Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2022
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit Derdenbesluit BRP.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 3.3, vierde lid, Wet BRP) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken
over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State
zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide kamers der Staten-Generaal
is overgelegd.
In dit ontwerpbesluit worden – kort samengevat – twee nieuwe werkzaamheden aangewezen
als werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang ten behoeve waarvan systematisch
gegevens uit de basisregistratie personen kunnen worden versterkt. Deze werkzaamheden
worden uitgevoerd door klinisch genetische centra en levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars.
Voor de volledige inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik naar de ontwerpnota van
toelichting.
Een eerdere versie van het ontwerpbesluit is tussen 27 juli 2021 en 7 september 2021
gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. In die versie waren ook werkzaamheden uitgevoerd door het Informatieknooppunt Zorgfraude
(IKZ) en banken opgenomen. Het aanwijzen van deze twee werkzaamheden is op dit moment
echter niet aan de orde gebleken. Daarom zijn ze niet in het ontwerpbesluit opgenomen.
In paragraaf 5 van de ontwerpnota van toelichting wordt hierop ingegaan.
Per brief van 10 september 2021 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van
de Tweede Kamer verzocht de Autoriteit Persoonsgegevens (de AP) om advies te vragen.
Aan dit verzoek heb ik voldaan. De AP heeft op 2 december 2021 advies uitgebracht.1 In paragraaf 5.3 van de ontwerpnota van toelichting wordt uitgebreid ingegaan op
het advies en de wijze waarop daaraan opvolging is gegeven. Verder is mij door de
commissie verzocht het Derdenbesluit BRP na ommekomst van het advies van de AP en
de Raad van State maar vóór inwerkingtreding van het besluit, vergezeld van genoemde
adviezen nogmaals aan de commissie toe te zenden zodat de Tweede Kamer deze adviezen
krijgt. Met dit verzoek ontstaat de facto een tweede moment van gecontroleerde delegatie.
Dit vind ik onwenselijk. De wetgever heeft er in de Wet BRP voor gekozen een procedure
van gecontroleerde delegatie te introduceren waarin het ontwerp bij de Kamers wordt
voorgehangen voorafgaand aan aanbieding aan de Raad van State ter advisering. Deze
keuze volg ik met deze brief.
In deze voorhangprocedure bestaat maximale flexibiliteit om rekening te houden met
opmerkingen vanuit het parlement. Verder wil ik erop wijzen dat het advies van de
AP reeds openbaar is en de adviezen van de Raad van State sinds de inwerkingtreding
van de Wet open overheid korte tijd na vaststelling daarvan openbaar worden gemaakt.
Omdat ik de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken wel wil voorzien in de vraag naar
informatie, zal ik u informeren over het moment dat het advies van de Raad van State
over het Derdenbesluit BRP openbaar is, zodat de leden zich daarvan op de hoogte kunnen
stellen.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen