27 869
Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking aan het publiek uit te breiden

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).In de Nota informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten (Kamerstukken II 1998/99, 26 676) is een aantal beleidsinitiatieven aangekondigd om de informatieverstrekking aan afnemers van financiële diensten te verbeteren. Daaraan zal op basis van de onderscheiden financiële toezichtswetten (Wet toezicht beleggingsinstellingen, Wet toezicht effectenverkeer 1995, Wet toezicht kredietwezen 1992, Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993) en de Wet op het consumentenkrediet, in lagere regelgeving uitvoering worden gegeven.

Een belangrijke rol bij de informatieverstrekking zal worden toegekend aan het zogenoemde kernpuntendocument. Het kernpuntendocument zal door aanbieders van complexe financiële producten of diensten in de regel vóór het aangaan van een overeenkomst aan aspirant-cliënten moeten worden verstrekt, teneinde de inzichtelijkheid van deze producten of diensten te vergroten. In het kernpuntendocument wordt een omschrijving gegeven van de hoofdkenmerken van het betreffende product of de dienst met als doel de potentiële afnemer inzicht te bieden in de productkenmerken, waaronder de financiële risico's, het rendement en de kosten van het betreffende product of de dienst. Het kernpuntendocument zal de potentiële afnemer aldus op een beknopte en gestandaardiseerde wijze in staat stellen de door verschillende instellingen aangeboden gelijksoortige producten of diensten onderling te vergelijken en een goede afweging te maken tussen verschillende producten of diensten.

De inwerkingtreding van de verplichting tot het verstrekken van het kernpuntendocument is voorzien op 1 januari 2002.1

Bij de voorbereiding van de regelgeving die onder andere betrekking heeft op het kernpuntendocument, bleek dat in artikel 85a van deWet toezicht kredietwezen 1992, het artikel dat de juridische basis verschaft voor de op te stellen regels met betrekking tot de informatie die kredietinstellingen aan het publiek moeten verstrekken, de mogelijkheid ontbreekt om aan De Nederlandsche Bank regelgevende bevoegdheid te delegeren. Een overeenkomende mogelijkheid is wel opgenomen in de andere toezichtswetten. Een vergelijkbare tekortkoming moest worden geconstateerd met betrekking tot artikel 26 van de Wet op het consumentenkrediet.

In de Nota informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten staat het sectoroverstijgende karakter van de informatieverstrekking centraal, hetgeen vraagt om consistente regels over de bestaande sectorale grenzen heen. In dit verband dienen artikel 85a van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en enkele daarmee in verband staande artikelen te worden aangepast zodat de regeling in die wet op deze punten overeenstemt met de overeenstemmende artikelen in de andere toezichtswetten en dient artikel 26 van de Wet op het consumentenkrediet overeenkomstig te worden aangepast. De aanpassing van de Wet op het consumentenkrediet maakt het mogelijk om voor kredietgevers, leveranciers en kredietbemiddelaars een gelijk speelveld te creëren. Voor kredietverstrekkers die kredietinstelling zijn in de zin van de Wet toezicht kredietwezen 1992 biedt artikel 85a van die wet de grondslag voor het opleggen van informatieverplichtingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Ingevolge artikel 14 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 kan De Nederlandsche Bank een kredietinstelling die niet of niet langer aan één van de daarin genoemde eisen voldoet, een aanwijzing geven. De betrokken instelling dient binnen een door de Bank gestelde termijn gevolg te geven aan de aanwijzing. Met het instrument van een aanwijzing kan de Bank de betrokken instelling ertoe bewegen zich aan de geldende regels te houden, onverminderd de mogelijkheid om daarvoor andere middelen in te zetten, zoals het opleggen van een bestuurlijke boete of dwangsom of zelfs het intrekken van de vergunning.

Door toevoeging aan het eerste lid van een nieuw onderdeel d krijgt de Bank de bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing tevens voor het geval een kredietinstelling zich niet houdt aan de voorschriften die krachtens artikel 85a zijn gesteld met betrekking tot de aan het publiek te verstrekken informatie.

De wijziging aan het slot van het eerste lid vloeit voort uit de invoeging van onderdeel d.

B

Tot de in artikel 15 genoemde omstandigheden die de Bank aanleiding kunnen geven om de vergunning van een kredietinstelling in te trekken, behoren ook de in artikel 14 genoemde omstandigheden. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt het niet voldoen aan het krachtens artikel 85a bepaalde, toegevoegd aan artikel 14. Teneinde deze onderlinge relatie te handhaven ligt het in de rede om in artikel 15 als voorwaarde voor het intrekken van de vergunning ook op te nemen het door een kredietinstelling niet voldoen aan het krachtens artikel 85a bepaalde.

C

In artikel 85a, eerste lid, worden twee wijzigingen voorgesteld. Ingevolge het huidige artikel kunnen de regels inzake informatieverstrekking door kredietinstellingen aan het publiek, bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. In de andere financiële toezichtswetten is door hantering van een van de formules «bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» (artikel 12, eerste lid, Wet toezicht beleggingsinstellingen en artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Wet toezicht effectenverkeer 1995) of «bij ministeriële regeling» (artikel 25 Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en artikel 51 Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993), bepaald dat de regering tot subdelegatie kan overgaan (bijvoorbeeld aan de betrokken toezichthoudende autoriteit) of dat de vaststelling van regelgevende bevoegdheid is gedelegeerd aan de Minister van Financiën. In verband met de voorziene mate van gedetailleerdheid van de voorschriften ten aanzien van de informatieverstrekking, en in het bijzonder met betrekking tot het kernpuntendocument, is deze mogelijkheid van delegatie ook in artikel 85a noodzakelijk. Tevens wordt door deze wijziging bewerkstelligd dat alle financiële toezichtswetten op dit punt inhoudelijk consistent zijn.

Als tweede wijziging is de reikwijdte van artikel 85a uitgebreid. Ingevolge het huidige artikel kunnen de regels met betrekking tot de informatieverstrekking alleen worden gesteld ten aanzien van in Nederland gevestigde kredietinstellingen (artikel 52, tweede lid, onder a) en ten aanzien van niet in Nederland gevestigde kredietinstellingen die het bedrijf van kredietinstelling uitoefenen door middel van een bijkantoor in Nederland (artikel 52, tweede lid, onder b en c). Teneinde ook hierbij aansluiting te verkrijgen met de regelingen die gelden voor de financiële instellingen die onderworpen zijn aan de andere financiële toezichtswetten, is door opneming van de verwijzing naar artikel 52, tweede lid, onderdelen d tot en met g, de reikwijdte uitgebreid tot alle kredietinstellingen en andere financiële instellingen die in Nederland werkzaam zijn. Dit houdt in dat de voorschriften die op basis van artikel 85a worden vastgesteld, ook zullen gelden voor instellingen die vanuit het buitenland door middel van dienstverrichting actief zijn op de Nederlandse markt.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het in artikel 85a, eerste lid, gehanteerde begrip «publiek» een ruime strekking heeft. Het ligt echter in het voornemen om bij de vormgeving van de nadere regels, aan het begrip «publiek» geen onbeperkte invulling te geven. De informatieverstrekkingsvoorschriften zullen niet gelden voor personen en organisaties die uit hoofde van de uitoefening van een beroep of bedrijf, geacht kunnen worden over voldoende informatie te beschikken om de aangeboden dienst op de juiste wijze te beoordelen.

Door middel van het tweede lid kan, op dezelfde wijze als in de artikelen 11, derde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en 12, derde lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, ontheffing worden verleend van de ingevolge het eerste lid vastgestelde regels met betrekking tot de aan het publiek te verstrekken informatie.

Artikel II

A

In verband met de gewijzigde formulering van artikel 26 is het tweede lid van artikel 3 gewijzigd.

B

Het tweede lid van artikel 4 is op twee punten aangepast. In de eerste plaats zijn door de toevoeging van de verwijzing naar onderdeel h van het eerste lid ook de transacties waarbij kredietverlening gecombineerd wordt met belening van ter beurze genoteerde effecten, bijvoorbeeld aandelenlease-constructies, onder de reikwijdte van de informatieplicht gebracht. Voor de goede orde wordt overigens opgemerkt dat voor aanbieding van aandelenlease-constructies een vergunning ingevolge de Wet toezicht effectenverkeer 1995 vereist is. In de tweede plaats is voor hypothecaire krediettransacties de mogelijkheid gecreëerd om naast de vermelding van het effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis, ook andere informatieverplichtingen te verbinden aan het aanbieden van hypothecair krediet. Hierbij kan in het bijzonder worden gedacht aan beleggingshypotheken. Door deze toevoeging wordt bereikt dat de aanbieders van hypothecair krediet die uitsluitend onder de reikwijdte van de Wet op het consumentenkrediet vallen op dezelfde wijze worden behandeld als de aanbieders van hypothecair krediet die op basis van één van de financiële toezichtswetten onder toezicht staan.

Het ligt overigens niet in de rede dat voor het normale consumentenkrediet de verplichtingen drastisch worden aangepast. Er zijn geen signalen dat de bestaande prospectusplicht voor deze groep producten niet voldoet.

C

Het huidige artikel 26, eerste lid, spreekt van het «beschikbaar stellen» van een prospectus. Voor het kernpuntendocument zal echter in het algemeen een actieve verstrekkingsplicht worden voorgeschreven. Met het voorgestelde eerste lid van artikel 26 wordt het mogelijk om van kredietgevers, leveranciers van krediet en kredietbemiddelaars te verlangen dat zij bepaalde informatie actief aan potentiële afnemers verstrekken.

In de tweede plaats biedt het voorgestelde eerste lid van artikel 26 de mogelijkheid om ook over andere aspecten dan de voorwaarden waaronder een kredietgever, leverancier of kredietbemiddelaar bereid is deel te nemen aan krediettransacties, informatieverplichtingen te formuleren. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om voor transacties waarbij belegd wordt met geleend geld een indicatie van de daarmee gepaard gaande risico's voor te schrijven.

In de derde plaats maakt de voorgestelde bepaling het mogelijk om voor hypotheken te vereisen dat er voor andere productkenmerken dan «het effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis» informatieverplichtingen worden voorgeschreven.

In de vierde plaats is voor de regering de mogelijkheid geïntroduceerd om, evenals bij de wijziging van artikel 85a van de Wet toezicht kredietwezen 1992, ter uitwerking van de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels over te gaan tot subdelegatie aan bijvoorbeeld de Bank. In verband met de voorziene mate van gedetailleerdheid van de voorschriften ten aanzien van het kernpuntendocument is deze mogelijkheid noodzakelijk. De structuur van artikel 26 wordt daarmee wat dit betreft in overeenstemming gebracht met die van de informatiebepalingen in de financiële toezichtswetten.

Het tweede lid van artikel 26 bepaalt dat de informatieverplichtingen in ieder geval voorschriften moeten bevatten ten aanzien van het effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis en biedt de mogelijkheid om ten aanzien van de berekening hiervan nadere regels te stellen. Deze bepaling komt materieel overeen met de voorwaarden in de leden vier en vijf van het huidige artikel 26.

Het derde lid komt overeen met de verplichting in de laatste volzin van het eerste lid van het huidige artikel 26.

Het vierde lid is analoog aan het nieuwe tweede lid van artikel 85a van de Wet toezicht kredietwezen 1992.

De aanpassing van artikel 26 noodzaakt tot wijziging van het Besluit kredietaanbiedingen. In dat besluit zal een onderscheid worden gemaakt tussen het normale consumentenkrediet en de meer complexe vormen daarvan. Voor complexe vormen zal het verstrekken van een kernpuntendocument worden voorgeschreven. Voor het eenvoudige consumentenkrediet worden de huidige prospectusregels gehandhaafd.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Zie de brief van de Minister van Financiën aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 5 januari 2001 (Kamerstukken II 2000/2001, 26 676, nr. 3).

Naar boven