27 878
Aanpassing van diverse wetten aan de modernisering van de rechterlijke organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Thans zijn bij de Eerste Kamer in behandeling de wetsvoorstellen die strekken tot modernisering van de rechterlijke organisatie. Het betreft het op 19 juni 2001 door de Tweede Kamer aangenomen voorstel van Wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Wet organisatie en bestuur gerechten) (kamerstukken I, 2000–2001, 27 181, nr. 323), hierna te noemen: het wetsvoorstel 27 181 en het op diezelfde datum aangenomen voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak) (kamerstukken I, 2000–2001, 27 182, nr. 324). Beide wetsvoorstellen strekken ertoe de organisatie van de rechterlijke macht te moderniseren, onder meer door de instelling van een nieuw bestuur bij de rechtbanken en de gerechtshoven en door de instelling van een raad voor de rechtspraak. Het wetsvoorstel 27 181 regelt voorts de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten binnen de organisatie van de rechtbanken.

Naast de wijzigingen in verband met de modernisering van de rechterlijke organisatie, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de enkele rechtspositionele bepalingen die de wet RO nog bevat, over te hevelen naar de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, hierna: de WRRA. Ook is de regeling van de bijzondere enkelvoudige en meervoudige kamers van de rechtbanken en gerechtshoven gestroomlijnd.

Beide wetsvoorstellen brengen ingrijpende wijzigingen aan in de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna de wet RO). De voorgestelde wijzigingen van de wet RO zijn voor de bestaande wetgeving niet zonder gevolgen. Dit geldt met name voor de voorstellen die zijn opgenomen in het wetsvoorstel 27 181.

Gelet op de omvang van de aanpassingen, is ervoor gekozen de noodzakelijke wijzigingen bij een aparte wet door te voeren. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet daarin. De aanpassing van rijkswetgeving zal bij rijkswet geschieden; de lagere regelgeving zal op haar eigen niveau worden aangepast.

Een complicerende factor bij de totstandkoming van de aanpassingswetgeving is geweest de samenloop van het wetsvoorstel 27 181 en het wetsvoorstel 26 855, tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 855). Beide wetsvoorstellen leiden in een aantal gevallen tot aanpassingen van dezelfde wetgeving. In een enkel geval is om technische redenen ervoor gekozen om de aanpassingen die voortvloeien uit het wetsvoorstel 27 181 niet mee te nemen in het onderhavige wetsvoorstel. Dit geldt voor de aanpassing van artikelen uit het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering die een voorlopige nummering hebben en voor de aanpassing van een aantal artikelen uit andere wetten die verwijzingen bevatten naar een artikel uit het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering met een voorlopige nummering. Deze wijzigingen zijn meegenomen in het wetsvoorstel Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 824), hierna te noemen: de Aanpassingswet herziening burgerlijk procesrecht.

2. Opbouw van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting

Het onderhavige wetsvoorstel bevat vijftien hoofdstukken. De eerste dertien hoofdstukken bevatten telkens de wijziging van wetgeving van een ministerie; het eerstverantwoordelijke ministerie waaronder de wetgeving ressorteert. De verschillende wetten die aanpassing behoeven zijn vervolgens per hoofdstuk alfabetisch gerangschikt. De aanhangige wetsvoorstellen zijn opgenomen in hoofdstuk 14. In dit wetsvoorstel wordt rekening gehouden met lopende wetswijzigingen die aan het parlement zijn aangeboden en die naar verwachting vóór 1 januari 2002 in werking treden. Het laatste hoofdstuk bevat de overgangs- en slotbepalingen. De overgangsbepalingen hebben betrekking op de overheveling van de kantongerechtprocedures naar de rechtbanken en op de lopende kantongerechtappellen. Bovendien wordt er een voorziening getroffen in verband met de herziening van het klachtrecht.

Het Algemeen deel van deze memorie van toelichting bevat een overzicht van de meest voorkomende aanpassingen. Omdat in de regel sprake is van standaardaanpassingen aan de nieuwe systematiek van het wetsvoorstel 27 181, is gekozen voor een werkwijze, waarbij gebruik wordt gemaakt van genummerde standaardmodellen voor de veel voorkomende wijzigingen of vervallenverklaringen. De standaardmodellen worden ingeleid door een korte toelichting op de voorstellen uit het wetsvoorstel 27 181 die aanleiding geven tot de aanpassingen die in de modellen zijn vervat en enkele inleidende opmerkingen over de systematiek die bij de aanpassingen is gehanteerd.

In onderdeel 3 wordt ingegaan op de voorstellen uit het wetsvoorstel 27 181 inzake de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten en de overheveling van het hoger beroep in kantonzaken naar de gerechtshoven. Er worden acht standaardmodellen gehanteerd bij de aanpassingen als gevolg van de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten en de overheveling van het hoger beroep.

Onderdeel vier behandelt de wijzigingen in de wet RO die betrekking hebben op de organisatie van de gerechten. Er wordt kort ingegaan op de invoering van een nieuw bestuur bij de rechtbanken en de gerechtshoven, de regeling van de bijzondere enkelvoudige en meervoudige kamers bij die gerechten en de consequenties die het veranderende begrippenkader heeft voor de aanpassing van wetgeving. Daarbij worden de drie standaardmodellen die hierop betrekking hebben, toegelicht.

Onderdeel 5 bevat een toelichting op de overige wijzigingen in de wet RO als gevolg van het wetsvoorstel 27 181 en de terminologische aanpassingen. Ook hierbij worden 3 standaardmodellen gebruikt.

Als gevolg van de werkwijze met standaardmodellen kan in de Artikelsgewijze toelichting van deze memorie van toelichting in de regel worden volstaan met de vermelding van het model van de toelichting bij de wijziging. De werkwijze met standaardmodellen heeft naast het voordeel van de vereenvoudiging ook nog het voordeel van de snelle herkenbaarheid. In één oogopslag wordt duidelijk of het om een standaardaanpassing gaat of niet. Indien er geen sprake is van een standaardaanpassing, zoals bijvoorbeeld bij de overgangsbepalingen, volgt vanzelfsprekend wel een afzonderlijke toelichting op de desbetreffende bepaling.

3. Bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten

3.1 De bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten in het wetsvoorstel 27 181

De bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten is in het wetsvoorstel 27 181 vorm gegeven door de kantongerechten als aparte gerechten op te heffen en de kantongerechten uit een arrondissement onder te brengen bij de sector kanton van de rechtbank. Om te waarborgen dat de kantonrechtspraak ook daadwerkelijk binnen de organisatie van een rechtbank behouden blijft, is een aantal wettelijke voorzieningen getroffen, zoals de instelling bij wet van een sector kanton (artikel 2.3.2.1 van het wetsvoorstel 27 181). Het gerechtsbestuur heeft hier geen bevoegdheid (vergelijk met artikel 2.2.1.7, eerste lid, van het wetsvoorstel 27 181). In de sector kanton van de rechtbank worden door enkelvoudige kamers kantonzaken behandeld en beslist (artikel 2.3.2.1, eerste lid, van het wetsvoorstel 27 181). De rechter in deze enkelvoudige kamer draagt de titel «kantonrechter» (artikel 2.3.2.2, eerste lid, van het wetsvoorstel 27 181). De meervoudige kamers van de sector kanton worden aangeduid met «pachtkamer» (artikel 2.3.2.2, tweede lid, van het wetsvoorstel 27 181). Een waarborg die door het onderhavige wetsvoorstel wordt gerealiseerd, is dat bij wet wordt bepaald welke zaken binnen de sector kanton door de kantonrechter of de pachtkamer worden behandeld en beslist. Het gerechtsbestuur heeft hier ook geen bevoegdheid (vergelijk met artikel 2.2.1.7, tweede lid, van het wetsvoorstel 27 181).

Het wetsvoorstel 27 181 regelt voorts dat het hoger beroep in kantonzaken wordt overgeheveld van de rechtbanken naar de gerechtshoven.

3.2 Aanpassingen als gevolg van de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten; algemeen

De bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten en de daarmee samenvallende opheffing van de kantongerechten als aparte gerechten met een eigen rechtsgebied, heeft consequenties voor bijzondere wetgeving. Bij de aanpassing van de bijzondere wetgeving doen zich een aantal modaliteiten voor. Deze zijn als volgt samen te vatten.

Met het verdwijnen van de kantongerechten als aparte gerechten uit de Wet RO verdwijnen ook de absolute competentieregels van de kantongerechten uit de wet RO. In een enkel geval dient daarvoor een aparte voorziening in een bijzondere wet te worden getroffen om te waarborgen dat de kantonrechter bevoegd blijft dezelfde zaken te behandelen die thans ook door hem worden behandeld. In model 1 worden de bepalingen die een dergelijke aanpassing bevatten nader toegelicht.

Door de opheffing van de kantongerechten als aparte gerechten met een eigen rechtsgebied dienen de begrippen «kantongerecht» en «kanton» in wetsartikelen te worden vervangen. Omdat deze begrippen in verschillende betekenissen worden gebruikt, is daarbij gekeken naar de context van de bepaling waarin de begrippen worden gehanteerd.

In de modellen twee tot en met vier worden de aanpassingen van het begrip «kantongerecht» toegelicht. Bij de aanpassingen is de volgende leidraad gehanteerd.

Uitgangspunt bij de vervanging van het begrip «kantongerecht» is geweest dat het begrip zoveel als mogelijk wordt vervangen door: kantonrechter (model 3). In de wetgeving dient gewaarborgd te blijven dat in zaken waar nu het kantongerecht bevoegd is, ook in de toekomst de kantonrechter het bevoegde rechtsprekende orgaan van de rechtbank blijft. Dit was niet in alle gevallen mogelijk, omdat het begrip kantongerecht ook wordt gebruikt als aanduiding van het gerecht, het instituut, of de organisatie waarbinnen de kantonrechtspraak plaatsvindt, dan wel waarbij de griffie is ondergebracht. In die gevallen wordt gekozen voor vervanging door: de rechtbank (model 2). De rechtbank is immers het gerecht waarbij de kantonrechtspraak en de griffie van het kantongerecht worden ondergebracht. Het kan nodig zijn om bij deze aanpassing een extra voorziening te treffen die ziet op de aanwijzing van de kantonrechter als de bevoegde kamer of op het behoud van specifieke kenmerken van de procedure in kantonzaken.

In het geval een bepaling een opsomming van gerechten kent of een regeling geeft voor zowel de kantongerechten als de rechtbanken, kan de bepaling of zinsnede die betrekking heeft op «het kantongerecht» vervallen (model 4). Ook bij deze aanpassing kan het nodig zijn elders in de wetgeving een voorziening te treffen die ziet op het waarborgen van de specifieke kenmerken van de kantonrechtspraak binnen de rechtbank.

Als gevolg van de opheffing van de kantongerechten als aparte gerechten vervalt «het kanton» als de formeel wettelijke aanduiding van het rechtsgebied van het kantongerecht. Het rechtsgebied van de sector kanton is immers het rechtsgebied van de rechtbank: het arrondissement. In het onderhavige wetsvoorstel wordt het begrip «kanton» in de regel vervangen door: arrondissement (model 5). In een enkel geval wordt het begrip «kanton» gebruikt in de betekenis van (kanton)gerecht. In dat geval wordt kanton vervangen door rechtbank (model 6). Het verdwijnen van het begrip kanton uit de formele wetgeving betekent niet dat het kanton in de rechtspraktijk geen betekenis zal hebben. Krachtens de wet, bij algemene maatregel van bestuur (artikel 2.3.1.2 van het wetsvoorstel 27 181), wordt geregeld dat de huidige kantongerechtlocaties in tact blijven als nevenlocaties van de rechtbank en dat aldaar de kantonzaken worden behandeld die thans ook op die locaties worden behandeld. Daarbij wordt uitgegaan van de bestaande kantons.

Bepalingen waarin het begrip «kantonrechter» voorkomt, kunnen in beginsel ongewijzigd blijven. Zoals hiervoor is aangegeven, blijft het begrip kantonrechter immers in de Wet RO gehandhaafd, als aanduiding van de enkelvoudige kamer van de sector kanton van de rechtbank. Aanpassing van de bepalingen waarin het begrip kantonrechter voorkomt, is slechts nodig, indien de gewijzigde context van de kantonrechtspraak daartoe noopt. Aanpassing vindt eveneens plaats indien impliciet het rechtsgebied wordt geduid. In model zeven worden deze wijzigingen toegelicht.

Met het overhevelen van het hoger beroep in kantonzaken van de rechtbanken naar de gerechtshoven dient een aantal wettelijke bepalingen te worden aangepast of kunnen deze bepalingen vervallen. In model acht worden deze wijzigingen toegelicht.

3.3. Modellen van de aanpassingen als gevolg van de bestuurlijke onderbrenging kantongerechten bij de rechtbanken

Model 1:

Het invoegen van een nieuw artikel, artikellid of volzin, waarin een specifieke regeling wordt gegeven voor (de bevoegdheid van of de procedure bij) de kantonrechter of het hoger beroep in kantonzaken.

In het wetsvoorstel 27 181 verdwijnen de kantongerechten als aparte gerechten uit de Wet RO. Als gevolg hiervan verdwijnen ook de absolute competentieregels voor de kantongerechten uit de wet RO. De absolute competentie van de rechtbanken, waaronder de sector kanton ressorteert, is opgenomen in de artikelen 2.3.1.3, 2.3.1.4 en 2.3.1.5 van het wetsvoorstel 27 181. De kantonzaken zijn hieronder begrepen. Zoals hiervoor is aangegeven, is ervoor gekozen om de zaken die door de enkelvoudige en meervoudige kamer van de sector kanton worden behandeld en beslist bij wet aan te wijzen en het bestuur van het gerecht hier geen bevoegdheid te geven. Hiermee is een belangrijke waarborg gegeven voor het behoud van de kantonrechtspraak binnen de sector kanton van de rechtbank. Dit betekent dat in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorzien in bepalingen waarin de specifieke bevoegdheid van de kantonrechter of de pachtkamer wordt neergelegd. Dit geldt met name voor die zaken die thans in de wet RO zijn opgenomen bij de regeling van de absolute competentie van het kantongerecht. Als voorbeeld wordt gewezen op het voorgestelde nieuwe artikel 382 van het Wetboek van Strafvordering (hoofdstuk 7, artikel 42, onder R). De bepalingen die de bevoegdheid van de kantonrechter om burgerlijke kantonzaken te behandelen en te beslissen, zijn evenwel niet opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel. Zoals in de algemene inleiding (onderdeel 1) is aangegeven, is om technische redenen ervoor gekozen de wijzigingen in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering op te nemen in de Aanpassingswet herziening burgerlijk procesrecht.

Model 1 wordt ook in combinatie gebruikt met andere modellen zoals de modellen 2, 4 en 8. Dit gebeurt indien het nodig is als gevolg van een andere aanpassing een voorziening te treffen ter waarborging van het behoud van de specifieke kenmerken van de kantongerechtsprocedure of van de bevoegdheid van de kantonrechter bij de rechtbank.

Naast de wet RO bevat een aantal bijzondere wetten bepalingen waarin de bevoegdheid van de kantonrechter of «het kantongerecht» is geregeld. Indien die bepalingen een regel van absolute of relatieve competentie bevatten, dient in de nieuwe systematiek de rechtbank, waarbij de kantonrechtspraak is ondergebracht, als het bevoegde gerecht te worden aangemerkt. Teneinde in een dergelijk geval te waarborgen dat binnen de rechtbank de enkelvoudige kamer van de sector kanton de zaak behandelt, wordt een bepaling of zinsnede opgenomen die ertoe strekt de kantonrechter als de behandelende rechter aan te wijzen. In die gevallen wordt in de artikelsgewijze toelichting verwezen naar model 1 in combinatie met model 2.

Ook kan het voorkomen dat een bepaling vervalt waarin een bijzondere regeling voor de kantongerechtsprocedure is opgenomen. Bij een dergelijke situatie kan het nodig zijn een aparte voorziening te treffen voor de procedure bij de kantonrechter. In die gevallen wordt in de artikelsgewijze toelichting verwezen naar model 1 in combinatie met model 4. Hetzelfde geldt voor het hoger beroep in kantonzaken. Ook daarvoor geldt dat in voorkomende gevallen een aparte voorziening getroffen dient te worden die er voor zorg draagt dat specifieke kenmerken van de appelprocedure in kantonzaken bij het onderbrengen van het hoger beroep bij gerechtshoven, behouden blijven.

Model 2:

«kantongerecht» wordt vervangen door: rechtbank;

«kantongerechten» wordt vervangen door: rechtbanken;

«kantongerecht» wordt vervangen door: rechtbank van het arrondissement waar of waarin.

Indien «het kantongerecht» voorkomt in bepalingen waarin een bevoegd gerecht wordt aangewezen, dan wel de bepaling betrekking heeft op de procedure bij kantonzaken, wordt «het kantongerecht» vervangen door: rechtbank. De rechtbank is immers het gerecht waarbij de kantonrechtspraak is ondergebracht, dan wel waar de kantongerechtsprocedure wordt gevoerd. Indien vervolgens niet uit de context van de wettelijke regeling waarin de bepaling voorkomt, blijkt dat de kantonrechter de zaak behandelt of beslist, wordt de desbetreffende bepaling aangevuld met een artikellid of zinsnede, waarin de bevoegdheid van de kantonrechter de zaak te behandelen wordt geregeld, dan wel anderszins geregeld wordt dat de kantonrechter betrokken is. In dat geval wordt, zoals hiervoor bij model 1 is opgemerkt, in de artikelsgewijze toelichting de desbetreffende bepaling toegelicht met een verwijzing naar zowel model 1 als model 2.

Indien uit de bepaling blijkt dat het begrip «kantongerecht» niet alleen is gebruikt in de betekenis van gerecht, maar indirect ook het rechtsgebied onderdeel van de omschrijving deel uitmaakt, wordt bij de aanpassing de bepaling, gekozen voor een formulering waarin het rechtsgebied (arrondissement) apart is opgenomen. In die gevallen wordt «kantongerecht» vervangen door: rechtbank van het arrondissement waarin. Ook voor een dergelijke bepaling geldt, zoals in de vorige passage is aangegeven, dat het nodig kan zijn een aparte zinsnede toe te voegen inzake de bevoegdheid van of procedure bij de kantonrechter. In de artikelsgewijze toelichting wordt zulks tot uitdrukking gebracht door zowel model 1 als model 2 in de toelichting van de bepaling op te nemen.

Model 3:

«kantongerecht» wordt vervangen door: kantonrechter;

«kantongerechten» wordt vervangen door: kantonrechters;

«kantongerecht van» wordt vervangen door: kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.

Komt «kantongerecht» voor in een bepaling in de betekenis van het rechtsprekende orgaan of de behandelende rechter, kan het begrip worden vervangen door: kantonrechter. Zoals meermalen is aangegeven, is dit mogelijk omdat in artikel 2.3.2.1 van het wetsvoorstel 27 181 is geregeld dat de rechter die zitting heeft in de enkelvoudige kamer van de sector kanton van de rechtbank die belast is met de behandeling van kantonzaken, de titel «kantonrechter» draagt.

Indien uit de context van de te wijzigen bepaling blijkt dat met «kantongerecht» indirect ook het rechtsgebied wordt aangegeven, wordt gekozen voor vervanging door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.

Model 4:

Een afdeling, artikel, artikellid, artikelonderdeel of zinsnede, waarin «het kantongerecht» voorkomt vervalt.

Door de bestuurlijke onderbrenging wordt de kantonrechtspraak ondergebracht bij de rechtbanken en verdwijnt het kantongerecht als apart gerecht. Dit betekent dat in bepalingen waarin een opsomming van gerechten is gegeven, waarin de rechtbank voorkomt, de zinsnede met «het kantongerecht» kan vervallen. Het betekent ook dat indien in een wettelijke regeling naast de procedure bij of de bevoegdheid van de rechtbank, een aparte regeling is opgenomen voor de procedure bij of de bevoegdheid van het kantongerecht, de regeling die betrekking heeft op het kantongerecht kan vervallen. Het kan daarbij gaan om een afdeling, artikel, artikellid of artikelonderdeel.

Indien in dergelijke bepalingen bevoegdheidsregels, procedurevoorschriften of andere voorschriften zijn opgenomen die in het bijzonder betrekking hebben op de kantonrechtspraak, wordt tevens voorzien in de opneming van bepalingen waarin de specifieke regelingen inzake de procedure bij of de bevoegdheid van de kantonrechter behouden blijven. In een dergelijk geval zal in de artikelsgewijze toelichting van het artikel dat de aanpassing van de desbetreffende bepaling regelt, zowel model 1 als model 4 voorkomen. Een voorbeeld van een dergelijke aanpassing is te vinden in de Wet tarieven in burgerlijke zaken. Paragraaf 2 van de Eerste titel, waarin het vast recht bij de kantongerechten is geregeld, kan vervallen na onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken. Wel is gekozen voor het behoud van de lagere tarieven voor een procedure voor de kantonrechter met het doel de laagdrempeligheid van de kantonrechtspraak te behouden. Met het oog daarop is artikel 2 van die wet zodanig aangepast dat materieel geen wijziging optreedt voor de justitiabele (zie hoofdstuk 7, artikel, onder B).

Model 5:

«kanton» wordt vervangen door: arrondissement;

«kantons» wordt vervangen door: arrondissementen;

«rechter van het kanton» wordt vervangen door: kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement.

Het kanton is de formeelwettelijke aanduiding van het rechtsgebied van het kantongerecht. Nu de kantonrechtspraak wordt ondergebracht bij de rechtbank, dient dit begrip te worden vervangen. De formeelwettelijke aanduiding van het rechtsgebied van de rechtbank is «arrondissement». In wettelijke bepalingen waarin het begrip «kanton» wordt gebruikt voor de aanduiding van het rechtsgebied van het kantongerecht, wordt het begrip dan ook vervangen door: arrondissement.

Model 6:

«kanton» wordt vervangen door: rechtbank;

«kantons» wordt vervangen door: rechtbanken;

«kanton» wordt vervangen door: rechtbank van het arrondissement.

In een aantal bepalingen wordt «kanton» gebruikt of mede gebruikt in de betekenis van (kanton)gerecht. In die gevallen wordt het begrip vervangen door «rechtbank» of «rechtbank van het arrondissement».

Indien het noodzakelijk is tot uitdrukking te brengen dat de kantonrechter van de rechtbank bevoegd is, wordt het begrip vervangen door: «de kantonrechter van de rechtbank» of door: «de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement».

Ook bij deze aanpassing kan het voorkomen dat een aparte aanvullende voorziening wordt getroffen voor de kantonrechter of voor de procedure in kantonzaken. Een dergelijke aanpassing wordt toegelicht met model 6 en model 1.

Model 7:

«kantonrechter» wordt vervangen door: kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement;

«kantonrechter» wordt vervangen door: rechtbank.

Bepalingen waarin de term «kantonrechter» voorkomt, kunnen in bijna alle gevallen zonder een nadere aanpassing gehandhaafd blijven. Het begrip «kantonrechter» blijft zoals meermalen is aangegeven in de Wet RO gehandhaafd. Uit de context van enkele bepalingen blijkt dat met de aanduiding «kantonrechter» evenwel ook het rechtsgebied wordt bedoeld. In die bepalingen is ervoor gekozen het rechtsgebied, van belang voor de relatieve competentie, expliciet in de bepaling op te nemen.

In een enkel geval wordt het begrip «kantonrechter» gebruikt in de betekenis van «kantongerecht». In die bepalingen wordt kantonrechter vervangen door: rechtbank. Ook hier geldt dat indien niet duidelijk uit de wettelijke regeling blijkt, dat de kantonrechter de zaak behandelt, er een aparte zinsnede wordt toegevoegd, waaruit die bevoegdheid wel blijkt. De aanpassing wordt dan toegelicht met een verwijzing naar model 7 en model 1.

Model 8:

«de rechtbank» wordt vervangen door: het gerechtshof;

«de rechtbank» vervalt;

het artikel of de afdeling, waarin de regeling inzake het hoger beroep; bij de rechtbank is opgenomen vervalt.

Het hoger beroep in kantonzaken waartoe de rechtbanken onder de huidige wet bevoegd zijn, wordt in het wetsvoorstel 27 181 opgedragen aan de gerechtshoven. Dit betekent dat in de bepalingen waarin het hoger beroep in kantonzaken wordt geregeld, «de rechtbank» wordt vervangen door: het gerechtshof. Indien in een wettelijke regeling naast de regeling voor het hoger beroep bij het gerechtshof een apart artikel of afdeling is opgenomen, waarin het hoger beroep bij de rechtbanken is geregeld, kan dat artikel of die afdeling vervallen. Het onderbrengen van het hoger beroep in kantonzaken bij het gerechtshof betekent voorts dat in de bepalingen waarin een opsomming is gegeven van beroepsinstanties «de rechtbank» uit de opsomming verdwijnt.

In een enkel geval is het noodzakelijk om een aparte regeling te treffen voor het hoger beroep in kantonzaken. In dat geval wordt daartoe een regeling getroffen bij de bepalingen die het hoger beroep bij het gerechtshof regelen. In de toelichting wordt dan verwezen naar zowel model 1 als model 4. Een voorbeeld is te vinden in het Wetboek van Strafvordering. Als gevolg van het onderbrengen van het hoger beroep in kantonzaken bij de gerechtshoven kan de tweede afdeling van Titel II van het Derde Boek, waarin het hoger beroep bij de rechtbanken is geregeld, vervallen. Wel zijn de specifieke kenmerken van de appelprocedure in kantonzaken gehandhaafd. Daartoe is een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering opgenomen, zoals de nieuwe artikelen 411, tweede lid, 422, vijfde lid, 425 2n 426 (hoofdstuk 7, artikel PM, onder BB–EE).

4. Wijzigingen in de wet RO inzake de organisatie van de rechtbanken en gerechtshoven

In onderdeel 4 worden alleen behandeld die wijzigingen in de wet RO die betrekking hebben op de organisatie van de rechtbanken en de gerechtshoven indien en voor zover die wijzigingen gevolgen hebben voor de bijzondere wetgeving.

4.1. De organisatie van de rechtbanken en de gerechtshoven in het wetsvoorstel 27 181

In artikel 2.2.1.2 van het wetsvoorstel 27 181 wordt bij de rechtbanken en de gerechtshoven een bestuur ingesteld bestaande uit een voorzitter, een lid die geen rechter is en de voorzitters van de sectoren. De voorzitter van het bestuur draagt de titel: president. Het bestuur is belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht. Aan het bestuur worden de bevoegdheden toegekend die nodig zijn voor de uitvoering van deze taken. Voor dit wetsvoorstel is van belang te melden dat het bestuur de bevoegdheid krijgt tot het vormen en bezetten van de enkelvoudige en meervoudige kamers van het gerecht en dat het bestuur optreedt als functionele autoriteit, dan wel als bevoegd gezag van respectievelijk de rechters en de gerechtsambtenaren. Dit laatste geldt niet voor het treffen van de disciplinaire maatregelen jegens rechters. Die bevoegdheid komt alleen toe aan de voorzitter van het gerechtsbestuur, de president. De president heeft voorts tot taak het gerecht naar buiten toe te vertegenwoordigen en het overleg te voeren met derden.

De rechtsprekende taken van het gerecht zijn ondergebracht bij de enkelvoudige en meervoudige kamers van het gerecht (artikel 2.1.5 van het wetsvoorstel 27 181). In onderdeel 3 is reeds melding gemaakt van de enkelvoudige en meervoudige kamers van de rechtbank die kantonzaken behandelen.

Naast de reguliere enkelvoudige en meervoudige kamers worden in de wet RO ook alle bijzondere kamers van de rechtbanken en gerechtshoven geregeld. De bijzondere kamers van de rechtbank zijn opgenomen in paragraaf 2.3.3 van het wetsvoorstel 27 181; die van de gerechtshoven in paragraaf 2.4.2. Dit is nieuw ten opzichte van de huidige situatie. In de nieuwe opzet is gekozen voor een eenduidige regeling waarbij de bijzondere kamers en hun samenstelling in de wet RO zijn opgenomen en de specifieke bevoegdheidsregels en andere bepalingen uit de wet RO verdwijnen. Indien in de bijzondere kamers deskundige leden of lekenrechters zitting hebben, zijn in de desbetreffende bepalingen de artikelen 2.1.6, derde lid (geheimhouding beraadslagingen raadkamer), 2.1.10 (niet inlaten met partijen) en 2.1.11 (geheimhouding) van overeenkomstige toepassing verklaard. Tevens is in de wet RO een algemene regeling opgenomen voor het voorzitterschap van die kamers en de nietigheid van uitspraken die worden gedaan door de kamers in een andere dan de voorgeschreven samenstelling.

Naast de bestaande bijzondere enkelvoudige en meervoudige kamers wordt een nieuwe enkelvoudige kamer geïntroduceerd voor zaken, waarvoor in verband met onverwijlde spoed een voorziening wordt gevraagd (artikelen 2.3.3.1 en 2.4.2.1). Deze enkelvoudige kamers kunnen ook andere bij wet aan hen toebedeelde zaken behandelen. De rechter die zitting heeft in deze enkelvoudige kamer draagt de titel: de voorzieningenrechter.

4.2. Aanpassingen als gevolg van de wijzigingen in RO inzake de organisatie van de gerechten

De aanpassing van de bijzondere wetgeving als gevolg van de hiervoor beschreven wijzigingen in de wet RO concentreren zich rond de aanpassing van bepalingen waarin het begrip «president» voorkomt en de aanpassing van wetgeving als gevolg van de nieuwe systematiek inzake de regeling van de bijzondere enkelvoudige of meervoudige kamers. Voor een deel is hier sprake van overlap, indien de aanpassingen van de bepalingen waarin de «president» voorkomt, zien op taken die de voorzieningenrechter, de bijzondere enkelvoudige kamers, bedoeld in de artikelen 2.3.3.1 en 2.4.2.1, zal gaan verrichten.

In een groot aantal bepalingen komt het begrip «president» voor. In die bepalingen worden aan «de president» taken en bevoegdheden toegekend. Het gaat daarbij om zowel rechterlijke taken en bevoegdheden als om rechtspositionele of andere meer bestuurlijke taken en bevoegdheden. Een groot aantal van deze bepalingen dient te worden aangepast. Het begrip «president» blijft weliswaar gehandhaafd in de nieuwe structuur, maar krijgt een andere betekenis. In de nieuwe wettelijke structuur is «de president» de titel van de voorzitter van het gerechtsbestuur, een bestuurlijke functie. Het begrip «president» als aanduiding van een rechtsprekende functionaris verdwijnt. In de opsomming van de rechterlijk ambtenaren met rechtspraak belast werkzaam bij de rechtbanken en de gerechtshoven (artikelen 2.3.1.1 en 2.4.1.1 van het wetsvoorstel 27 181) is het begrip «president» verdwenen.

De modellen 9 en 10 behandelen de aanpassingen van het begrip «president». Bij de aanpassing van bepalingen, waarin het begrip «president» voorkomt, is de volgende leidraad gehanteerd.

In bepalingen waarin taken en bevoegdheden worden geregeld die ook in het nieuwe systeem tot de taken van de president, als voorzitter van het bestuur, toegekend kunnen worden, kan het begrip gehandhaafd blijven. Indien in een bepaling aan «de president» bevoegdheden worden toegekend die in het nieuwe systeem aan het bestuur toekomen, zoals de vorming en bezetting van kamers, wordt «president» vervangen door: het bestuur. Deze aanpassingen worden toegelicht in model 9. Worden in wettelijke bepalingen aan de president rechtspositionele bevoegdheden toegekend, is telkenmale bezien of het handelt om de uitoefening van een tuchtrechtelijke bevoegdheid jegens personen die met rechtspraak zijn belast, dan wel om andere rechtspositionele bevoegdheden die in het wetsvoorstel 27 181 aan het bestuur zijn toegekend. In het eerste geval behoeft het begrip «president» geen aanpassing (artikel 66 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet). In het tweede geval dient «de president» vervangen te worden. In de aanpassing van het begrip «president» in de overige rechtspositionele bepalingen voorziet het wetsvoorstel 27 181, dat de WRRA wijzigt. In artikel 1 van de WRRA (artikel II, onder A, van het wetsvoorstel 27 181) wordt het bestuur aangewezen als de functionele autoriteit van de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast bij de rechtbanken en de gerechtshoven.

Bepalingen waarin aan «de president» rechtsprekende of daarmee samenhangende taken of bevoegdheden worden toegekend, dienen te worden aangepast. Het gaat daarbij onder meer om: het geven van uitspraken in kort geding, het treffen van voorlopige voorzieningen, beslaglegging, executie, arbitrage, legaliseren van handtekeningen, de toekenning van vergoedingen, verstrekken van exploten. In dergelijke bepalingen wordt het begrip «president» vervangen door: de voorzieningenrechter. Deze aanpassing wordt toegelicht in model 10. Deze laatste wijziging hoeft overigens geen trendbreuk te betekenen voor de bestaande praktijk. Ook nu is het zo dat naast de president andere rechters die niet die rang hebben, genoemde taken en bevoegdheden uitoefenen. De wijziging staat er ook niet aan in de weg dat de rechter die voorzitter is van het gerechtsbestuur, als voorzieningenrechter kan optreden. Hij is immers rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast en kan in die hoedanigheid zitting nemen in bedoelde enkelvoudige kamer.

De keuze voor een eenduidige systematiek bij de regeling van de bijzondere enkelvoudige en meervoudige kamers heeft gevolgen voor de wetgeving van het desbetreffende rechtsgebied.

In de huidige wetgeving is het betrekkelijk willekeurig of een bijzondere enkelvoudige of meervoudige kamer is geregeld in de wet RO of in een andere wet. Dit geldt zowel voor de regeling van de samenstelling van die kamers, de benoeming van de lekenrechters, de regeling van de specifieke bevoegdheid van die kamers, de bepalingen over het voorzitterschap, de nietigheid van uitspraken, de geheimhouding, als het niet inlaten met procespartijen. In het wetsvoorstel 27 181 is, zoals hiervoor aangegeven, ervoor gekozen alle bijzondere kamers en de samenstelling daarvan, en de andere in onderdeel 4.1 genoemde onderwerpen te regelen in de wet RO. De benoeming van de lekenrechters en specifieke bevoegdheden van de kamers zijn evenwel niet langer geregeld in de Wet RO. Het onderhavige wetsvoorstel regelt dat de bepalingen die uit de wet RO zijn verdwenen alsnog worden opgenomen in de bijzondere wet, waarin ook het materiele of procesrecht van de kamers is geregeld, dan wel dat de bepalingen die in het wetsvoorstel 27 181 zijn opgenomen, vervallen in de bijzondere wetgeving waarin zij thans geregeld zijn. Deze aanpassingen worden toegelicht in model 11.

4.3. De modellen van aanpassingen als gevolg van de wijzingen in RO inzake de organisatie

Model 9:

«de president» wordt vervangen door: het bestuur.

In een enkele bepaling wordt in een bepaling aan «de president» taken toegekend die in de wet RO, zoals deze wordt gewijzigd door het wetsvoorstel 27 181, worden opgedragen aan het bestuur van het gerecht. Het gaat bijvoorbeeld om het vormen en bezetten van meervoudige kamers. In die bepalingen wordt «president» vervangen door: het bestuur.

Model 10:

«president» wordt vervangen door: voorzieningenrechter;

«president van het gerecht» wordt vervangen door: voorzieningenrechter van de rechtbank of het gerechtshof;

«president van de rechtbank» wordt vervangen door: voorzieningenrechter van de rechtbank;

«voorzitter van het gerecht» of «voorzitter van het college» wordt vervangen door: de voorzieningenrechter.

In het nieuwe begrippenkader wordt het begrip «president» gebruikt als aanduiding van de voorzitter van het gerechtsbestuur, een bestuurlijke functie. De «president» als aanduiding van een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast verdwijnt (zie artikelen 2.3.1.1 en 2.4.1.1 van het wetsvoorstel 27 181). Als gevolg daarvan dienen de bepalingen te worden aangepast, waarin aan de «president» rechtsprekende of daarmee samenhangende bevoegdheden of taken worden toegekend. Het gaat om zeer uiteenlopende taken en bevoegdheden die in de praktijk ook door andere rechters dan de president worden uitgevoerd, zoals: het geven van uitspraken in kort geding, het treffen van voorlopige voorzieningen, beslaglegging, executie, arbitrage, legaliseren van handtekeningen, de toekenning van vergoedingen, verstrekken van exploten. Uit de context van de desbetreffende bepaling of de wetsgeschiedenis valt op te maken dat beoogd is die taken of bevoegdheden toe te kennen aan een met rechtspraak belaste functionaris. In deze bepalingen wordt het begrip «president» vervangen door: voorzieningenrechter. Dit is de aanduiding van de rechter die zitting heeft in de enkelvoudige kamers van de rechtbank of het gerechtshof, die worden belast met de uitoefening van deze taken en bevoegdheden.

Model 11:

Het invoegen van een nieuw artikel, artikellid, of volzin, waarin een specifieke bevoegdheidsregel voor of een regeling van de benoeming van de lekenrechters van een bijzondere kamer van de rechtbank of het gerechtshofregeling, wordt gegeven.

Het laten vervallen van een bepaling, waarin een bijzondere kamer en haar samenstelling is geregeld, dan wel een andere regeling is opgenomen die ook voor de bijzondere kamers in de wet RO is geregeld.

Het opnemen van een verwijzing naar artikelen uit de wet RO, of een vervanging van artikelen waarin wordt verwezen naar artikelen waarin een bijzondere kamer is geregeld.

In het wetsvoorstel 27 181 is ervoor gekozen een eenduidige systematiek te hanteren bij de regeling van de bijzondere enkelvoudige en meervoudige kamers bij de rechtbanken en de gerechtshoven. In de huidige wetgeving zijn de regels over de samenstelling en de bevoegdheidregels van deze kamers in zowel de wet RO, als in specifieke wetgeving te vinden. In het wetsvoorstel 27 181 is ervoor gekozen alle bijzondere kamers en hun samenstelling te regelen in de wet RO; deze zijn opgenomen in de paragrafen 2.3.3 en 2.4.3. Dit betekent dat bepalingen in andere wetgeving, waarin de bijzondere kamers zijn geregeld, kunnen vervallen.

Tevens worden in het wetsvoorstel 27 181 de artikelen 2.1.6, derde lid, 2.1.10 en 2.1.11 van de wet RO van toepassing verklaard op de deskundige leden van de bijzondere kamers. In de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 is ook voor deze bijzondere kamers een regeling getroffen voor het voorzitterschap (artikel 2.1.5) en de nietigheid van de uitspraken (artikel 2.1.4). Dit betekent dat de bepalingen uit de specifieke wetgeving, waarin dergelijke regelingen zijn opgenomen kunnen vervallen.

Daarnaast bevat de huidige wet RO in een enkel geval specifieke bevoegdheidsregels voor deze kamers. Deze bevoegdheidsregels zullen als gevolg van het wetsvoorstel 27 181 uit de wet RO verdwijnen. In het onderhavige wetsvoorstel worden die bevoegdheidsregels overgeheveld naar de desbetreffende specifieke wetgeving.

De benoeming van de deskundige leden en hun plaatsvervangers in de bijzondere kamers wordt in een enkel geval ook geregeld in de wet RO. In het wetsvoorstel zijn deze bepalingen niet langer in de Wet RO opgenomen. Ook hier geldt dat in de specifieke wetgeving een bepaling wordt opgenomen die de benoeming van de deskundige leden en hun plaatsvervangers regelt.

5. Overige wijzigingen in de wet RO, vernummeringen en terminologische aanpassingen

5.1. Overige wijzingen in de wet RO in het wetsvoorstel 27 181

In het wetsvoorstel 27 181 is de keuze gemaakt de rechtspositionele bepalingen inzake de rechterlijk ambtenaren die in de wet RO zijn op genomen over te hevelen naar de WRRA. Dit betekent dat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel 27 181, de WRRA alle rechtspositionele bepalingen bevat voor de rechterlijk ambtenaren. Voor het onderhavige wetsvoorstel is relevant de overheveling van de bepalingen die de benoemingseisen, de waarschuwing, berisping, schorsing en ontslag regelen. De benoemingseisen worden in het wetsvoorstel 27 181 geregeld in artikel 1d van de WRRA. De regeling van de waarschuwing, berisping, schorsing en ontslag worden geregeld in hoofdstuk 6A van de WRRA.

Het externe klachtrecht is nog niet in het wetsvoorstel 27 181 opgenomen. Daartoe wordt separaat een wetsvoorstel ingediend. Dit betekent dat zolang het klachtrecht niet in de wet RO is opgenomen, een overgangsvoorziening wordt getroffen die het huidige klachtrecht in stand laat. Deze voorziening is, voor zover het gaat om rechterlijk ambtenaren of de deskundige leden of de lekenrechters die zitting hebben in een bijzondere kamer, geregeld in het wetsvoorstel 27 181. Voor zover in bijzondere wetgeving de klachtenregeling jegens rechters van overeenkomstige toepassing is verklaard op anderen dan rechterlijk ambtenaren, wordt in het onderhavige wetsvoorstel daarvoor een voorziening getroffen (artikel 3 van hoofdstuk 15).

5.2. Aanpassingen als gevolg van de overige wijzigingen in de wet RO, vernummeringen en terminologische aanpassingen

De overheveling van de rechtspositionele bepalingen van de wet RO naar de WRRA heeft consequenties voor de bijzondere wetgeving. In een aantal wetten zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing verklaard voor bepaalde personen. Deze aanpassingen worden toegelicht in model 12

In het wetsvoorstel 27 181 worden hoofdstukken 1, 2 en 5 van de wet RO voorzien van een nieuwe nummering. Als gevolg daarvan dient de wetgeving waarin een verwijzing plaatsvindt naar een artikel uit deze hoofdstukken te worden aangepast. Deze aanpassingen worden in de artikelsgewijze toelichting toegelicht met model 13.

Indien een bepaling een verwijzing bevat naar de artikelen 14a tot en met 14e van de wet RO, waarin het externe klachtrecht is geregeld, kan de bepaling vervallen. Zoals hiervoor is aangegeven bevatten het wetsvoorstel 27 181 en het onderhavige wetsvoorstel een overgangsvoorziening, waarin de artikelen 14a tot en met 14e van de huidige wet RO van kracht blijven. Deze aanpassingen worden eveneens toegelicht met een verwijzing naar model 13 en een verwijzing naar de desbetreffende overgangsbepaling.

Tevens wordt een aantal terminologische wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen worden toegelicht in model 14.

5.3. Modellen van de aanpassingen als gevolg van de overige wijzigingen in de wet RO, vernummeringen en de terminologische aanpassingen

Model 12:

Een verwijzing naar een artikel of artikelen uit de Wet RO wordt vervangen door een verwijzing naar een artikel of artikelen uit de WRRA.

Een aantal artikelen in de wet RO heeft betrekking op de rechtspositie van rechterlijk ambtenaren en zal worden overgeheveld naar de WRRA. Het betreft de volgende artikelen uit de wet RO:

• artikelen 3, 4, 7a, 35, 36,48, 84a (benoeming) worden: artikelen 1a–1d WRRA

• artikel 11–12a (ontslag) wordt: artikelen 46h–46n WRRA

• artikel 13 (schorsing) wordt: artikel 46f WRRA

• artikelen 13a en 13b (procedure bij de HR) wordt: artikelen 46o–46p WRRA

• artikel 14 (waarschuwing) wordt: artikelen 46c–46e WRRA

In een aantal wetten zijn een of meer van deze bepalingen van toepassing of van overeenkomstige toepassing verklaard op leden van colleges die met rechtspraak of met tuchtrechtspraak zijn belast. In een enkel geval ook op andere functionarissen.

Als gevolg van de overheveling van deze bepalingen naar de WRRA dienen de bepalingen waarin een verwijzing voorkomt naar een of meer van deze bepalingen te worden aangepast.

Bij de omzetting van de rechtspositionele bepalingen uit de Wet RO bleek dat de verwijzingen in een aantal gevallen diende te worden aangepast. Dit is het geval, indien in de desbetreffende wetgeving de wijzigingen in rechtspositionele bepalingen uit de Wet RO als gevolg van de invoering van de Aanpassingswet privatisering ABP (Stb. 1997, 162), de zogenaamde WAO-conformiteit, niet zijn doorgevoerd. Als gevolg van deze aanpassingswet zijn drie artikelen, te weten de artikelen 11a, 11b en 11c aan de Wet RO toegevoegd. De artikelen 12, 12a en 13 van de Wet RO zijn in verband daarmee gewijzigd. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de aanpassingen als gevolg van de Aanpassingswet privatisering ABP alsnog door te voeren. In dat geval worden de artikelen 46i, 46j en in een enkel geval 46k van de Wrra van overeenkomstige toepassing verklaard.

In een enkele bepaling worden «de artikelen 11 tot en met 14e van de Wet op de rechterlijke organisatie» van overeenkomstige toepassing verklaard. Een voorbeeld daarvan is artikel 5, zesde lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931. Bij een dergelijke redactie is de zogenaamde WAO-conformiteit automatisch doorgevoerd. Bij de omzetting naar de Wrra zijn evenwel niet in alle gevallen, alle bepalingen uit de Wrra overgenomen. Op het punt van het herplaatsingsregime (artikel 11c van de Wet RO; artikel 46k Wrra) is de positie van de rechters-plaatsvervangers bij de rechtbanken gevolgd. In de eerste nota van wijziging bij het wetsvoorstel 27 181 is ervoor gekozen het herplaatsingsregime, zoals neergelegd in artikel 46i, eerste lid, onder c, Wrra en artikel 46k Wrra niet van toepassing te laten zijn op de rechters-plaatsvervangers en de raadsheren-plaatsvervangers, vanwege het karakter van die benoeming (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 181, nr. 7, p. 28–29). Deze positie is vergelijkbaar met de lekenrechters of andere functionarissen waarvoor de rechtspositionele bepalingen van rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. In die gevallen worden artikel 46i, eerste lid, onder c, en artikel 46k niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Bij de lekenrechters en de tijdelijk benoemde functionarissen is er ook van afgezien artikel 46n Wrra van overeenkomstige toepassing te verklaren. Hierop is een uitzondering gemaakt voor het College bescherming persoonsgegevens en de Commissie gelijke behandeling, omdat de leden daarvan salaris ontvangen.

Ook bleek het in een enkel geval nodig een inhoudelijke aanpassing door te voeren, indien artikel 11, onderdeel d, van de Wet RO van overeenkomstige toepassing is verklaard. Artikel 11 van de Wet RO regelt het disciplinaire ontslag, nadat voor de gedragingen uit dat artikelonderdeel eerder een waarschuwing is gegeven. Een eerdere waarschuwing is dus een voorwaarde voor een disciplinair ontslag op grond van artikel 11, onderdeel d. De van overeenkomstige toepassing van laatstgenoemd artikelonderdeel impliceert, dat ook geregeld moet zijn, dat de disciplinaire maatregel van de waarschuwing moet kunnen worden opgelegd. De waarschuwing wordt geregeld in artikel 14 van de Wet RO. Bij de aanpassing bleek evenwel in een enkel geval dat artikel 11, onderdeel d, van de Wet RO wel van overeenkomstige toepassing was verklaard, maar dat dat niet gold voor artikel 14 van die wet. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om deze omissie recht te zetten. Dit betekent dat naast artikel 46c, derde lid (disciplinair ontslag in de zin van artikel 11, onderdeel d, van de huidige Wet RO) ook de artikelen 46c, eerste lid, en 46d, waarin de disciplinaire maatregel van de waarschuwing is geregeld, van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Voorbeelden van een dergelijke aanpassing zijn te vinden in artikel 54, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet gelijke behandeling, artikel 63 van de Zaaizaad- en plantgoedwet.

Model 13:

Een verwijzing naar een artikel of artikelen uit de Wet RO wordt vervangen door een verwijzing naar het nieuwe artikel of nieuwe artikelen in de Wet RO.

Een verwijzing naar de artikelen 14a–14e van de wet RO vervalt.

In het wetsvoorstel 27 181 worden hoofdstukken 1, 2 en 5 van de wet RO voorzien van een nieuwe nummering. Als gevolg daarvan dient de wetgeving waarin een verwijzing plaatsvindt naar een bepaling uit deze hoofdstukken te worden aangepast. De nieuwe bepalingen van de wet RO in het wetsvoorstel 27 181 zijn voorzien van een voorlopige nummering. Artikel 4 van hoofdstuk 15 voorziet in de mogelijkheid deze voorlopige nummering om te zetten in de definitieve.

In de artikelen 14a tot en met 14e van de Wet RO is het klachtrecht jegens gedragingen van rechters opgenomen. De regeling van het klachtrecht wordt thans herzien. In het wetsvoorstel 27 181 keren de artikelen 14a tot en met 14e niet terug. Het wetsvoorstel 27 181 treft een voorziening voor het klachtrecht voor de periode dat er nog geen nieuwe klachtenregeling is. Tot het moment dat de nieuwe klachtenregeling van kracht is, zullen de artikelen 14a tot en met 14e van de huidige wet RO van kracht blijven. In artikel XIIa van het wetsvoorstel 27 181 is deze voorziening getroffen voor de behandeling van klachten jegens rechters en de deskundige leden of de lekenrechters van de bijzondere meervoudige kamers van de rechtbanken en gerechtshoven.

Voor het onderhavige wetsvoorstel betekent het bovenstaande dat de zinsnede in bepalingen waarin een verwijzing voorkomt naar de artikelen 14a tot en met 14e van de wet RO, vervalt. In de toelichting wordt deze aanpassing voorzien van een verwijzing naar model 13 en naar artikel XIIa van het wetsvoorstel 27 181.

Het onderhavige wetsvoorstel treft een gelijke voorziening voor de klachtbehandeling van de colleges met een rechtsprekende taak die niet tot de rechterlijke macht behoren en de tuchtrechtelijke colleges (artikel 3 van hoofdstuk 15). De artikelen 14a tot en met 14e van de Wet RO blijven ook ten aanzien van die colleges van kracht tot het moment dat de nieuwe klachtenregeling in werking treedt. Als gevolg van de regeling in artikel 3 van hoofdstuk 15 kan in de wetgeving waarin de artikelen 14a tot en met 14e van de wet RO van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, de daarop betrekking hebbende zinsnede vervallen. In de toelichting op een dergelijke bepaling wordt dit toegelicht met een verwijzing naar model 13 en naar artikel 3 van hoofdstuk 15 van het onderhavige wetsvoorstel.

Model 14:

«arrondissementsrechtbank» wordt vervangen door: rechtbank;

de gebruikte terminologie wordt gemoderniseerd of verbeterd.

In het wetsvoorstel 27 181 wordt het gerecht in eerste aanleg aangeduid met «rechtbank», in navolging van de Algemene wet bestuursrecht en het wetsvoorstel Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (kamerstukken II, 1999–2000, 26 855). Indien een bepaling als gevolg van het wetsvoorstel 27 181 aangepast diende te worden, is van de gelegenheid gebruik gemaakt ook het begrip arrondissementsrechtbank te vervangen door: rechtbank.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om in voorkomende gevallen de tekst van artikelen te moderniseren of verouderde begrippen of namen aan te passen. Dit is uitsluitend gebeurd in bepalingen, waarin aanpassingen aan het wetsvoorstel 27 181 noodzakelijk waren. Zo is het woord «kanton-regter» aangepast aan de huidige schrijfwijze, als in het voorkomende artikel ook het woord kanton gebruikt is, een term die in de nieuwe situatie niet meer voorkomt en dus aanpassing behoefde.

Bij de inventarisatie bleek dat in oude wetten in een enkel geval het begrip «ressort» dat thans gebruikt wordt voor de aanduiding van het rechtsgebied van het gerechtshof, ook gebruikt werd voor de aanduiding van het rechtgebied van de kantongerechten en van de rechtbanken (art. 1103 Boek 4 BW). Bij de aanpassing van dergelijke bepalingen is dit begrip vervangen door: arrondissement.

In een enkel geval is de terminologie aangepast, omdat in een bepaling begrippen zijn gebruikt die de absolute of relatieve competentie van een gerecht aangeven («kennis nemen van» of «is bevoegd»), terwijl de desbetreffende bepaling beoogt te regelen dat een bepaalde enkelvoudige of meervoudige kamer van het gerecht de zaak behandelt. Deze terminologie komt voor in bepalingen inzake de kantonrechter, maar ook in bepalingen inzake bijzondere enkelvoudige of meervoudige kamers van de rechtbanken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In de artikelsgewijze toelichting wordt zo veel mogelijk verwezen naar het model dat van toepassing is. Vanwege de duidelijkheid is er in een enkel geval voor gekozen de te wijzigen bepaling geheel uit te schrijven.

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN

Artikel 1. Noodwet rechtspleging

A

1. Model 4 en model 14

2. Model 14

B

Model 4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in een noodtoestand de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast tijdelijk raadsheer-plaatsvervanger te maken bij een door de Minister van Justitie aangewezen gerechtshof en de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast bij het gerechtshof tijdelijk rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger te maken bij een door de Minister van Justitie aangewezen rechtbank.

C

1. Model 13

2. Model 4 en model 14

D, F en H

Model 4 en model 14

E

Artikel 7 is herschreven in verband met de nieuwe regeling voor de griffier in artikel 2.2.1.1 van het wetsvoorstel 27 181.

G

Model 13

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 1. Algemene wet gelijke behandeling

A

1. Model 12

2. Model 12 en model 13; zie ook artikel 3 van hoofdstuk 15 en de daarbijbehorende toelichting.

3. Model 13

B

Model 12

Artikel 2. Ambtenarenwet

1. Model 2

2, 3 en 4. Model 13

Artikel 3. Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

Model 2

Artikel 4. Wet op de parlementaire enquête

1. Model 10

2. Model 14

Artikel 5. Wet op de Raad van State

A

Model 12

B

Model 12

C

Model 10

D

Het begrip president kan vervallen. Vervanging van «de president» door «de voorzieningenrechter» is in deze bepaling niet nodig. De bestaande tekst van artikel 39, derde lid, spreekt van «enkelvoudige kamer», daaronder is de voorzieningenrechter begrepen.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Enig artikel. Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1905

1. Model 14

2. Model 2 en model 14

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN DEFENSIE

Artikel 1. Militaire ambtenarenwet 1931

1. Model 11

2. Model 13

3. Model 12

Artikel 2. Wet gewetensbezwaren militaire dienst

1. Model 14

2. Model 12

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Artikel 1. Handelsregisterwet 1996

Model 5

Artikel 2. Mededingingswet

Model 10

Artikel 3. Wet op de Accountants-Administratieconsulenten

A

Model 12 en model 13. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de disciplinaire maatregel van artikel 46c, eerste lid, onder a, Wrra van overeenkomstige toepassing te verklaren. Zie ook artikel 3 van hoofdstuk 15 en de daarbijbehorende toelichting.

B

Model 2. Bij het eerste gebruik van «ter griffie» is voor de duidelijkheid toegevoegd: het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 4. Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997

Model 7

Artikel 5. Wet op de Registeraccountants

Model 2. Bij het eerste gebruik van «ter griffie» is voor de duidelijkheid toegevoegd: het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN FINANCIËN

Artikel 1. Algemene wet inzake rijksbelastingen

A

Model 10

B

Artikel 95, derde lid, kan vervallen, omdat het oud overgangsrecht bevat dat niet meer wordt toegepast.

Artikel 2. Comptabiliteitswet

Model 12

Artikel 3. Invorderingswet 1990

Model 10

Artikel 4. Successiewet 1956

Model 5

Artikel 5. Wet inzake de wisselkantoren

Model 10

Artikel 6. Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996

Model 10

Artikel 7. Wet regelen nopens beheer schuldregisters voor geldleningen ten laste van het Rijk

Model 14 en model 10

Artikel 8. Wet overbrenging consignatiekas naar de Nederlandsche Bank

Model 7

Artikel 9. Wet toezicht beleggingsinstellingen

Model 10

Artikel 10. Wet toezicht effectenverkeer 1995

Model 10

Artikel 11. Wet toezicht kredietwezen 1992

Model 10

Artikel 12. Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Model 10

Artikel 13. Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

A en B

Model 10

HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN JUSTITIE

Artikel 1. Advocatenwet

A en B

Model 12 en model 13. Zie ook artikel 3 hoofdstuk 15 en de toelichting bij dat artikel.

Artikel 2. Algemene wet bestuursrecht

Model 10

Artikel 3. Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden

Model 7

Artikel 4. Beroepswet

A

Model 10

B

Het begrip president kan vervallen. Vervanging van «de president» door «de voorzieningenrechter» is in deze bepaling niet nodig. De bestaande tekst spreekt van «enkelvoudige kamer», daaronder is de voorzieningenrechter begrepen.

Artikel 5. Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

A

Model 8

B – E en G – J

Model 2

F

1. Model 7

2. Model 5

Artikel 6. Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

A en C – F

Model 10

B

Model 10 en model 14

Artikel 7. Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek

A en B

Model 10

Artikel 8. Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek

A

Model 5

B

Model 14

Artikel 9. Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek

1 en 3. Bij de invoering van de wet van 29 juni 1994 (Stb. 506) is verzuimd om artikel 147 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek aan te passen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt, dit verzuim alsnog te herstellen.

2. Model 5

Artikel 10. Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

Model 10

Artikel 11. Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek

Model 6

Artikel 12. Faillissementswet

A

Model 10

B

1. Model 4 en model 14.

2. Model 4

C en D

Model 4

E

Model 10

Artikel 13. Gerechtsdeurwaarderswet

A

Model 10

B en C

Model 14

D

Model 12 en model 13, zie ook artikel 3 van hoofdstuk 15 en de daarbijbehorende toelichting.

E en F

In de artikelen 37, vierde lid, en 45, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de artikelen 512 tot en met 524 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarbij is geen rekening gehouden met de wijzigingen in Titel 4 van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering als gevolg van de wet van 16 december 1993 (Stb. 650). Dit verzuim wordt thans hersteld. De verwijzing naar de artikelen 512 tot en met 524 van het Wetboek van Strafvordering wordt vervangen door een verwijzing naar Titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien artikel 522 van het Wetboek van Strafvordering is vervallen, komt ook het onderdeel d te vervallen. De oude formuleringen «voordracht tot wraking» en «redenen tot de voordracht» worden vervangen door de juiste nieuwe formuleringen.

Artikel 14. Handelsnaamwet

1. Model 2 en model 1

2. Model 8

Artikel 15. Pachtwet

A

Model 12

B en N – P

Model 2

C

Model 4

D

1. Model 11 en model 14

2 en 3. Model 14

E

Model 12

F

Aangezien de pachtkamers onder de rechtbank ressorteren is de president in de nieuwe systematiek bevoegd een disciplinaire maatregel op te leggen.

G

Model 13. Zie ook artikel XIIa van het wetsvoorstel 27 181, waarin een voorziening is getroffen voor het klachtrecht jegens de deskundige leden van de pachtkamers en hun plaatsvervangers.

H

Model 11

I

1 en 2. Model 11

3. Model 14

4. Aangezien deze pachtkamer onder het gerechtshof ressorteert, is de president in de nieuwe systematiek bevoegd een disciplinaire maatregel op te leggen.

J

Model 11

K en L

Model 2 en model 14

M

Model 4

Artikel 16. Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk

Model 10

Artikel 17. Vreemdelingenwet 2000

A

Model 13. Het tweede, derde en vierde lid, zijn overbodig geworden door artikel 2.2.1.6 zoals opgenomen in het wetsvoorstel 27 181. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nevenzittingsplaatsen worden aangewezen, ook buiten het arrondissement. Tevens kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven over de verdeling van zaken. Indien geen regels bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld voor de verdeling van zaken, is het bestuur van de rechtbank Den Haag bevoegd regels over de verdeling van zaken bij bestuursreglement te geven. Het bestuursreglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

B

Model 10

Artikel 18. Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

A

Model 3

B

Model 1 en model 2

C, D, F, H, I, K

Model 2

E

Model 3

G

1. Model 2 en model 3

2. Model 3

J

1 en 2. Model 3

3. Model 2

L

1 en 5. Model 3

2, 3 en 4. Model 2

M

1. Model 3 en model 5

2. Model 2

N

1. Model 2

2. Model 5

3. Model 2 en model 5

Artikel 19. Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen

Model 4

Artikel 20. Wet bescherming persoonsgegevens

A en B

Model 12

Artikel 21. Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie

A

Model l0

B

Het begrip president kan telkens vervallen. Vervanging van «de president» door «de voorzieningenrechter» is in deze bepaling niet nodig. De bestaande tekst spreekt van «enkelvoudige kamer», daaronder is de voorzieningenrechter begrepen.

Artikel 22. Wet conflictenrecht erfopvolging

Model 10

Artikel 23. Wet op de economische delicten

A – C

Model 11

Artikel 24. Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag

Model 14

Artikel 25. Wet op het notarisambt

A

Model 10

B

Model 7

C

1. Model 12

2. Model 13. Zie ook artikel 3 van hoofdstuk 15 en de daarbij behorende toelichting.

Artikel 26. Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen

Model 13

Artikel 27. Wet overgang bijzondere rechtspleging

A

Model 9. Omdat de bijzondere strafkamers gebaseerd zijn op overgangsrecht zijn deze bijzondere kamers niet structureel opgenomen in afdeling 2.3 van het wetsvoorstel 27 181.

B

1. Model 3

2. Model 2

C

Model 2

D

1. Model 14

2. Model 3

E

1. Model 14

2. Model 10 en model 14

Artikel 28. Wet tarieven in burgerlijke zaken

A

1 – 3. Model 1

4 en 5. De verwijzingen in het vierde lid zijn aangepast aan de wijzigingen in het tweede lid.

B

Model 1

C

1. De verwijzingen in artikel 4 zijn aangepast aan de wijzigingen in artikel 2.

2. Model 14

D

Model 4

E

1. Model 10

2. Deze aanpassing houdt verband met de wijziging onder D.

3 en 4. Model 14

F

1. Deze aanpassing houdt verband met de wijziging onder D.

2. Model 10

G

Model 14

H

Model 10

Artikel 29. Wet tarieven in strafzaken

A, B en C

Model 10

Artikel 30. Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds

1. Model 5

2. Model 1

Artikel 31. Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie

Model 2

Artikel 32. Wet beëedigde vertalers

A en B

Model 10 en model 14

Artikel 33. Wet van 6 april 1933 houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen

A

Model 4

B

1. Model 6

2. Model 2

3. Model 7

4. Model 7

Artikel 34. Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1954

A

Model 7

B

Model 7

C

Model 10

Artikel 35. Uitvoeringswet Nederlands-Duits Executieverdrag

A

Model 10

B

Model 14 en model 10

Artikel 36. Uitvoeringswet EEG-Executieverdrag

A

Model 10

B

Model 14 en model 10

Artikel 37. Wet houdende aanwijzing van een rechter op grond van artikel 54 van het Verdrag van Washington van 18 maart 1965 inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten

Model 10

Artikel 38. Uitvoeringswet Bewijsverdrag

1. Model 10 en model 14

2. Model 10

Artikel 39. Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten

Model 14 en model 10

Artikel 40. Uitvoeringswet verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen

1. Model 10

2. Model 14

Artikel 41. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Model 13

Artikel 42. Wetboek van Koophandel

A

Model 7 en model 14

B, D – G

Model 7

C

1. Model 4

2. Model 1

Artikel 43. Wetboek van Strafvordering

A–F, H, I, K – M, O, NN, OO, QQ en RR

Model 4

G

1. Model 1

2. De verwijzing is aangepast in verband met de wijziging onder CC.

J

Model 10

N

Het nieuwe eerste lid bevat de regels die thans zijn neergelegd in artikel 57, tweede lid, van de wet RO.

P

Model 11

Q, S – U, X, Z, KK en LL

Model 3

R en GG

Model 1

V

Model 2

W

1. Model 3

2. Model 4

Y

Model 6

AA – FF

Model 1 en model 8. Boek III, titel II, regelt het hoger beroep bij uitspraken. Nu het gerechtshof ook het hoger beroep in kantonzaken behandelt, kan de indeling in afdelingen verdwijnen. Tevens is in het nieuwe artikel 411 de hoofdregel voor de (meervoudige) behandeling van het hoger beroep in strafzaken opgenomen, dat als gevolg van het wetsvoorstel 27 181 uit de wet RO verdwijnt (was artikel 70, tweede lid, van de Wet RO). In artikel 411 heeft de behandeling door de enkelvoudige kamer van het gerechtshof ook een plaats gekregen. Deze procedure geldt na de bestuurlijke onderbrenging ook voor het hoger beroep in kantonzaken. Daarbij is de systematiek gehanteerd die inzake de politierechter geldt. In de nieuwe artikelen 425 en 426 zijn de bevoegdheden van de enkelvoudige kamer opgenomen waarin de specifieke bepalingen die thans gelden voor de procedure in hoger beroep in kantonzaken. Dit was noodzakelijk als gevolg van het vervallen van de tweede afdeling van Boek III, titel II.

HH

Model 8

II

Model 13

JJ

Door het vervallen van artikel 349 Sv, diende een nieuwe bepaling te worden opgenomen.

LL

Model 3 en model 14

MM

1. Model 3 en model 14

2. Model 3

PP

Model 4 en model 10

RR

Model 4 en model 14

HOOFDSTUK 8. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Artikel 1. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Model 7

Artikel 2. Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën

A

Model 2

B

Model 10

Artikel 3. Landinrichtingswet

A en B

Model 7

C en D

Model 2

Artikel 4. Visserijwet 1963

1. Model 7

2. Model 2

Artikel 5. Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990

Model 12

Artikel 6. Zaaizaad- en plantgoedwet

A

1 en 2. Model 11

3 en 4. Model 14

B

Model 12

C

Model 11 en model 14

HOOFDSTUK 9. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Artikel 1. Mediawet

Model 10

Artikel 2. Monumentenwet 1988

Model 10

Artikel 3. Wet tot behoud van cultuurbezit

Model 14

HOOFDSTUK 10. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Artikel 1. Algemene bijstandswet

Model 10

Artikel 2. Arbeidsomstandighedenwet 1998

Model 10

Artikel 3. Pensioen- en spaarfondsenwet

Model 10

Artikel 4. Wet arbeid mijnbouw Noordzee

Model 10

Artikel 5. Wet betreffende verplichte deelneming in een pensioenregeling

Model 6

Artikel 6. Wet op de ondernemingsraden

Model 14. De redactie is aangepast vanwege het feit dat de kantonrechter deel uitmaakt van de rechtbank.

Artikel 7. Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Model 7

HOOFDSTUK 11. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 1. Belemmeringenwet privaatrecht

1. Model 6

2. Model 1

Artikel 2. Grondwaterwet

1. Model 6

2. Model 1

Artikel 3. Loodsenwet

Model 12 en model 13. Zie ook artikel 3 van hoofdstuk 15 en de toelichting bij die bepaling.

Artikel 4. Telecommunicatiewet

1. Model 7

2. Model 1

3. Model 5

4. Model 7

Artikel 5. Uitvoeringswet der bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart

A

Model 4 en model 1

B en C

Model 4 en model 14

Artikel 6. Waterschapswet

Model 4 en model 14

Artikel 7. Waterstaatswet 1900

Model 6 en model 14

Artikel 8. Wet luchtvervoer

Model 7. Omdat de kantonrechter deel uitmaakt van de rechtbank is het niet langer nodig een aparte voorziening te treffen voor het geval de zetel van het kantongerecht en de rechtbank samenvallen.

HOOFDSTUK 12. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Artikel 1. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Model 2

Artikel 2. Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Model 7

Artikel 3. Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen

Model 7

Artikel 4. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Model 12 en model 13. Zie ook artikel 3 van hoofdstuk 15 en de toelichting bij die bepaling.

Artikel 5. Wet op de jeugdhulpverlening

A en B

Model 7

HOOFDSTUK 13. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Artikel 1. Huisvestingswet

Model 6

Artikel 2. Huurprijzenwet woonruimte

A en B

Model 6

Artikel 3. Huurwet

A en B

Model 6

C

Model 2

Artikel 4. Kadasterwet

Model 10

Artikel 5. Reconstructiewet Midden-Delfland

Model 2

Artikel 6. Wet op de huurcommissies

A en B

Door de opheffing van de kantongerechten als aparte gerechten met een eigen rechtsgebied, is de gebiedsindeling in kantons niet meer bruikbaar voor de aanduiding van de ambtsgebieden van de huurcommissies. De gebiedsindeling in kantons is voor de huurcommissies vervangen door een eigen gebiedsindeling in ressorten. Ressort is de in de Wet op huurcommissies gangbare aanduiding voor het ambtsgebied van een huurcommissie.

HOOFDSTUK 14. AANHANGIGE WETSVOORSTELLEN

Enig artikel. Wetsvoorstel 26 356 (Reconstructiewet concentratiegebieden)

Model 2

HOOFDSTUK 15. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 1

Artikel 1, eerste lid, regelt de overgang van alle kantonzaken naar de rechtbank. Door de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken maken de kantonrechters deel uit van de rechtbank. De behandeling van kantonzaken zal na inwerkingtreding van deze wet plaatsvinden in de sector kanton van de rechtbank.

In het tweede lid wordt aangegeven dat er weliswaar formeel een overdracht van kantonzaken plaats vindt, maar dat het recht zoals dat tot nu toe gold voor kantonzaken, zal blijven gelden.

Artikel 2

Het eerste lid regelt de lopende kantongerechtappellen. Voor kantonzaken waarbij voor de datum van inwerkingtreding van deze wet hoger beroep is ingesteld bij de rechtbank, blijft de rechtbank de bevoegde rechter voor de verdere behandeling van het hoger beroep.

Het tweede lid bepaalt dat ook bij het instellen van hoger beroep na inwerkingtreding van deze wet, voor een kantonzaak waarin voor inwerkingtreding van deze wet uitspraak is gedaan, het thans geldende recht blijft gelden. Dit betekent dat in de regel de rechtbank bevoegd is. Voor de zogenaamde Mulderzaken geldt dit niet. Ook naar huidig recht is het gerechtshof Leeuwarden bevoegd.

De tweede volzin bevat de waarborg dat bij de behandeling door de rechtbank van het hoger beroep, de rechter die in eerste instantie uitspaak heeft gedaan, niet aan de behandeling van het hoger beroep in dezelfde zaak zal deelnemen. Dit is nodig omdat met de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken de kantonrechters werkzaam zijn bij de rechtbank.

Het derde lid heeft betrekking op de verdere behandeling van zaken waarin voor de datum van inwerkingtreding een rechtsmiddel is aangewend tegen een beslissing in hoger beroep van een rechtbank. Ook hier blijft het oude recht met betrekking tot de bevoegde rechter van toepassing.

Het vierde lid bepaalt dat voor het aanwenden van rechtsmiddelen tegen beslissingen in hoger beroep van een rechtbank die op of na de datum van inwerkingtreding zijn gegeven, het oude recht betreffende de bevoegde rechter van toepassing is.

Artikel 3

Dit artikel geeft een voorziening voor het extern klachtrecht ter overbrugging van de periode die ontstaat indien de wet RO is gewijzigd bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel 27 181 en er nog geen nieuwe externe klachtenregeling is. Tot het moment dat een nieuwe regeling van de behandeling van klachten tegen gedragingen van rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren door een niet tot de rechterlijke macht behorende instantie in werking is getreden, blijven de artikelen 14a tot en met 14e van de huidige wet RO gelden. Dit is van belang omdat deze bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn verklaard voor klachten jegens leden van rechtsprekende colleges die niet tot de rechterlijke macht behoren of van tuchtrechtelijke colleges.

Artikel 4

Dit artikel draagt de minister van Justitie op er voor te zorgen dat de nummering die in deze wet gebruikt wordt voor de aanduiding van artikelen van de Wet op de rechterlijke organisatie in overeenstemming wordt gebracht met de in de Wet op de rechterlijke organisatie toegepaste doorlopende nummering.

Artikelen 5 en 6

De artikelen 5 en 6 regelen de inwerkingtreding en de citeertitel van dit wetsvoorstel.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven