27 874
Wijziging van de Opiumwet

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 18 oktober 2001

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstelling van de voorgestelde wijzigingen. In het bijzonder zijn zij ingenomen met de richting die de regering heeft gekozen om regels te stellen ten aanzien van de teelt van hennep voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij stemmen in met de strekking van de verschillende onderdelen van dit voorstel, maar hebben nog wel een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet. In grote lijnen kunnen zij zich vinden in de diverse onderdelen van het wetsvoorstel. Met name een betere afstemming van het Nederlandse drugbeleid op dat van de Europese partners spreekt deze leden aan.

Deze leden vinden het opvallend dat de memorie van toelichting bij dit voorstel van wet slechts een kort algemeen deel kent. Naar de mening van de aan het woord zijnde leden hoeft een uitgebreide artikelsgewijze toelichting echter geen bezwaar te zijn voor een afdoende parlementaire behandeling van onderhavig wetsvoorstel.

Hebben de leden van de CDA-fractie goed begrepen dat de systematiek van de voorgestelde wijzigingen met name is ingegeven door de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer inzake «Vergunningen» en het wetsvoorstel Bibob?

Hoewel de leden van de CDA-fractie een voorkeur hebben voor een actief vergunningen- c.q. verlofstelsel kunnen zij zich om meer algemeen wetsystematische redenen vinden in het voorgestelde ontheffingsstelsel.

Met belangstelling hebben de leden van de fractie van D66 kennisgenomen van dit wetsvoorstel.

In het algemeen deel beschrijft de regering de drie hoofdredenen om de Opiumwet te wijzigen.

Kan de regering aangeven of het denkbaar is dat het huidige softdrugsbeleid als gevolg van de voorgestelde wijzigingen wordt veranderd? Zo ja, aan welke veranderingen moet dan gedacht worden?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de door de regering voorgestelde wijzigingen in de Opiumwet. De leden van de fractie van GroenLinks benadrukken het belang van een regeling inzake beperkte beschikbaarheid van geestverruimende, verdovende en psychotrope stoffen. De Opiumwet is bedoeld als wettelijke regeling om onaanvaardbare risico's die gebruik van bepaalde genotverschaffende middelen met zich brengen met het oog op de volksgezondheid tegen te gaan. Hoezeer dit inzicht bepaald wordt door de geest des tijds bewijst wel het feit dat aan het begin van de twintigste eeuw de Staat der Nederlanden de grootste opiumproducent ter wereld was, en niet alleen voor medisch gebruik.

Dit wetsvoorstel beoogt naar de opvatting van de GroenLinks-fractie het overheidstoezicht op het aanwenden van op de lijst I en II vermelde substanties te versterken. De vraag rijst of op dit gebied niet een liberalere koers had moeten worden gekozen in de vorm van het stimuleren van transparantie die consumenten in staat moet stellen eigen keuzen te maken, gezien het kabinetsstandpunt op andere gebieden van vrijetijdsbesteding (zoals het voorgestane kansspelenbeleid waarbij zelfregulering door aanbieders en consumenten de boventoon voert).

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het voorstel geeft hen nog wel aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling van het wetsvoorstel kennisgenomen, maar hebben er nog wel behoefte aan enige vragen voor te leggen.

Aansluiting bij het wetsvoorstel Bibob

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het wetsvoorstel Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur op het moment dat dit verslag werd uitgebracht nog in behandeling was bij de Tweede Kamer der Staten Generaal. Kan de regering in de nota naar aanleiding van dit verslag ingaan op de betekenis van de wet Bibob voor het onderhavige wetsvoorstel mede in het licht van de parlementaire behandeling van de wet Bibob? Op welke punten van het wetsvoorstel «Wijziging van de Opiumwet» zal de wet Bibob van betekenis zijn? Kan de regering voorbeelden daarvan noemen die in de praktijk een belangrijke rol kunnen spelen?

Uit de memorie van toelichting blijkt dat het Bureau Bibob een belangrijke rol zal spelen bij het advies omtrent de risico's die aan een aanvraag van een ontheffing verbonden kunnen zijn. Dit ook met het oog op het risico dat de ontheffing voor criminele doeleinden wordt gebruikt. Gezien het verband tussen de Wet Bibob (het Bureau Bibob) en het voorkomen van misbruik van de ontheffing, vragen de leden van de VVD-fractie of de inwerkingtreding van de betreffende artikelen samen zal vallen met de inwerkingtreding van de Wet Bibob? Kan de regering aangeven wat de consequenties zullen zijn als dat niet zou gebeuren?

De teelt van hennep voor geneeskundige of wetenschappelijke doelen

De leden van de fractie van de PvdA hebben zich herhaaldelijk vóór het treffen van wettelijke regelingen met betrekking tot de teelt van hennep voor medische en wetenschappelijke doeleinden uitgesproken. Hun pleidooi voor de instelling van een nationaal bureau dat zorg draagt voor de teelt van hennep is door de regering sinds enige tijd gerealiseerd. Kan de regering aangeven wat de werkzaamheden van dit bureau tot nu toe zijn geweest, welke contacten eventueel met organisaties van patiënten die marihuana als medicijn gebruiken zijn gelegd, of er met hen afspraken zijn gemaakt en zo ja, welke? Voorts was er sprake van experimenten met betrekking tot medicinale marihuana. Kan de regering daarover informatie verschaffen?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de reikwijdte van dit voorstel is; kunnen in het vervolg (na aanname van deze wet) patiënten marihuana kopen bij de apotheker of de apotheekhoudende arts of wordt de teelt uitsluitend bestemd voor wetenschappelijk onderzoek naar de geneeskundige toepassing van hennep, hasjiesj en hennepolie en de productie van geneesmiddelen? In de memorie van toelichting staat dat het nationaal bureau voor hennepteelt naast de verlening van ontheffingen ook taken krijgt betreffende het aankopen van de oogst, het alleenrecht van de handel en het aanhouden van andere voorraden dan die welke beheerd worden door fabrikanten van cannabinoïden, medicinale hennep en henneppreparaten. Deze leden zouden graag nadere verduidelijking willen hebben over de praktische uitwerking van deze zin.

Betekent dit dat het nationaal bureau alle medicinale hennep zelf zal aankopen? Wat betekent de zin «het alleenrecht van de handel en het alleenrecht op het aanhouden van andere voorraden dan die welke beheerd worden door fabrikanten van cannabinoïden, medicinale hennep en henneppreparaten»? Welke fabrikanten heeft de regering hier op het oog? Wat is het verschil tussen cannabinoïden, medicinale hennep en henneppreparaten? Wat is het verschil tussen voorraden die door het nationaal bureau worden beheerd en voorraden die beheerd worden door fabrikanten? De leden van de fractie van de PvdA zouden graag willen zien dat door middel van dit wetsvoorstel een regulering van de teelt en distributie van medicinale hennep tot stand komt. Is dit wetsvoorstel een antwoord op de vraag van het groot aantal patiënten die baat hebben bij het gebruik van medicinale hennep, maar op dit moment aangewezen zijn op het illegale circuit van hennep productie en de niet van overheidswege gereguleerde verkoop via apothekers of coffeeshops?

Een tweede vraag waarover deze leden opheldering wensen betreft de verhouding van in het voorliggende wetsvoorstel geboden opening voor een wettelijke basis voor de teelt van hennep voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden en de productie en distributie van cannabisproducten via de coffeeshops. Wordt door dit wetsvoorstel niet een situatie gecreëerd waarbij de overheid wel teelt van hennep toestaat voor medische doelen, maar geen teelt toestaat voor de door dezelfde overheid toegestane verkoop van hennep via coffeeshops. Ziet de regering geen tegenstrijdigheid in deze opstelling? Wil de regering dit punt nader toelichten?

Een derde vraag betreft de wijze waarop de regering – na aanvaarding van deze wet – zal omgaan met de productie en handel in medicinale marihuana zoals door Marifarm, de Stichting Patiëntenbelangen medicinale marihuana en Hortapharm worden gepraktiseerd. Zullen zij hun productie en distributie via apothekers of anderszins, of de verkoop aan wetenschappelijke instellingen moeten stopzetten?

Een vierde vraag betreft de wijze waarop de handhaving plaats gaat vinden. Op grond van welke criteria zal de selectie van gegadigde telers plaatsvinden? Hoe zal er voorkomen worden dat producenten die ontheffing hebben gekregen voor de teelt van hennep niet een deel van hun productie voor recreatief gebruik gaan verkopen? Kan de regering uiteenzetten welke vorm van controle zij gaat opzetten? Zal de verkoop van hennep voor medische doelen (de medicinale marihuana) ook aan andere landen plaats vinden? Is in dat geval de staat of de teler de exporteur? Onder welke condities gaat deze handel plaats vinden? Instanties in België betrekken momenteel medicinale marihuana van de gedoogde teelt in Nederland. Welke verandering in deze situatie zal gaan ontstaan na aanvaarding van dit wetsvoorstel? Hoe zal worden vermeden dat hennep geproduceerd volgens de bepalingen van dit wetsvoorstel niet in handen van criminelen in binnen- en buitenland terechtkomt? Op welke wijze zal de regering, wanneer ze bijvoorbeeld met een wetenschappelijke instelling te maken heeft die hennep wil kopen voor wetenschappelijke doeleinden, kunnen controleren dat deze hennep niet voor andere doeleinden gebruikt wordt?

De leden van de PvdA-fractie vragen nader uitleg op het punt van de verlening van ontheffingen in combinatie met de voorgestelde sluiting van overeenkomsten. In de memorie van toelichting staat dat «er naar zal worden gestreefd de nadelen die deze constructie met zich mee kan brengen tot een minimum te beperken». Welke nadelen ziet de regering in deze constructie? Kan het voorkomen dat een overeenkomst in het geval van niet-naleving wordt ontbonden maar dat de ontheffing van kracht blijft?

Tenslotte vragen de leden van de fractie van de PvdA naar de praktische relevantie van het gestelde dat de geteelde hennep in eerste instantie bestemd is voor medisch wetenschappelijk onderzoek en dat in een latere fase hennep geteeld zal worden voor de geneesmiddelenproductie. Wanneer acht de regering dat deze fase zal ingaan? Zijn de huidige inzichten over de medicinale werking van hennep niet voldoende om deze fase nu reeds te laten ingaan? Wat is er nog voor nodig om hennep als medicijn toe te staan?

De leden van de CDA-fractie vragen hoever het staat met wetenschappelijk onderzoek naar de al of niet daadwerkelijke medicinale werking van hennep en marihuanaproducten. Tot op dit moment is de medicinale hennep afkomstig uit Groot-Brittannië. Wat zijn hiermee voor ervaringen opgedaan, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden hebben graag nadere gegevens over kwantiteit en kwaliteit, alsmede over het al dan niet correct invoeren van deze medicinale hennep in Nederland en de distributie van dit product in Nederland. Vindt er vervolgens ook weer export plaats door Nederlandse importeurs?

In hoeverre wordt momenteel de teelt van medicinale hennep in Nederland gedoogd c.q. oogluikend toegestaan? De leden van de CDA-fractie hebben de indruk dat een aantal telers en distributeurs reeds vooruitloopt op het onderhavige wetsvoorstel en in die zin ook al adverteert. Zijn de bewindslieden met deze praktijken bekend, en wordt er tegen opgetreden?

Kunnen de bewindslieden enige kwantitatieve indicatie geven over hoeveel bedrijven c.q. natuurlijke personen een ontheffing zullen aanvragen om medicinale hennep te gaan verbouwen? De leden van de CDA-fractie wil graag weten of dit om tientallen dan wel honderdtallen gaat.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering meer inzicht kan verschaffen in de aan een ontheffing te verbinden voorschriften met betrekking tot de plaats en wijze van opslag van cannabis, de voorraadadministratie en de beveiliging. Wat zijn de sancties, behalve ontbinding, indien niet aan de voorschriften van de ontheffing wordt voldaan?

In de Tweede Kamer is de motie Apostolou c.s. aanvaard, waarin de regering gevraagd wordt een systeem te ontwikkelen om teelt van nederwiet onder stringente voorwaarden toe te staan, zodat coffeeshops via een gesloten systeem «aan de achterdeur» bevoorraad kunnen worden. Is de regering van mening dat het in dit wetsvoorstel gepresenteerde systeem voor de teelt van hennep voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden, ook voor het gesloten systeem van «bevoorrading aan de achterdeur» gebruikt kan worden (ervan uitgaande dat de regering de uitvoering van de motie Apostolou c.s. binnen het kader van het opportuniteitsbeginsel vindt passen)?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het openstellen van de teelt van hennep voor geneeskundige doeleinden, een voorstel dat enige jaren eerder al is aangekondigd (bij brief van 25 november 1998) de meest in het oog springende wijziging van dit wetsvoorstel. Deze leden herinneren de regering er aan dat de aankondiging van de oprichting van een nationaal bureau destijds bij hen weinig enthousiasme opriep, in het bijzonder gelet op het feit dat zinvolle medische toepassingen niet in het zicht waren. In vergelijking met eerdergenoemde brief biedt de toelichting op het wetsvoorstel geen nieuwe gezichtspunten met betrekking tot de vraag of de geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden inmiddels meer geconcretiseerd kunnen worden. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of daarover inmiddels meer te melden valt. Hebben er al contacten plaatsgevonden met landen die ons hierin zijn voorgegaan? Is thans wel te voorzien dat bepaalde geneeskundige toepassingen aan de orde kunnen zijn?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de wetenschappelijke doelen waarvan gesproken wordt, beperkt zullen zijn tot medisch-wetenschappelijke doelen of dat het ook mogelijk is om daarbuiten naar nuttige toepassingen te zoeken. Hoe moet overigens in dit verband de teelt voor industriële of tuinbouwdoeleinden worden gezien die buiten de systematiek van het onderhavige wetsvoorstel valt?

Het nationaal bureau voor hennepteelt zal toezicht in de meest brede zin van het woord gaan houden op de productie van hennep voor medische en wetenschappelijke doeleinden. In dit verband vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of het bureau bevoegd zal zijn om daarnaast hennepproducten te importeren.

De productieplaats zal in beginsel geheim worden gehouden. De leden van de fractie van de ChristenUnie veronderstellen dat dit in elk geval tot gevolg zal hebben dat de productie wellicht op weinig toegankelijke of weinig opvallende locaties plaats zal hebben. Ook de illegale teelt vindt op dergelijke locaties plaats. In hoeverre lopen legale locaties het risico te worden geruimd door de politie, omdat daar niet bekend is dat teelt mag plaatsvinden?

Artikelsgewijze behandeling

Artikel 1, eerste lid, onderdeel g

Is een gedetailleerde en waarschijnlijk daardoor ook tijdgebonden verwijzing naar het Gemeenschappelijk optreden zoals in bovenstaand artikel niet in strijd met de aanwijzingen voor de regelgeving, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zou een wat abstractere verwijzing niet beter de tand des tijds kunnen doorstaan?

Artikelen 2, 3 en 3a

De artikelen 2, 3 en 3a hebben betrekking op de wijzigingsproducedures van lijst I en lijst II (soft-/harddrugs). Gesteld wordt dat naast de mogelijkheid stoffen toe te voegen aan lijst I en lijst II ook de mogelijkheid wordt geschapen om stoffen te verwijderen indien de reden voor toevoeging is komen te vervallen. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering van mening is dat bepaalde stoffen die nú op de lijsten staan in aanmerking komen voor verwijdering. Voorts stellen deze leden de vraag wat de regering vindt van de discussie over de paddo's. Dient de regering niet een standpunt ten aanzien van de paddo's in te nemen? Er wordt nu al jaren geen duidelijkheid geschapen op dit punt. Is de regering voornemens hierover een besluit te nemen? Zo ja, wanneer?

Voor de plaatsing van stoffen op de lijst wordt in deze wet een spoedprocedure voorgesteld. De regering heeft de mogelijkheid om spoedshalve een middel onder de werking van de Opiumwet te plaatsen. Tegelijkertijd maakt de regering een ontwerp van een algemene maatregel van bestuur. Geldt voor deze algemene maatregel van bestuur ook een voorhangprocedure? Indien de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3a lid 5 geen voorhangprocedure kent, vragen de leden van de VVD-fractie waarom dat niet het geval is.

De in het vijfde lid van artikel 3a voorgestelde spoedprocedure roept de vraag op wanneer er sprake is van spoed. In het verlengde hiervan stellen de leden van de SGP-fractie de vraag of de noodzaak van een spoedprocedure buiten discussie staat, zoals het in stellige bewoordingen staat genoteerd in het nader rapport (pagina 3 onder 2). In dit kader rijst voorts de vraag wat de ervaringen zijn op het punt van bedoelde noodzaak met de bestaande spoedprocedure van artikel 2, lid 3, Opiumwet.

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de voorgestelde spoedprocedure van artikel 3 lid 5 parlementaire betrokkenheid geheel lijkt uit te sluiten. Dit roept de vraag op of het niet verleidelijk is de spoedprocedure te gebruiken ook in die gevallen waarin dat niet (direct) noodzakelijk is en waarin zeer wel met de (voorhang-)procedure van lid 4 zou kunnen worden volstaan. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor wat betreft het tijdstip van inwerkingtreding van de amvb of ministeriële (spoed-)regeling achten de leden van de fractie van de SGP het van belang aansluiting te zoeken bij artikel 7 van de Bekendmakingswet. Zij vragen welk tijdsstip van inwerkingtreding de regering voornemens is te hanteren.

Met betrekking tot de gelijkschakeling van de procedures ter wijziging van lijst I en lijst II bestaat enige onduidelijkheid bij de leden van de VVD-fractie. Het wordt mogelijk om de bij de wet behorende lijst II én I te veranderen door middel van een algemene maatregel van bestuur. De Raad van State gaf het bezwaar dat in de toekomst bij elke wijziging van de lijsten bij lagere regeling van hogere regelgeving wordt afgeweken en stelde voor over te gaan tot de invoering van een met de Financiële-verhoudingswet vergelijkbare systematiek, en artikel 3 van het voorstel te wijzigen. De leden van de VVD-fractie zijn het met dit voorstel eens, omdat de betrokkenheid van de formele wetgever belangrijk is. Kan de regering nader toelichten waarom deze suggestie niet wordt overgenomen? De leden van de CDA-fractie vragen in dit verband in hoeverre de lijsten I en II intrinsiek onderdeel van de Opiumwet zijn en niet (meer eenvoudig) te wijzigen bijlagen? De leden van de CDA-fractie vragen opnieuw een toelichtende uiteenzetting op dit ogenschijnlijk kleine punt. De leden van de SGP-fractie kunnen het belang van overzichtelijkheid onderschrijven, maar vragen evenwel om een uiteenzetting van de bezwaren tegen een wijziging van de lijsten bij wet. Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om een nadere toelichting op het standpunt van de regering dat de door de Raad van State voorgestelde procedure minder inzichtelijk zou zijn. Tevens vragen zij naar de noodzaak van het vaststellen van deze lijsten bij amvb tegen de achtergrond van de bevoegdheid om een middel in geval van spoed onverwijld onder het bereik van de Opiumwet te brengen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wanneer er sprake is van «onverwijld», zoals bedoeld in artikel 3a lid 5 van het voorstel? Kan de regering aangeven of van een dergelijke spoedsituatie al eerder sprake is geweest? Zo, ja wat was de reden en hoe vaak is het voorgekomen?

Het komt de leden van de fractie van GroenLinks voor dat met de voorgestelde wijziging in artikel 3a lid 2 Opiumwet een extra criterium gaat gelden voor de op lijst II opgenomen substanties. De zinsnede «het bewustzijn van de mens beïnvloeden en bij gebruik door de mens kunnen leiden tot schade aan zijn gezondheid en schade voor de samenleving» komt in de huidige Opiumwet bij lijst II niet voor. De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag de consequenties van het stellen van dit extra criterium van de regering vernemen.

Wat betreft lid 4; de leden van de fractie van GroenLinks juichen elke versterking van het toezicht vanuit de Tweede Kamer op het gebruik van algemene maatregelen van bestuur toe. De hier geïntroduceerde voorhangprocedure wordt dan ook verwelkomd. Indien en voor zover kan worden ingestemd met het gegeven dat (tegen Aanwijzing 34 in) in het onderhavige geval (ook) door middel van het tweede en derde lid van artikel 3a een hogere regeling kan worden gewijzigd bij een lagere, geldt volgens de leden van de SGP-fractie dat het wenselijk is dat de mogelijkheid wordt opengehouden om in bepaalde gevallen voor een mutatie van lijst I of II de wetsprocedure te volgen. Voldoet de regeling van het vierde lid aan deze wens van de leden van de SGP-fractie?

Artikel 4

Het voorgestelde artikel 4 lid 2 Opiumwet is naar het oordeel van de leden van de GroenLinks-fractie tekstueel een verslechtering. Het verdient de voorkeur de zinsnede «geschiedt met inachtneming van bij ministeriële regeling vastgestelde voorschriften» in lid 2 sub c, op te nemen in de aanhef bij lid 2.

Artikel 8

In artikel 8 lid 1 sub c onder 5 wordt gesproken van een «houder van een in een ander land verleende vergunning», terwijl in de memorie van toelichting wordt gesproken over «iemand in het buitenland die reeds in bezit is van». De leden van de VVD-fractie vragen of het artikel nu voldoende waarborgen geeft tegen misbruik van ontheffingen door criminelen, aangezien een houder niet de bezitter hoeft te zijn.

Wat betreft artikel 8 lid 1 onder c, vragen de leden van de SGP-fractie waarom de aanduiding «praktiserende» bij dierenarts wel wordt gehanteerd, maar bij apotheker of apotheekhoudende arts niet. Zij merken op dat genoemde aanduiding in het voorgestelde artikel 5 lid 1 onder b niet wordt gehanteerd. Zij concluderen dat de aanduiding op zijn minst verwarrend werkt, terwijl zich niets verzet tegen het schrappen ervan.

Artikel 8a

Wat betreft het voorgestelde artikel 8a lid 2 merken de leden van de fractie van de SGP op dat niet valt in te zien waarom de wijze van opslag alleen relevant kan zijn voor hennep, nog daargelaten dat de in de aanhef van lid 2 bedoelde vermeldingen op de ontheffing gelet op het eerste lid van het artikel (mede) zien op de andere onder de werking van de Opiumwet gebrachte middelen, terwijl de onder a, b, c, e en f genoteerde vermeldingen (terecht) niet zijn gespecificeerd naar middel.

Artikel 8b tot en met 8f

De artikelen 8b tot en met 8f gaan over intrekking van een ontheffing en over weigeringsgronden. Bij intrekking staat dat de houder wiens ontheffing wordt ingetrokken zich van de middelen dient te ontdoen voordat de ontheffing geëxpireerd is. De beginselen van behoorlijk bestuur – zo vervolgt de regering – maken dat de minister in het geval van intrekking dit zó tijdig meedeelt, dat de houder wiens ontheffing wordt ingetrokken een redelijke termijn heeft om zich van zijn wettig verkregen voorraden te ontdoen. De leden van de fractie van de PvdA hebben moeite met deze redenering en vragen de regering om nadere uitleg. Volgens deze leden wordt een ontheffing niet zomaar ingetrokken. Dat is het geval indien de houder in overtreding is. Moet zo iemand gefaciliteerd worden om zijn voorraden te verkopen? Bij een dreiging tot intrekking van de ontheffing kunnen telers allerlei procedures aanspannen die soms jaren duren. In die periode tussen het moment dat een producent van hennep in overtreding is en het moment van expiratie van de ontheffing, kan de desbetreffende teler doorgaan met productie en handel. Hoe denkt de regering dergelijke situaties te kunnen vermijden? Bij het stellen van deze vragen hadden deze leden de zaak Hortapharm voor ogen, waarbij zelfs ondanks de afwijzing van een opiumverlof op grond van juridische procedures doorgegaan werd met productie en handel. Deze leden wilden geïnformeerd worden of inmiddels een beschikking is afgegeven op de verlofaanvraag van Hortapharm welke in 1998 is ingediend.

Artikelen 8h en 8i

De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarom er in deze artikelen wordt vastgehouden aan de archaïsche schrijfwijze van het woord hasj, en verwijzen hierbij naar de dertiende, herziene, druk van Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal. Zal er bovendien altijd sprake zijn van Indische hennep? Hoe verhoudt de naam Indische hennep zich tot de naam Cannabis sativa L.? Kan hierover geen, bij voorkeur te vermijden, juridisch woordenspel ontstaan?

Het is de leden van de VVD-fractie niet helemaal duidelijk of het «bureau van regeringszijde» voor de hennepteelt (artikel 8i memorie van toelichting) hetzelfde is als het nationaal bureau genoemd in het algemene deel van de memorie van toelichting. Kan de regering daar meer duidelijkheid over geven?

Kan de regering aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de oprichting van het nationaal bureau? Zal het functioneren van dit bureau te zijner tijd geëvalueerd worden?

De leden van de D66-fractie vragen hoe het zit wanneer de minister contractpartij is en de wederpartij meent dat de minister zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Kan de minister in alle gevallen gelijkgeschakeld worden met een civiele partij? Hoe verhoudt zich de mengvorm van contractspartij en vergunningverlenende instantie tot de procedures uit de WOB?

Artikel 8j

Kan er meer informatie worden verstrekt over taak, capaciteit en werklast van de hier bedoelde inspectie? Juist nu na de rampen van Enschede en Volendam de inspectiediensten in een brede doch ook kritische belangstelling staan, vragen de leden van de CDA-fractie naar exacte gegevens. Kortom, op welke wijze kan deze extra taak worden uitgevoerd?

Waarom is er geen taak weggelegd voor de FIOD? Dit is weliswaar geen inspectiedienst, maar wat als legaal geteelde hennep illegaal naar het buitenland verdwijnt?

De voorzitter van de commissie,

Swildens-Rozendaal

De griffier voor dit verslag,

Stahlie


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), ondervoorzitter, Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Vacature (PvdA).

Plv. leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), C. Cörüz (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Vacature (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).

Naar boven