nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 7 november
2001
Kan de regering nader ingaan op het voor de leden van de PvdA-fractie
niet geheel duidelijke onderscheid tussen constitutieve en declaratoire codificatie?
De EG-wetgeving onderscheidt drie vormen van codificatie: 1. zuivere codificatie,
2. codificatie met herschikking en 3. declaratoire codificatie. De eerste
twee vormen van codificatie zijn beide constitutief. In het communautaire
spraakgebruik bestaat codificatie in het samenbrengen in één
tekst (een nieuw besluit) van een richtlijn of verordening en van alle nog
van kracht zijnde wijzigingen die dat instrument heeft ondergaan. De codificatie
is constitutief wanneer zij gepaard gaat met de intrekking van de oude tekst.
Bij zuivere (constitutieve) codificatie gaat het om EG-besluiten die een codificatie
van eerdere besluiten bevatten, waarbij deze eerdere besluiten worden ingetrokken,
zonder dat dit materiële veranderingen met zich meebrengt. Bij codificatie
met herschikking gaat het om EG-besluiten die naast codificatie van bestaande
EG-wetgeving ook materiële wijzigingen bevatten bijvoorbeeld een bijwerking
of aanvulling. Ook deze vorm van codificatie is constitutief, omdat zij gepaard
gaat met intrekking van de in de codificatie betrokken besluiten. Declaratoire
codificatie is een niet-officiële vorm van codificatie, waarbij wel een
doorlopende tekst wordt vervaardigd, die in de C-editie van het Publicatieblad
van de EG wordt afgedrukt, maar waarbij de in de codificatie betrokken besluiten
in stand worden gelaten. Zij heeft slechts documentaire waarde en geen rechtsgevolgen.
De leden van de PvdA-fractie hebben de vraag of zij het
goed hebben begrepen dat het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 en een
aantal andere op blz. 2 van de memorie van toelichting genoemde regelingen
buiten de Tweede Kamer om zullen worden aangepast? De leden geven aan hier
overigens geen bezwaar tegen te hebben.
De genoemde regelingen op blz. 2 van de Memorie van Toelichting zijn ofwel
Algemene maatregelen van bestuur (Besluit toezicht effectenverkeer 1995 en
Besluit jaarrekening banken) ofwel Ministeriële regelingen (Vrijstellingsregeling
Wet toezicht effectenverkeer 1995, Vrijstellingsregeling wisselkantoren en
de Regeling beleggingen technische voorzieningen verzekeringsbedrijf 1994).
De wijziging van deze regelingen zal langs de gebruikelijke weg plaatsvinden,
derhalve zonder betrokkenheid van de Tweede Kamer. De Collectieve garantieregeling
en het Beleggerscompensatiestelsel zijn beide overeenkomsten gesloten tussen
De Nederlandsche Bank respectievelijk de Stichting Toezicht Effectenverkeer
en de betrokken representatieve organisaties en zullen door deze partijen
in onderling overleg worden gewijzigd.
De leden van de PvdA-fractie nemen aan dat er in de praktijk geen aanleiding
is om maatregelen te treffen voor gevallen dat een cruciaal element uit de
minimumharmonisatie ontbreekt, omdat andere lidstaten onvoldoende invulling
hebben gegeven aan de richtlijn. Is dat juist? Zo ja, is deze bepaling dan
niet net zo overbodig als de bepalingen in artikel I, onderdelen D, I en R,
waarvan wordt voorgesteld dat zij geschrapt worden?
Artikel 33 Wtk 1992 zegt dat ingeval een lidstaat bepaalde, aan de wederzijdse
erkenning ten grondslag liggende bankenrichtlijnen niet, onvolledig of niet
tijdig heeft uitgevoerd, kan worden bepaald dat op kredietinstellingen uit
die lidstaat de bepalingen van de Wtk 1992 van toepassing zijn die ook op
bijkantoren en werkzaamheden van buiten de Gemeenschap gevestigde kredietinstellingen
van toepassing zijn. Het artikel beoogt derhalve te voorkomen, dat aanbieders
op de Nederlandse markt werkzaam zijn, die niet hoeven te voldoen aan de minimale
vereisten die de Europese richtlijnen stellen, aangezien de wetgeving van
het land waar zij zijn gevestigd niet aan de Europese richtlijnen voldoet.
Dit is gerechtvaardigd en noodzakelijk ter regulering van de Nederlandse bancaire
markt. Het zal in de regel zo zijn dat alleen wanneer het in gebreke zijn
een cruciaal element uit de minimumharmonisatie betreft en het in gebreke
zijn openlijk door de lidstaat zelf dan wel door de Europese Commissie is
geconstateerd, van het bepaalde in artikel 33 Wtk 1992 gebruik zal worden
gemaakt. Hopelijk kan deze maatregel ook in de toekomst buiten toepassing
blijven. Maar het kan niet worden uitgesloten dat een lidstaat zijn wetgeving
wijzigt en daarom blijft er behoefte aan de mogelijkheid, die het artikel
biedt. Vanzelfsprekend zal artikel 33 Wtk 1992 nimmer worden ingezet in geval
van niet-implementeren van deze codificatie als zodanig, maar mogelijk wel
ten aanzien van cruciale verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Als
sluitstuk van de wederzijdse erkenning blijft zij onmisbaar.
De hierboven uiteengezette regeling van artikel 33 Wtk 1992 staat los
van de voorgestelde schrapping van de bepalingen in artikel I, onderdelen
D, I en R. Deze bepalingen geven slechts aan dat de Bank haar bevoegdheden
mede gebruikt ter uitvoering van een of meer Europese richtlijnen. Voor zover
voor de Bank al niet uit het Europese recht zelf een dergelijke verplichting
volgt, bepaalt artikel 3 Wtk 1992 reeds dat de Bank van de bevoegdheden in
de in artikel I, onderdelen D, I en R genoemde artikelen mede gebruik maakt
ter uitvoering van Europese richtlijnen, waardoor deze zinsnede in de in artikel
I, onderdelen D, I en R genoemde artikelen overbodig is.
De Minister van Financiën,
G. Zalm