindriks

Naar boven