27 878
Aanpassing van diverse wetten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 10 oktober 2001

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie. Zij stellen het bijzonder op prijs dat ervoor is gekozen de noodzakelijke wetswijzigingen als gevolg van de Wet organisatie en bestuur gerechten en de Wet Raad voor de rechtspraak bij aparte wet door te voeren. Deze aanpassingswet kent echter een zekere samenloop met de herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken. Wordt met de inwerkingtreding van (delen) van voorliggende aanpassingswet gewacht tot ook het wetsvoorstel 27 824 betreffende de aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg, tot wet is geworden?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie. Zij hebben nog wel enkele vragen. De bepalingen van het onderhavige wetsvoorstel zullen volgens art. 5 van hoofdstuk 15 van het wetsvoorstel op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip in werking treden. Het tijdstip van inwerkingtreding kan dus per artikel nog verschillen. Deze leden vragen met welk deel voor deze benadering is gekozen. Ook deze leden willen graag vernemen of met inwerkingtreding van (delen) van deze aanpassingswet gewacht zal worden tot ook het wetsvoorstel 27 824 betreffende aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, tot wet is geworden.

De leden van de Tweede-Kamerfractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel, waarin in navolging van eerdere wetsvoorstellen inzake de Wet op de Rechterlijke Organisatie verwijzingen naar andere wetten worden aangepast. Met veel interesse hebben de leden van de GroenLinks-fractie zich verdiept in de door het departement van Justitie ontworpen modellen om de huidige aanduidingen voor de kantonrechter en het kantongerecht aan te passen aan de voorgenomen integratie van dit onderdeel van de zittende magistratuur in de rechtbanken. Tevens spreken de leden van de GroenLinks-fractie hun waardering uit voor de manier waarop getracht is de huidige functies van de president van Arrondissementsrechtbanken terminologisch in overeenstemming te brengen met de voorgenomen wetswijzigingen.

De leden van de fractie van GroenLinks spreken de hoop uit dat de invoering van de voorgestelde wetswijzigingen geen inhoudelijke gevolgen heeft voor de toepassing van de onderscheiden wettelijke regelingen. De Raad van State heeft in de overheveling van de rechtspositionele bepalingen die rechterlijke ambtenaren betreffen, onderkent dat er ook inhoudelijke wijzigingen aangebracht waren. Deze leden betreuren dit ten zeerste en menen dat dit de helderheid van wetgeving niet ten goede komt.

Hoewel de huidige kantongerechten geïntegreerd worden in de arrondissementsrechtbanken, worden er geen veranderingen gebracht in de werkzaamheden van de kantonrechters. De leden van de GroenLinks-fractie juichen dit toe. De civielrechtelijke kantonrechter heeft zich de laatste decennia laten kennen als een laagdrempelige rechtsgang die in de praktijk zonder al te veel afstand tot de burgers opereert. Voor kleine vorderingen en arbeidsgeschillen moet de kantonrechter beschikbaar blijven, al is hij geïncorporeerd in een arrondissementale structuur, zo menen deze leden.

Wet op de huurcommissies

De Raad van State constateert naast meer technische wetswijzigingen ook inhoudelijke wijzigingen. Ten aanzien van de Wet op de huurcommissies maakt de Raad van State melding van het gevaar dat in de toekomst bij lagere regeling van een hogere regeling wordt afgeweken. Al eerder heeft de Raad van State bij een vergelijkbare gelegenheid geadviseerd de procedure inzake de verdelingsmaatstaven in de Financiële-verhoudingsregelgeving over te nemen opdat wordt voorkomen dat bij lagere regeling van een hogere regeling wordt afgeweken. De regering heeft besloten deze suggestie niet van de Raad van State over te nemen. Noch in het nader rapport, noch in de memorie van toelichting wordt deze beslissing uitgebreid toegelicht. De leden van de PvdA-fractie en van de VVD-fractie zien graag een uitgebreide toelichting tegemoet op het besluit om dit advies van de Raad van State niet te volgen, maar voor de huidige methodiek te kiezen. Indien de wijzigingen in de gebiedsindeling van de ressorten van de huurcommissie bij algemene maatregel van bestuur worden doorgevoerd, zal de regering dan een voorhangprocedure volgen?

Externe klachtrecht

Kern van de modernisering van de rechterlijke macht is een slagvaardiger en meer efficiënte rechterlijke organisatie. Een goede regeling van het klachtrecht is een essentieel en onmisbaar onderdeel van moderne, slagvaardige en efficiënte rechtspraak. Kunnen de leden van de PvdA-fractie het wetsvoorstel inzake het externe klachtrecht dit jaar, dat wil zeggen vóór het van start gaan van de Raad voor de rechtspraak, tegemoet zien? Wat zijn de obstakels in de totstandkoming van het externe klachtrecht?

Artikelsgewijze behandeling

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het nieuwe artikel 382 Wetboek van Strafvordering inhoudt dat de vordering van de benadeelde partij in strafzaken die tot de absolute competentie van de huidige arrondissementsrechter behoren, verwezen wordt naar de kantonrechter. Als dit zo is, dan lijkt dat niet tegemoet te komen aan het sinds jaren beleden streven van overheidsfunctionarissen om het verloop van de strafrechtspleging voor slachtoffers van delicten in ieder geval wat inzichtelijker te maken. Doorverwijzing naar weer een voor slachtoffers nieuwe rechterlijke instantie kan de transparantie van de (straf)rechtspleging aantasten.

De voorzitter van de commissie,

Swildens-Rozendaal

De griffier voor dit verslag,

Stahlie


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), ondervoorzitter, Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA) Vacature (PvdA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), C. Cörüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Vacature (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA) Arib (PvdA).

Naar boven