27 859
Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

nr. 27
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 juli 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 2 juli 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– schriftelijke vragen d.d. 28–05–2009 door het lid Heijnen betreffende de invoering van de basisregistratie personen (BRP) bij gemeenten (2009-Z-09902);

– de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende de Voortgangsrapportage kwaliteit modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) d.d. 09 juni 2009 (27 859, nr. 24);

– de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende het verslag van het schriftelijk overleg over de invoering van de basisregistratie personen (BRP) bij gemeenten en de voortgangsrapportage Kwaliteit modernisering gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) d.d. 26 juni 2009 (27 859, nr. 25).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van Leiden

Voorzitter: Leerdam Griffier: Van Leiden

Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten: Van Beek, Heijnen, Leerdam, Van Raak, Smilde, en staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Van harte welkom.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en mijn collega-Kamerleden ervoor dat wij op zo’n korte termijn over dit onderwerp kunnen spreken. Ik heb hierom verzocht, omdat ik mij kapot ben geschrokken. Vorig jaar heb ik melding gemaakt van mijn zorgen over de kwaliteit van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Dat doe je niet zomaar; dat doe je op grond van vermoedens en ervaringen. Het is confronterend als uit gedegen onderzoek blijkt dat van niet minder dan 1 op de 20 adressen foute gegevens staan vermeld in de GBA. In de brief van de staatssecretaris staat dat in 26 gemeenten meer dan 500 adressen zijn onderzocht, waarbij in 5,2% van de gevallen sprake was van fouten. Ook blijkt dat in een willekeurige maand in 2008 de gegevens die ten grondslag lagen aan 400 000 huurtoeslagen, niet overeenkwamen met die in de GBA. Ook staat in de brief dat 11 van de 26 gemeenten niet beschikken over controleurs die nagaan of gegevens kloppen. Betekent dit dat 5,2% van de stemgerechtigden geen stempas krijgt of dat mensen die daar geen recht op hebben een stempas krijgen? Wat betekent dit voor de studiefinanciering, voor de AOW-verstrekking, voor de WWB, voor de huur- en zorgtoeslagen, voor boetes die moeten worden geïnd door justitie en voor de Belastingdienst? Ten minste betekent dit heel veel dubbel werk. Terecht stelt de staatssecretaris in het stuk dat de uitvoeringsinstanties zelf verantwoordelijk zijn voor de rechtmatigheid van toekenningen. Hoe is dat met elkaar te verenigen wanneer publieksorganen vanaf 1 januari 2010 wettelijk uitsluitend gebruik moeten maken van de GBA? Het betekent ook dat heel veel mensen te hoge of te lage toekenningen krijgen. Verder ontstaan hierdoor heel veel mogelijkheden tot misbruik, worden heel veel boetes hierdoor niet geïnd en worden mogelijk heel veel kiezers niet bereikt.

Ik moet toegeven dat de staatssecretaris mijn signaal goed heeft opgepakt met het actieprogramma. Tegelijkertijd stel ik vast dat het resultaat er nog niet naar is. Gelukkig is zij doordrongen van de ernst, want zij schrijft dat meer dan 10% foute gegevens in de GBA maatschappelijk onaanvaardbaar is. Dat zijn in dit geval terechte grote woorden. Foutpercentages van 5% tasten ook het vertrouwen in de overheid aan en ten minste dat van professionals in andere openbare diensten, die niet durven af te gaan op de kwaliteit van de GBA. Ik zou dat overigens ook niet doen als ik bij zo’n organisatie ervoor verantwoordelijk ben dat maximaal 1% van de gegevens onjuist is, terwijl je weet dat je uit een administratie put waarin 5% van de gegevens onbetrouwbaar is.

De staatssecretaris dient aanvullende maatregelen te nemen die verder gaan dan die zij nu voorstelt. Hiervoor doe ik een aantal suggesties. Ten eerste mogen gemeenten aan de schandpaal worden genageld als zij nalatig blijven. Naming, shaming en blaming is wat mij betreft volgend jaar aan de orde. Ten tweede moet de staatssecretaris gemeenteraden aanschrijven, omdat die de taak hebben colleges te controleren op hun verantwoordelijkheid voor onder meer de kwaliteit van de GBA. Klaarblijkelijk hebben de inspanningen richting gemeentebesturen nog onvoldoende resultaat opgeleverd. Het wordt nu tijd om deze zaak tussen de oren te krijgen van de volksvertegenwoordigers, die hun colleges moeten controleren. Ten derde. In het kader van de relatie tussen burger en bestuur bestaat sinds kort de bestuurlijke boete. Deze wordt gegeven als een bestuur te laat een beschikking afgeeft. Waarom zou een bestuurlijke boete – waarbij tevens kan worden gedacht aan de bijdrage uit het Gemeentefonds – ook niet worden opgelegd aan gemeenten die in zodanige mate nalatig zijn en wanprestaties leveren op het gebied van de bevolkingsadministratie, een basistaak? Hiervoor hebben wij zelfs«taakverwaarlozing» in de wet opgenomen, maar misschien moet er nog wel meer gebeuren voordat dit van toepassing is. Ten vierde dient iedere gemeente over buitendienstmedewerkers te beschikken.

De staatssecretaris gaat aan de slag met de verbetering van de kwaliteit van de GBA en de invoering van het register persoonsgegevens. Wil zij de Kamer daarover ieder halfjaar rapporteren?

Er is geld nodig. In de stukken staat dat het budget een van de knelpunten bij gemeenten is. Elders schrijft de staatssecretaris dat zij zelf geld heeft vrijgemaakt om vanuit haar ministerie erachter aan te gaan. Hoeveel geld is er nodig? Kan de staatssecretaris, als er veel geld nodig is, een impuls voor haar en/of gemeenten, dan geen gebruik maken van het geld uit het Gemeentefonds dat dit jaar is gereserveerd voor de uitvoering van de adviezen van de commissie-Dijkstal, die naar mijn smaak dit jaar niet tot uitvoering leiden? Bij de Najaarsnota bestaat dus de kans dat de staatssecretaris deze taakmutatie in het Gemeentefonds moet toepassen en dat de 9 mln. ter beschikking komt van hetzij de minister van Financiën, hetzij de eindejaarsmarge van het ministerie van BZK. Ik zie liever dat het geld gericht wordt besteed aan verbetering van de kwaliteit van de GBA, want dat is echt heel hard nodig.

Ik heb over de nota naar aanleiding van het verslag nog veel meer vragen, maar gezien de tijd en de gedetailleerdheid zal ik die niet stellen. Ik wil van de staatssecretaris weten wat zij er nu aan gaat doen om de zaken op orde te krijgen en ons het vertrouwen te geven dat het op orde komt.

Mevrouw Smilde (CDA): Ik ben het helemaal met de heer Heijnen eens over de gemeenten, maar hij vraagt wel geld. Om het zwart-wit te zeggen, in hoeverre belonen wij dan dit gedrag? Ik denk namelijk dat er andere problemen zijn dan geld. In hoeverre is geld een goede prikkel voor de gemeenten als de heer Heijnen hen direct met geld tegemoetkomt?

De heer Heijnen (PvdA): Dit was niet het belangrijkste punt. Geld is nu een middel. Het gaat mij om het resultaat. Mevrouw Smilde heeft volstrekt gelijk dat gemeenten hun zaakjes op orde moeten brengen. Ik heb de suggestie gedaan dat gemeenten gesanctioneerd zouden moeten worden, eventueel financieel. De staatssecretaris schrijft dat zij geld heeft gevonden om extra inspanningen te leveren als budgettering van ICT-systemen vanuit gemeenten een probleem zou zijn. Tegen die achtergrond heb ik gezegd dat wij het geld uit het Gemeentefonds dat misschien niet wordt aangewend voor de zaken waar wij nu nog van uitgaan, daarvoor kunnen gebruiken.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Ik ben het helemaal eens met de heer Heijnen, zowel met zijn zorgen als met zijn suggesties.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Nou, dan gaan we naar huis!

De heer Van Raak (SP): Ja, dat zou je bijna zeggen.

Voorzitter. Ik ben geschrokken van de fouten in de GBA, bijna 5%. Dat is heel fundamenteel. Iedereen hoort daarin te zitten: als men wil stemmen, een paspoort wil of belasting moet betalen. Daarom is onder andere een terugmeldvoorziening in het leven geroepen, opdat bij twijfel over de juistheid van gegevens kan worden opgetreden. De GBA zou dus up-to-date moeten zijn. Hilvarenbeek en acht andere gemeenten doen het. Er zijn echter 441 gemeenten, of zijn het er vandaag al weer wat minder geworden? Dit houdt in dat gemeenten nog hard aan de slag moeten met het aanpassen van hun voorzieningen. In 2007 is dat aangekondigd, maar het is nog steeds niet gebeurd. Gemeenten zagen het belang er niet van in of hadden simpelweg de tijd of de mankracht niet. Volgens mij betrof dit gewoon de sense of urgency. Lang niet alle gemeenten zijn aangesloten op de GBA-V en slechts een handjevol maakt gebruik van de terugmeldvoorzieningen.

De staatssecretaris meldt dat de deadline van 1 januari 2010 niet zal worden gehaald. Daar blijft het bij. Zij ziet wel oplossingen: betere voorlichting en ondersteuning aan gemeenten. Maar wat dan? Ik zie eigenlijk meer in de suggesties van de heer Heijnen, die een stuk steviger zijn. Het systeem leunt op deelname van alle gemeenten. Het systeem werkt niet optimaal als een paar gemeenten niet meedoen of als fouten worden gemaakt. Waarom legt de staatssecretaris het lot van dit systeem, dat zo fundamenteel is voor onze samenleving, dan zo gemakkelijk in de handen van de gemeenten? Natuurlijk moeten zij ermee werken, maar de staatssecretaris is verantwoordelijk voor het systeem als geheel. Ik mis dan ook de regie. Vanochtend las ik een interessant artikel van de minister in de Volkskrant. Ik dacht dat wij eenheid van beleid hebben, zeker op het ministerie van BZK, maar de minister zegt dat het kabinet op veel meer punten het voortouw moet nemen. Zij zegt bovendien dat de samenwerking tussen de bestuurslagen nogal te wensen overlaat en dat het Rijk hierbij het goede voorbeeld moet geven. Ik zou zeggen: doe dat! Is de staatssecretaris bereid, de regie meer naar zich toe te trekken? Daarom ben ik meer geporteerd van de suggesties van de heer Heijnen dan van de staatssecretaris. Waar ziet zij mogelijkheden om zaken dwingender aan te pakken? De fundamentele vraag is: moeten wij zo’n belangrijk nationaal systeem alleen in de handen van gemeenten leggen en dan maar van een afstandje hopen dat en afwachten of zij het allemaal gaan doen, met cursussen, voorlichting en misschien meer geld; of is dit zo belangrijk dat de staatssecretaris de uitvoering zelf maar ter hand moet nemen?

De heer Van Beek (VVD): Voorzitter. Toen ik vannacht deze stukken nog eens las, schrok ik. Als je een zin leest, denk je: er zijn dertien gemeenten aan het eind niet klaar. Als je die zin nog eens leest, blijkt dat dertien gemeenten eventueel klaar zijn, maar de rest niet. Dan realiseer je je pas de omvang het probleem waarvoor de staatssecretaris gesteld staat. Het is mij uit de stukken niet duidelijk geworden of het een hardware-, een software-, een urgentie-, een geld- of een organisatieprobleem betreft. De staatssecretaris kan hier wellicht iets over zeggen, omdat afhankelijk van dat antwoord het type oplossingen of het type aanpak meer zichtbaar kan worden. Het Rijk kan een paar dingen wel doen, maar een groot aantal dingen niet, omdat het niet aan het stuur zit. De gegevens liggen elders en de organisatie is elders: het wordt op meer dan 400 plekken elders uitgevoerd. Ik ben dus heel gevoelig voor de opmerkingen van de heer Heijnen over de vraag hoe je organisaties die je niet in de hand hebt en waar je niet de baas van bent, toch zodanig onder druk kunt zetten dat een en ander op de kortste termijn gebeurt. Dat hangt natuurlijk allereerst af van een goede analyse van waar het probleem nu echt zit.

Hoe vaak wordt eigenlijk het wiel uitgevonden bij een project dat over het land wordt uitgerold? Zijn er pasklare oplossingen die op verschillende plaatsen kunnen worden geïmplementeerd? Is er een GBA-team, een vliegend team, dat altijd en overal beschikbaar is om te voorkomen dat iedereen zich weer buigt over problemen die wellicht in een buurgemeente al zijn opgelost? Het is van belang om zo efficiënt mogelijk om te gaan met capaciteit en te helpen om het probleem op te lossen, afhankelijk van het type probleem.

De heer Heijnen heeft de belangrijkste conclusie getrokken: dit kan en mag gewoon niet waar zijn. De basis van de GBA moet gewoon goed zijn, omdat anders daarna alle andere dingen misgaan. Het gevoel van urgentie is hier, ook ongetwijfeld bij de staatssecretaris, maar de vraag is: kunnen wij vanmiddag een aantal dingen bedenken om dat gevoel ook bij anderen tussen de oren te krijgen?

Mevrouw Smilde (CDA): Voorzitter. U zult niet verrast zijn dat de teneur van mijn betoog ongeveer hetzelfde is als dat van mijn collega’s. Ik begin echter met een compliment. Als Kamerlid krijg ik stukken van verschillende ministeries, met name van VWS. Bij het voorbereiden van dit algemeen overleg viel mij op hoeveel toegankelijker de stukken van het ministerie van BZK zijn in vergelijking met die van andere ministeries. Het uitgangspunt van begrijpelijke taal zit dus al meer in het ministerie van de verantwoordelijke staatssecretaris. Daar zien wij de vruchten van het hard eraan trekken. Het is goed om dat te memoreren in een periode waarin je ontzettend veel stukken leest.

Maar nu de GBA nog! Deze conclusie stemt niet vrolijk. Voor de dienstverlening aan de burger is het erg belangrijk dat de gegevens goed op orde zijn, vanwege onder meer de huurtoeslag. Wij weten allemaal wat de consequentie is als wordt geconstateerd dat AOW’ers op een bepaald adres samenwonen. Misschien moet de burger het gemeentebestuur volgend jaar bij de gemeenteraadsverkiezingen maar eens duidelijk maken waar het belang van de burger ligt. Tekortschietende gemeenten zouden toch ergens door in beweging moeten komen.

De heer Van Raak (SP): Je kunt niet stemmen als je geen oproepkaart hebt.

Mevrouw Smilde (CDA): Daar heeft de heer Van Raak een punt.

Voorzitter. De gemeente is bronhouder voor een groot aantal afnemers, ook binnen gemeentelijke diensten. De afnemers hebben of krijgen een terugmeldplicht, die via een applicatie moet geschieden. Gemeenten die deze zaken echter nog niet op orde hebben, zullen echter niet de juiste applicatie hebben. Hoe gaat het dan voor afnemers die van de ene gemeente wel en van de andere niet de juiste gegevens krijgen? Hoe verzorgen zij de terugmelding naar gemeenten die de juiste voorzieningen nog niet op orde hebben? De wettelijke mogelijkheden om gemeenten in gebreke te stellen, zijn beperkt. Hoe ligt dat wanneer afnemers een gemeente in gebreke stellen vanwege niet-juiste gegevens? Kan een burger die te weinig huurtoeslag ontvangt op grond van de onvolledige gegevens gerechtelijke stappen ondernemen? Biedt dat een aanknopingspunt om het gevoel van urgentie te vergroten?

De staatssecretaris schrijft dat het college van B en W ambtshalve tot wijziging van incorrecte gegevens kan overgaan en een bestuurlijke boete kan opleggen. Ik vind dat nogal wat als zo veel gemeenten zelf hun zaakjes niet in orde hebben. Welke sancties zijn er bijvoorbeeld voor afnemers die niet aan hun meldingsplicht voldoen? Hoe kan de staatssecretaris daarbij haar stelselverantwoordelijkheid nemen?

Een ander groot punt betreft de foutpercentages. Het is positief dat de staatssecretaris periodieke controles gaat uitvoeren. Bij een hoog percentage kan zij een verbetertraject afspreken. Het plan van een jaarlijkse zelfevaluatie zien wij wel zitten, maar die willen wij dan wel gepubliceerd hebben. Naming and shaming is al langsgekomen. Ons lijkt dat ook een goed idee. Wij willen overigens dat de zaken die wij vanmiddag melden zo weinig mogelijk administratieve lasten met zich brengen. Wij spreken hier immers soms met de pet van administratieve lasten op.

Uit het onderzoek naar de kwaliteit blijkt dat in ruim 6% van de gevallen geen sprake is van goede kwaliteit. Aangezien deze gegevens de bron vormen, is dit percentage veel te hoog. Bovendien zijn er ook gemeenten met een foutpercentage van boven de 10%. Wat kunnen wij hieraan doen om kwaliteitsverbetering te krijgen? Kunnen niet alleen de burgers, maar ook de afnemers de gevolgen van beschikkingen op grond van de mogelijk foutieve gegevens verhalen op de gemeenten die de gegevens aanleverden?

Uit zowel de voortgangsrapportage als de beantwoording van de vragen van de commissie blijkt dat er nog veel moet gebeuren. De staatssecretaris omschrijft dit als: ondanks alle inspanningen is er op dit moment geen rooskleurig beeld. Vanuit het kabinet is dit een stevige uitspraak over een andere, autonome medeoverheid. Verder geeft de staatssecretaris aan dat er weinig sanctiemogelijkheden zijn. Dat klopt, want wij hebben het over een autonome overheid. Daarom proberen wij allemaal zaken te benoemen waarvoor die autonome overheid wellicht gevoelig is. Wij steunen de staatssecretaris in haar pogingen om deze zaken nog dit najaar vlot te trekken. Eerlijk gezegd zie ik het debat van vandaag ook in die context. Wij hebben de heer Heijnen gesteund in het verzoek om het debat hierover vandaag te voeren, opdat het gevoel van urgentie namens de Kamer naar voren wordt gebracht. Wij hopen en verwachten dat de staatssecretaris ons in de herfst betere berichten kan zenden.

De heer Heijnen (PvdA): In 400 000 gevallen bleken huurtoeslaggegevens niet overeen te komen met de GBA. Bij 10% van de meer dan 1 miljoen huurtoeslagen is er een verschil tussen hetgeen burgers opgeven en de gegevens in de GBA. Daarbinnen zijn een paar honderd fraudegevallen gevonden, maar daar ga ik nu even aan voorbij. Is dat niet een geweldige administratieve last voor in dit geval de Belastingdienst, die de huurtoeslag uitvoert, en voor de burgers die te maken krijgen met verschillende uitkomsten van huurtoeslagaanvragen en correcties daarop? Is het wegnemen van die administratieve last niet veel belangrijker dan een klein beetje extra administratieve last door de gemeenten achter de broek aan te zitten om hun zaakjes op orde te krijgen?

Mevrouw Smilde (CDA): Dat ben ik volledig met u eens. Als ik zaken aandraag bij het kabinet, moet ik mij ervan bewust zijn hoe het met de administratieve lasten zit. Het is natuurlijk een afweging. Ik vind alleen dat het voor Kamerleden een tweede natuur moet zijn om de administratieve lasten erbij te betrekken. Vanwege de door u genoemde voorbeelden ben ik juist zo benieuwd of de burger ook naar de rechter kan stappen als hij op grond van foutieve gegevens een verkeerde beschikking heeft gehad. Dat zou een sanctie kunnen zijn.

De heer Heijnen (PvdA): Misschien wil de staatssecretaris op onze gedachten hierover reageren. Volgens mij kan de overheid naar de rechter stappen als een burger nalatig is om zich juist te administreren in de GBA, maar het punt is dat dit nooit gebeurt. Ik heb dat al eerder aan de orde gesteld. Het zou veel effectiever zijn als het gemeentebestuur gewoon lik-op-stuk de bestuurlijke boete kan geven, omdat dan bij burgers gaat leven dat men onverwijld een wijziging in de gezinssamenstelling, een verhuizing etc. aan de gemeente moet doorgeven. Wat dat betreft, voel ik veel minder voor allerlei sancties zoals mevrouw Smilde die wellicht bepleit. Wij moeten gewoon de dingen doen die al mogelijk zijn.

Mevrouw Smilde (CDA): Dat zouden wij zeker moeten doen, maar dan is het een wederzijds verhaal. Wanneer de burger aanspreekbaar is op het niet doorgeven van een verhuizing, moet een gemeente aanspreekbaar zijn bij het leveren van foutieve gegevens. Daarnaar zijn wij op zoek. Wat er is, moeten wij uitnutten, en als er iets bij moet, dan moet er iets bij.

De voorzitter: Dan is nu het woord aan staatssecretaris van BZK, mevrouw...

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Bijleveld. Voorzitter, dat u dat niet weet!

De voorzitter: Ik weet het. Ik zit zo dicht bij u dat ik bijna «mevrouw Leerdam» wilde zeggen, maar dat ging mij net te ver. Daarom beet ik mij even op mijn tong. Het woord is aan staatssecretaris Bijleveld.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Het is een vreemde dag vandaag, zo’n laatste dag waarbij wij elkaar van debat naar debat volgen. Wij stalken elkaar zeg maar. Maar ik ben blij dat wij dit debat voeren.

De invoering van de basisregistratie personen is een wettelijke verplichting voor alle bestuursorganen. Zij dragen daar ook de verantwoordelijkheid voor. Gemeenten en afnemers moeten voor 1 januari 2010 de basisregistratie personen invoeren. Met de wijziging van de Wet GBA op 1 april 2007 heb ik dit ook nadrukkelijk afgestemd met de VNG en de NVVB. Wij realiseerden ons dat de invoering ervan niet eenvoudig is, maar het is mogelijk. Dat blijkt uit het aantal bestuursorganen dat de klus wel geklaard krijgt. De invoering is noodzakelijk om de dienstverlening van de overheid te verbeteren en de burger beter te kunnen bedienen. Het gebruik van de basisregistratie zorgt voor de benodigde kwaliteitsimpuls, een vraag waaraan door de Kamer herhaaldelijk aandacht is besteed. Ik vind het niet acceptabel – daarom heb ik best zware woorden gebruikt in mijn brief – als een bestuursorgaan niet voldoet aan een wettelijke verplichting, het zwaarste instrument om iets te regelen. Het is echt mijn overtuiging dat iedereen alles in het werk moet stellen om aan de wettelijke verplichting te voldoen. Ik heb aangegeven dat ik op korte termijn geen mogelijkheid zie om tot sancties te komen, maar dat ik wel iedere bestuurder op zijn verantwoordelijkheid zal aanspreken. Ik ben en blijf in gesprek met de VNG. In de richting van de overige afnemers zal ik mijn collega-bewindspersonen hierop aanspreken. Tegelijkertijd zal ik de gemeenten en de andere afnemers ondersteuning blijven bieden waar ik kan. Sinds de wetswijziging in april 2007 heb ik de bestuursorganen voorgelicht. Er zijn bijeenkomsten georganiseerd en er is een stappenplan beschikbaar gesteld om de invoer te begeleiden. De ondertekening door het Nationaal Uitvoeringsprogramma, het NUP, nog niet zo lang geleden, is een van de punten waarop ik de regie heb gevoerd. Ook daarin heb ik immers dat punt opgenomen. Wij spreken daarover in de regiegroep Dienstverlening en E-overheid, die ik zelf ben gaan voorzitten om meer regie op dit onderwerp aan te brengen. Voorts bied ik in de top tien-knelpuntenbrief gemeentebestuurders handvatten om de meest prangende knelpunten op te lossen. Verder ben ik bereid, tijdelijk extra middelen vrij te maken om aanvullende ondersteuning te bieden.

Op dit moment ontvangen 308 gemeenten en 141 afnemers een volledige set van actuele persoonsgegevens. Dat is de eerste stap in het traject van de invoering van de basisregistratie personen. Circa 25 gemeenten hebben de basisregistratie ingevoerd of zijn in een afrondende fase. De G4 hebben alle aangegeven de invoering voor 1 januari 2010 te zullen hebben gerealiseerd. Daarmee hebben wij heel grote gemeenten te pakken, circa 3,5 miljoen inwoners. Wij bereiken daarmee een kwart van de bevolking op 1 januari 2010. Dit zet een en ander wellicht in een ander perspectief. Een tiental overige afnemers heeft de basisregistratie ingevoerd: de Belastingdienst, Justitie, provincies, de GGD en de IGZ. Op basis van deze inzichten profiteert naar verwachting een kwart van de bevolking van de invoering van de basisregistratie personen. Er is dus wel degelijk voortgang gemaakt, maar er is nog wel veel werk aan de winkel. In die zin deel ik de zorgen van de Kamer. Ik blijf aan dit dossier trekken en ben blij dat de Kamer dat onderkent. Wij hebben dit punt heel actief opgepakt, nadat de heer Heijnen hier steeds op terugkwam.

Ik kom te spreken over de kwaliteit van de gegevens. Ik heb toegezegd om onderzoek te doen naar de kwaliteit en dat is ook gebeurd. De uitkomsten van het onderzoek naar de landelijke uitrol blijken divers. Het algemene beeld is dat in 5,2% van de gevallen de registratie in de GBA niet overeenkomt met de feitelijke situatie, zoals bij het huisbezoek is gecontroleerd. In de voortgangsrapportage heb ik al aangegeven dat ik voorstander ben van het overal uitvoeren van huiscontroles, omdat dat bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit. Ik ben ook van mening dat iedere gemeente huiscontroles moet uitvoeren in het kader van de verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de gegevens. Hierover wil ik afspraken maken met de VNG. Hierbij betrek ik de vraag of de medewerker die de huiscontroles uitvoert, de boa-status moet worden verleend, omdat dan een snelle stap kan worden gezet. In de volgende rapportage zal ik de Kamer informeren over beide aspecten.

De heer Heijnen heeft gevraagd of ik halfjaarlijkse voortgangsrapportages kan verzorgen. Het antwoord is: ja. Wij zullen dit doen, zodat de Kamer nadrukkelijk het traject kan volgen.

Hoe kijk ik naar de vraag hoe verder te gaan? Wat mij betreft is duidelijk dat de kwaliteit van de gegevens omhoog moet. In het Actieplan kwaliteit wordt daarvoor een aantal acties geboden. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat een betrouwbare GBA alleen kan worden gerealiseerd als de gehele keten meewerkt. Het gaat hierbij om onder meer burgers, gebruikers en het CBP. Verder moeten er moderne ICT-voorzieningen zijn, moet er goed personeel achter de balie zitten en moeten burgers adreswijzigingen goed doorgeven. Voorts moeten afnemers die twijfelen over de juistheid van gegevens een terugmelding doen – de Hilvarenbeekkant van het voorstel -en moet BZK actieve ondersteuning geven aan gemeenten om fraude en misbruik op te sporen. Het actieplan kent een looptijd tot 2011. Ik noem in algemene zin de acties eruit. Er moeten bestuurlijke afspraken met de VNG worden gemaakt. Ik heb geconstateerd dat nieuwe instrumenten nodig zijn om de kwaliteit van gegevens te kunnen verbeteren en blijvend op peil te houden. Ik wil afspraken maken over huiscontroles, streefwaarden voor kwaliteit en kengetallen daarvoor en de wijze waarop dit periodiek door gemeenten wordt gemeten. Het uiteindelijke kwaliteitspercentage wil ik op de website waarstaatjegemeente.nl publiceren. Hiermee kunnen wij transparantie en naming and shaming realiseren. Ik hoor zo direct in tweede termijn of de Kamer dat in het kader van «gemeenten aan de schandpaal» voldoende vindt. Mijns inziens is dat een goede stap op weg, want dan is het transparant wat de gemeenten doen. Burgers hebben dan ook direct inzicht in de scores van een gemeente op dit punt.

Verder wil ik een beleidsvisie maken op de opleiding tot ambtenaar burgerzaken. De NVVB heeft mij geadviseerd over een aantal maatregelen om de professionaliteit van de ambtenaren te vergroten. Samen met de collega’s van Verkeer en Waterstaat en van Justitie zal ik hieraan werken.

Met het wetsvoorstel in het kader van de basisregistraties zal ook een stap verder worden gezet. Ik ben druk met de voorbereidingen ervan. In de brief van 26 mei 2009 hebben de G4 en de NVVB mij geadviseerd over de reikwijdte van de voorgestelde bestuurlijke boete. Ik zal hierover overleg voeren. De uitkomsten van dit overleg zullen in het wetsvoorstel worden meegenomen. Ik ben voornemens, het wetsvoorstel zo snel mogelijk bij de Kamer in te dienen.

Tot slot wil ik in 2009 een landelijk congres organiseren om best practices zo breed mogelijk uit te meten. Ik heb mij de afgelopen tijd veel moeten concentreren op de vraag hoe wij de modernisering van de GBA weer van de grond krijgen. Hierover hebben wij een debat gehad. Wij moeten overigens naar buiten toe nog meer doen dan tot op heden het geval was.

De heer Heijnen heeft gesproken over het onderzoek Momentopname kwaliteit GBA. Huis-aan-huiscontroles dragen echt bij aan de verbetering van de kwaliteit van de GBA. Ik ben van plan om dit te regelen met de VNG.

De heer Heijnen heeft verder gevraagd wat een foutpercentage van iets meer dan 5% betekent voor stempassen, toeslagen etc. Het is duidelijk dat verbetering van de kwaliteit nodig is, omdat door het percentage incorrecte gegevens fouten kunnen worden gemaakt. Een foute registratieheeft niet in alle gevallen de consequentie dat de stempas niet wordt ontvangen of dat met een toeslag wordt gefraudeerd. Uit de cijfers van de Belastingdienst blijkt vooral dat de processen veel beter op elkaar moeten worden afgestemd om het aantal van 400 000 te reduceren. Het aantal fouten ligt veel lager: circa 800. Gezien de oorzaak is dat nog veel te veel, maar er moet soms op een andere wijze naar worden gekeken.

De heer Heijnen (PvdA): Er staat dat in 800 gevallen – het is de vraag of dit één maand of één jaar betreft – sprake was van fraude. In 10% van de gevallen, van de meer dan 1 miljoen huishoudens die huurtoeslag ontvangen, is sprake van een verschil tussen hetgeen burgers opgeven en de GBA. Verderop schrijft de staatssecretaris dat uit het onderzoek blijkt dat in een willekeurige maand in 400 000 gevallen de situatie zoals die is opgegeven door betrokkenen niet overeenkomt met de weergave van de GBA. Ik probeer mij een medewerker van de Belastingdienst voor te stellen die de huurtoeslag moet uitvoeren. Wanneer hij in 40% van de gevallen geen staat kan maken op de gegevens uit de GBA, moet hij op een andere manier erachter zien te komen of een en ander klopt. Ik probeer mij voor te stellen hoeveel tijd dat kost en hoeveel administratieve druk dat veroorzaakt, zowel voor de Belastingdienst als voor de betrokken burgers. Ik kan mij er geen voorstelling van maken hoeveel dat is. Het aantal van 800 fraudegevallen op de meer dan 1 miljoen huishoudens valt ontzettend mee. Het is te veel, maar heel betrekkelijk. Het gaat mij om het proces daarvoor. Wij moeten dat toch oplossen? Ik vind het misplaatst als ik een bagatellisering proef van «slechts in 800 gevallen».

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat heb ik niet gezegd. Ik bagatelliseer niet. Soms moet je echter met je voeten op de grond kijken naar hetgeen is geconstateerd. Je kunt namelijk dan uiteindelijk analyseren waar het om gaat en stappen tot verbetering zetten. De geconstateerde fouten hebben niet altijd consequenties voor de burger. Bij de Belastingdienst is ook geconstateerd dat er soms een tijdsverschil zit tussen de aanvraag en de opname in de GBA, waardoor een aantal dingen kan worden weggenomen. Dit neemt echter niet weg dat er gewoon heel veel moet verbeteren. Daarop zijn de zaken gericht die ik zojuist heb genoemd. Het is soms goed om te bekijken wat erachter zit, zodat je tot verbetering van de processen kunt komen. Wij zijn het erover eens dat er zo snel mogelijk tot verbetering moet worden gekomen.

De heer Heijnen heeft verder gesproken over naming and shaming. Ik ben van plan om dat via de website waarstaatjegemeente.nl te doen. Het is een goede suggestie om gemeenteraden aan te schrijven. Ik zal dat doen. Ik heb mij erg geconcentreerd op het op gang brengen van het hele traject. Het lijkt mij goed dat gemeenteraden erbij worden betrokken, omdat dit onderwerp niet altijd hun aandacht heeft. Net als de heer Heijnen herken ik uit een vorig leven dat over dit onderwerp niet automatisch wordt gesproken. Het is in die zin goed om gemeenteraden aan te schrijven.

De heren Heijnen en Van Beek en mevrouw Smilde hebben gevraagd of er geld nodig is. Voor een deel doen wij onderzoek om te zien wat nu precies het probleem is. De heer Heijnen heeft de suggestie gedaan om het geld voor de commissie-Dijkstal hiervoor in te zetten. Hij veronderstelt dat dit geld niet dit jaar zal worden uitgegeven. De 9 mln. die aan het Gemeentefonds is toegevoegd dient ter compensatie van kosten waarvoor gemeenten geplaatst zijn en ter financiering van een deel van de wensen van de Kamer om de rechtspositie van lokale bestuurders en raadsleden te verbeteren. Het is de bedoeling dat de rechtspositiebesluiten, als het allemaal wordt afgerond, met terugwerkende kracht na 1 januari 2009 worden aangepast. Overigens streeft de minister van BZK hiernaar, want het betreft haar portefeuille. Het is de bedoeling om dit jaar de wijzigingsbesluiten in het elektronische Staatsblad te publiceren. Dit geld kan dus niet worden ingezet voor de verbetering van de GBA, omdat het er niet is.

De heer Heijnen (PvdA): Dat is de dekkingsvraag. Ik kondig aan dat ik bij de behandeling van de begroting van BZK wil zien dat het besluit om de rechtspositie aan te passen, wat 9 mln. kost, is genomen, zodat het risico dat het aan het Gemeentefonds wordt onttrokken kan worden weggenomen. Als bij de behandeling van de begroting dat besluit niet is genomen, voel ik mij vrij om bij de Najaarsnota per motie of amendement het geld deze kant op te sturen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat lijkt mij prima. Middelen zijn niet het enige waarop het vastloopt. Wij hebben namelijk al extra geld ingezet. Uiteindelijk levert betere fraudebestrijding de gemeenten geld op. De bestuurlijke urgentie is niet groot genoeg en daarom is de brief aan de gemeenteraden een goede suggestie. Ondanks het feit dat men vanaf 2007 al weet dat de basisregistratie op 1 januari 2010 moet worden ingevoerd, was de bestuurlijke urgentie niet groot genoeg. Daarom hebben wij dit in het NUP nog een keer opgenomen, juist om eraan te werken. Geld is naar mijn idee niet het probleem. Wij gaan wel nader analyseren waar de gemeenten tegenaan lopen, omdat wij een extra ondersteuningspakket willen creëren. Dat het geld niet per se het probleem is, kun je afleiden uit het feit dat de G4 de invoering wel gereed krijgen per 1 januari 2010. Naast de zaken die ik heb toegezegd, kunnen bijvoorbeeld vliegende teams, zoals de i-teams, worden ingezet. Hierbij kunnen medewerkers van de G4, die de invoering wel op tijd voor elkaar hebben gekregen, worden ingezet. Hiermee kun je laten zien dat het op andere plekken wel is gerealiseerd – dat is twinning-achtig – en kan worden voorkomen dat iedere keer het wiel opnieuw wordt uitgevonden. Voordat de teams worden ingezet, wil ik een nadere analyse hebben.

De heer Heijnen (PvdA): Wij hebben het ook gehad over sancties voor gemeenten die nalatig zijn, maar daar hebt u nog niet over gesproken. Is het denkbaar dat u wet- of regelgeving voorbereidt die ertoe leidt dat een gemeente een boete krijgt van een ton voor iedere procent negatieve afwijking van het landelijk gemiddelde? Heeft een gemeente bijvoorbeeld een foutpercentage van 12%, dan krijgt deze €700 000 boete. Zoals uit het onderzoek onder 26 gemeenten blijkt, ligt het gemiddelde op dit moment immers op 5%. Ik begrijp dat sommigen dit een rare manier van doen vinden, maar zo raar is het niet. De hele financiering in de WWB gaat uit van prestaties van gemeenten die meer of minder dan gemiddeld zijn. Ik wil op een vergelijkbare wijze met gemeenten omgaan op het punt van de GBA.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Slecht gedrag moet dus niet worden beloond, zoals mevrouw Smilde zei. Ik zou daar moeite mee hebben. Wij zullen moeten bekijken of sancties mogelijk zijn. Volgens de huidige Wet GBA is het niet mogelijk om sancties op te leggen. Ik heb dus niet meer mogelijkheden dan er nu zijn; de wet moet hiervoor worden gewijzigd. Wat mij betreft, duurt dat te lang. Ik vind de urgentie zo groot dat er een aantal andere maatregelen moet worden genomen. Ik zet dus veel meer in op het nu op orde krijgen van hetgeen wij hebben geconstateerd, door middel van teams, extra onderzoek, naming and shaming, afspraken met de VNG over boa’s, huisbezoeken etc. Hiervan verwacht ik het snelst resultaat.

De heer Van Raak (SP): Ik heb een opmerking ter ondersteuning van de heer Heijnen. Ik vind niet dat overheden zo met elkaar moeten omgaan: «twinnen», i-teams en voorlichting. Wanneer zij dat namelijk doen, zijn zij de hele dag aan het «twinnen», «i-teamen» en voorlichten. De staatssecretaris heeft terecht gezegd dat er een wettelijke plicht en verantwoordelijkheid voor gemeenten is. Het is onacceptabel als zij die niet nakomen. Er hoeft niet «getwind» en «ge-i-teamd» te worden. Ik vind het voorstel van de heer Heijnen om een boete op te leggen heel goed. Als een wettelijke taak niet wordt uitgevoerd, moet er een straf tegenover staan. Het is schandalig als gemeenten een wettelijke taak niet uitvoeren. Het zou goed zijn als de staatssecretaris uitzoekt waarom dat gebeurt. Is het onwil of onkunde? Wij denken dat het onwil is, maar waar komt die vandaan? Hoe komt het dat de verantwoordelijkheid van gemeenten niet verdergaat dan de gemeentegrens?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Ik heb al gezegd dat ik een onderzoek ga doen. Voor een deel is het een gebrek aan bestuurlijke urgentie en capaciteit. Verder is het ingewikkeld. Wij zullen na de analyse zien wat de oorzaak is. Ik zal niet alleen «twinnen», maar ook bestuurlijke druk uitoefenen. Er is wel een wettelijke plicht, maar ik heb geen sanctie. De Kamer is medewetgever en daarom medeverantwoordelijk voor deze wet. De wet is gemaakt zoals hij is gemaakt: op dit moment is er dus geen sanctie. Ik heb al toegezegd dat ik zal kijken of sancties mogelijk zijn. De heer Van Raak weet net zo goed als ik hoe lang wetswijzigingen duren. Als wij de wet al zouden willen wijzigen, dan duurt dat mij te lang. Daarom wil ik eerst een aantal andere dingen regelen.

De heer Van Beek (VVD): Wij denken in Den Haag altijd wel dat de hele wereld direct verandert wanneer wij een wetsvoorstel hebben aangenomen, maar dat is niet zo. Ook met de huidige wetgeving ligt er gewoon de verplichting. Ik schrik enigszins van het antwoord van de staatssecretaris op de vraag wat er aan de hand is. Om het even te chargeren en veel te eenvoudig voor te stellen: mogelijk zijn er gemeentehuizen waar iemand achter een kaartenbak zit, terwijl hij eigenlijk een computer nodig heeft. Ik kan mij voorstellen dat hij weliswaar een computer heeft, maar niet de goede software. Ik kan mij voorstellen dat hij zowel de goede computer als de goede software heeft, maar werkelijk niet weet wat hij ermee moet doen; je hebt dan een opleidingsprobleem. Ik kan mij allerlei verschillende dingen voorstellen. Als je niet weet wat de oorzaak is, kun je niet zeggen: wij lossen het op als wij geld hebben. Dat is namelijk niet zo. Wij moeten eerst weten wat er aan de hand is voordat er gerichte maatregelen kunnen worden getroffen. Het heeft helemaal geen zin om een GBA-team te sturen als de hele organisatie niet eens de hardware heeft. Dat onderzoek moet als eerste worden gedaan en kan steekproefsgewijs plaatsvinden.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Techniek is niet direct het probleem. Momenteel zijn 308 gemeenten aangesloten op de GBA-V. Daarin is al een enorme stap gezet, maar er moet nog een aantal extra dingen gebeuren.

De heer Van Beek (VVD): Men kan wel zijn aangesloten, maar men weet dan bijvoorbeeld niet hoe ermee moet worden gewerkt. Dat is een opleidingsprobleem.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Dat is mogelijk. Ik ben het met u eens dat er een analyse moet komen. Geld is niet zozeer het probleem, maar vooral de bestuurlijke urgentie. In een aantal gemeenten is de invoering wel degelijk gelukt of gaat de invoering wel lukken voor 1 januari 2010.

Voorzitter. De heer Van Raak en ik zijn het in de algemene analyse eens. Hij heeft gevraagd of de verantwoordelijkheid voor de GBA bij de gemeenten moet blijven. Ja, want de gemeente is de meest aangewezen overheid om de gegevens van eigen burgers bij te houden. Ik denk niet dat wij dat beter kunnen. Wettelijk gezien is er ook de verplichting om dat goed te doen. Bestuurlijk gezien moet er veel meer aandacht voor zijn. Daarom is het een goede suggestie om de gemeenteraden aan te schrijven. Wij zullen deze suggestie overnemen.

De heer Van Beek heeft gevraagd op welke wijze naar de analyse moet worden gekeken. Ik vind het opmerkelijk dat het de grote gemeenten wel lukt. Misschien werd daar de urgentie het meest gevoeld. Wij moeten nagaan op welke wijze wij het gevoel van urgentie kunnen overbrengen op andere gemeenten. Na de analyse kan ik dit de Kamer melden.

Het compliment van mevrouw Smilde zal ik overbrengen aan de ambtelijke organisatie. Ik ga er zelf steeds meer op letten. Net als de heer Van Beek heb ik deze stukken afgelopen nacht moeten lezen. Het is dan altijd handig als deze ietwat begrijpelijker zijn, voor ons, maar juist ook voor de bevolking.

Ik ben het met mevrouw Smilde eens dat wij ernaar moeten blijven kijken hoe wij dit voor elkaar krijgen met zo min mogelijk administratieve lasten. Wanneer de vaste commissie voor BZK dat al niet doet, dan krijgen wij dat al helemaal niet tussen de oren bij andere commissies, want dat valt vaak niet mee.

Mevrouw Smilde heeft gevraagd of afnemers gemeenten kunnen aanspreken wanneer de GBA-gegevens niet juist blijken te zijn. Afnemers hebben een eigen verantwoordelijkheid voor de juistheid van gegevens. Als een GBA-gegeven niet goed is, moeten de afnemers dat terugmelden aan de gemeente, die vervolgens moet onderzoeken wat de juiste gegevens zijn. Afnemers kunnen geen schade verhalen op gemeenten. Gemeenten moeten een onderzoek uitvoeren en hebben de plicht om de fout te herstellen. Daarom is de terugmeldvoorziening zo belangrijk. Overigens is het in Nederland zo geregeld dat de burger altijd naar de rechter kan stappen bij beschikkingen. De bestuurlijke boete voor burgers is opgenomen in het wetsvoorstel Basisregistratie personen.

Mevrouw Smilde heeft verder gevraagd of een burger iets kan doen tegen een foute beslissing. De GBA is een ondersteunende registratie voor de afnemer. Als een burger het oneens is met een besluit over de huurtoeslag, kan hij tegen de beschikking in beroep gaan. De burger kan overigens altijd controleren of zijn gegevens juist in de GBA zijn opgenomen. Het is wellicht belangrijk dat wij dit ook nog meer uitdragen, want het kan ook in het belang zijn van burgers om te controleren of zijn gegevens juist zijn opgenomen. Zij kunnen dit via mijnoverheid.nl doen.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met een aantal toezeggingen. Ik resumeer: ten eerste ontvangt de Kamer een halfjaarlijkse voortgangsrapportage, ten tweede gaat de staatssecretaris de gemeenten erop aanspreken dat overal huis aan huis moet worden gecontroleerd, ten derde zullen prestaties van gemeenten op een website worden gepubliceerd, ten vierde zullen gemeenteraden worden aangeschreven en ten vijfde zal de staatssecretaris kijken of het mogelijk is om sancties in te bouwen in het systeem dat wij nu kennen voor het toezicht op de GBA. So far, so good, maar ik ben nog niet helemaal tevreden. De staatssecretaris gaat namelijk met de VNG te praten. Is het geen gedachte om met achtereenvolgende groepen gemeenten zelf te gaan praten? De VNG is natuurlijk de belangenorganisatie van de gemeenten, maar niet het bestuur. De G4 zijn op orde. De staatssecretaris kan dan met iedere gemeente uit de G30 afzonderlijk een afspraak maken, daarna met de G100. Uiteindelijk komen wij dan bij Rozenburg terecht. O nee, dat hoeft niet meer.

De heer Van Raak (SP): Dat weten wij vanavond pas!

De heer Heijnen (PvdA): Wanneer kunnen wij het wetsvoorstel Basisregistratie personen tegemoet zien? De staatssecretaris zal daarin de bestuurlijke boete voor burgers regelen, een heel belangrijk punt, en mogelijk de boa-status voor ambtenaren.

Met de invoering door gemeenten van de Wet Basisregistratie personen heb je nog niet per definitie een goede kwaliteit, want die hangt van meer zaken af, waaronder het blijven investeren in de terugmelding, huis-aan-huiscontroles etc. In mijn ideaal hoeven buitendienstambtenaren van de sociale dienst, de Sociale Verzekeringsbank of de IBG niet meer vast te stellen wat de woonsituatie is. Men kan zich eenvoudigweg verlaten op de bevolkingsadministratie, waarin erop wordt toegezien of de feitelijke woonsituatie en de GBA overeenkomen. Dat houdt in dat er veel minder buitendienstambtenaren hoeven te zijn. De Belastingdienst en de sociale dienst moeten nog wel nagaan of iemand ergens aan het werk is, maar er hoeven bij wijze van spreken geen tandenborstels meer te worden geteld. Daar moeten wij naartoe, want dat is een geweldige administratieve lastenverlichting, een geweldige kostenbesparing en een geweldige manier om burgers te ontlasten van allerlei inspecties. Ik ben er nog niet gerust op dat wij dit binnen afzienbare tijd gaan bereiken. Wil de staatssecretaris daarom, voordat zij een publiekscampagne gaat voeren, eerst een campagne voeren onder de straks nieuw gekozen gemeenteraadsleden en de nieuw benoemde wethouders? Dat is veel belangrijker, juist ook om de voordelen ervan tussen de oren te krijgen. Vervolgens kan dit nog voor de bevolking gedaan worden. Misschien moet dat plaatselijk gebeuren, omdat gemeenten onderling verschillen. Ik ben nogal huiverig voor die prachtige Postbus 51-campagnes, omdat die veel geld kosten, en weinig resultaat hebben. Ik verzoek de staatssecretaris, na 6 maart 2010 eerst een voorlichtingscampagne te voeren voor nieuw gekozen gemeenteraden en bestuurders.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Als het moet, voeren wij campagnes. Dan gaan wij «twinnen», i-brigades maken, gemeenteraden opzoeken etc. Desnoods gebeurt dat via Postbus 51. Maar de GBA moet op orde komen, want dit is allemaal omgeving. Het werkelijke probleem is namelijk dat gemeenten een wettelijke taak niet uitvoeren. Waarom doen ze dat niet? Kunnen ze dat niet of willen ze dat niet? Als ze het niet kunnen, dan moeten wij ze helpen. Het vermoeden is echter dat ze misschien niet willen, behalve Hilvarenbeek en de grote steden. Dan hebben wij toch een heel groot, serieus probleem. Gemeenten denken dan als ze een wettelijke taak moeten uitvoeren: dat doen wij niet; om wat voor reden dan ook. Het betreft een breder bestuurlijk probleem. Hoe gaat de staatssecretaris dat uitzoeken? De heer Heijnen stelt voor om alle gemeenten langs te gaan, maar zo moeten wij dat niet doen. Wij kunnen niet elke keer een batterij ambtenaren of de staatssecretaris langs alle organisaties sturen om een wettelijke taak uit te voeren. Het moet gewoon gebeuren! Beboeten is mogelijk, alhoewel mij dat belachelijk lijkt, maar als het moet, dan moet het. Er moet dan ook maar een wet komen. De staatssecretaris moet uitzoeken waarom gemeenten een wettelijke taak niet uitvoeren. Op welke termijn gebeurt dat? Ik hoop niet dat ik de staatssecretaris moet gaan overtuigen van de sense of urgency dat wettelijke taken door organisaties en lagere overheden moeten worden uitgevoerd.

De heer Van Beek (VVD): Voorzitter. Ik draai lang genoeg mee in het openbaar bestuur om te weten dat geen bestuursorgaan of bestuurder heeft gezegd: wij zullen dit eens even niet doen of even verwaarlozen. Het probleem is dat de omgekeerde beslissing niet is genomen: wij zullen hier eens even de schouders onder zetten. Het is heel erg belangrijk dat de staatssecretaris inzicht heeft in de werkelijke oorzaak. Ik ben blij dat de staatssecretaris hier achteraan gaat, want pas als de analyse goed is, kan naar passende oplossingen worden gekeken. Anders loop je namelijk het risico dat je met een kanon op een mug schiet; dat zou heel vervelend zijn. Ik wacht met heel veel belangstelling af of de staatssecretaris interessante dingen ontdekt waar zij beleid op kan zetten. Het is op zichzelf een heel aardige suggestie om gemeenteraden op te porren door te zeggen: wilt u voor mij in uw eigen gemeente die controle uitoefenen? De staatssecretaris kan erbij vermelden dat de Kamer dat ook graag wil. Wij kunnen daarin samenwerken. Ik wacht dus met name de analyse af en de volgende stap kan daarna worden gezet.

Mevrouw Smilde (CDA): Voorzitter. Het is nogal wat als gemeenten een wettelijke plicht niet nakomen. Hoe kunnen zij dat in voorkomende gevallen dan wel aan burgers opleggen? Ik denk dat het gevoel van urgentie een rol speelt. Ik ben blij dat de staatssecretaris de analyse toezegt, maar ik blijf erg zitten met het foutpercentage. Er spelen twee dingen: ten eerste heeft een aantal gemeenten de zaakjes niet op orde en ten tweede het foutpercentage. Deze dingen kunnen hand in hand gaan.

Ik sluit mij aan bij de vraag wanneer het wetsvoorstel komt. Dat is immers een moment om de vinger aan de pols te houden.

Ik kom te spreken over de communicatie naar de burger over bijvoorbeeld mijnoverheid.nl. Het is belangrijk om mensen überhaupt het belang van het goed geregistreerd staan te laten zien. Ik gaf het voorbeeld van de twee AOW’ers. Men heeft er zelf belang bij dat de huurtoeslag goed wordt toegekend. De communicatie en de informatie naar de burger toe is heel belangrijk, ook nu al.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten: Voorzitter. Ik ben het eens met mevrouw Smilde dat de burger er zelf belang bij heeft dat zijn gegevens goed in de GBA zijn opgenomen. Dit brengt met zich dat de burger ook eigen verantwoordelijkheid heeft. Het is heel erg van belang om iedere burger in Nederland daarvan te doordringen.

Er spelen inderdaad twee dingen: enerzijds het niet nakomen van de wettelijke plicht en anderzijds het foutpercentage. Deze twee zaken hangen wel samen. Ik heb de Kamer het onderzoek gestuurd over de foutpercentages. Wij hebben afgesproken dat wij tot 2011 hebben om die fouten weg te werken. Wij moeten er zo hard mogelijk aan werken om dat voor elkaar te krijgen. Het heeft ook voordelen voor gemeenten.

Het wetsvoorstel komt in het najaar.

De heer Van Beek heeft gezegd benieuwd te zijn naar de analyse. Dat ben ik zelf uiteraard ook. Het is namelijk niet alleen een gebrek aan bestuurlijke urgentie, maar soms kan een gemeente het niet of speelt er een aantal andere vragen in dat verband. In het kader van het NUP zullen wij gemeenteraden opporren om te rapporteren over hetgeen er op het terrein van de GBA gebeurt en de punten waar zij tegenaan lopen. Wij kunnen dat in de regiegroep bespreken en blokkades opruimen. Die aanpak bevalt ons goed bij de administratieve lasten en die wil ik ook hiervoor oppakken.

De heer Van Raak heeft gevraagd waarom gemeenten hun wettelijke taak niet nakomen. Dat is precies de reden waarom wij de analyse maken. De oorzaak ervan kan breder zijn dan bestuurlijke urgentie. Na de zomer zullen wij zien wat er uit het onderzoek komt. In principe moet men aan een wettelijke verplichting voldoen – men weet dat ook – en een aantal kan er ook aan voldoen.

De heer Heijnen heeft alle toezeggingen opgesomd. De griffier zal hem daarvoor dankbaar zijn. Het geeft aan dat ik dit onderwerp serieus neem en dat ik er alles aan probeer te doen om zo veel mogelijk snelheid te krijgen in enerzijds het wegwerken van geconstateerde fouten en anderzijds het ingevoerd krijgen van de plicht die wij per 1 januari 2010 hebben opgelegd. Ik weet niet of het spreken met groepen gemeenten de oplossing is. Ik ben benieuwd naar de analyse en wil op basis daarvan kijken hoe wij de blokkades kunnen wegwerken. Misschien moeten wij met meer groepen spreken, maar op dit terrein wil ik niet direct een toezegging doen. Ik begrijp dat de heer Van Raak dit onderdeel niet steunde. Ik heb de heer Van Raak dus gesteund; dat is de winst van vandaag! Ik ben het er wel mee eens dat wij ons moeten richten op de gemeenteraden. Wij zullen nu een brief sturen, maar wij zullen ook na 6 maart 2010 erop moeten attenderen.

Toezeggingen

– De Kamer ontvangt vanaf heden ieder halfjaar een voortgangsrapportage.

– In de volgende voortgangsrapportage wordt ingegaan op de besproken punten van dit algemeen overleg, waaronder de huiscontroles door gemeenten, aanschrijven gemeenteraden en naming and shaming.

– De Kamer ontvangt dit najaar het wetsvoorstel met betrekking tot de BRP.

– De Kamer ontvangt een brief over de mogelijkheid om met een wetswijziging sancties en boetes aan gemeenten op te leggen.

– De Kamer ontvangt na de zomer de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de huidige achterstanden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Heemelaar (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).

Naar boven