27 858 Gewasbeschermingsbeleid

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 97 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2011

Naar aanleiding van het AO Landbouw- en Visserijraad van 7 april 2011 heb ik u toegezegd om u per brief te antwoorden op vragen die door uw Kamer aan mij zijn gesteld over het voorstel van de Europese Commissie tot plaatsing van de werkzame stof carbendazim op bijlage I van de Gewasbeschermingsmiddelen richtlijn 91/414/EEG, voor een periode van 3,5 jaar.

De Europese Commissie wil carbendazim plaatsen op bijlage I van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn. De Commissie gaat ervan uit dat de openstaande punten de komende paar jaren zullen worden afgehandeld via zogenaamde aanvullend ophelderende (confirmatory) studies. Zij weet zich gesteund door een substantieel aantal lidstaten (mogelijk de helft).

Naar verwachting zal er geen gekwalificeerde meerderheid vóór of tegen het voorstel zijn. Daarmee zou de Commissie gemachtigd worden haar voorgenomen besluit ten uitvoer te brengen. Na plaatsing van een werkzame stof op bijlage I van de richtlijn mag een lidstaat besluiten op basis van een aanvraag een gewas-beschermingsmiddel toe te laten dat die werkzame stof bevat.

Ik ben nog steeds voornemens tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 14 april a.s. tegen het voorstel te stemmen. Er zijn naar de mening van Nederland nog openstaande punten in de risicobeoordeling van carbendazim op het vlak van de blootstelling van de consument en de toepasser en de contaminatie van het grondwater, op basis van de analyse van de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA).

Op dit moment is er in Nederland overigens – afgezien van een biocide toelating voor de behandeling van tentdoek tegen schimmels – geen enkel gebruik van de stof meer. De laatste toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen gebaseerd op carbendazim zijn in 2007 in Nederland door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) ingetrokken, met een opgebruiktermijn van één jaar. Voor een beperkt aantal gewassen zijn er nog toelatingen in de EU, hierbij zijn Europese Maximale Residu Limieten (MRL’s) vastgesteld.

Voor de gewassen waar geen toelating meer voor is in overige lidstaten van de EU staat de MRL op de ondergrens (detectiegrens). Zonder nationale toelating in de lidstaat is overigens geen gebruik van het gewasbeschermingsmiddel in deze lidstaat mogelijk. Een bijvoorbeeld in België toegelaten middel, mag zonder een toelating van de Nederlandse beoordelende instantie niet in Nederland toegepast worden.

De plaatsing van carbendazim door de Europese Commissie op bijlage I van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn maakt het voor een aanvrager wel mogelijk opnieuw een aanvraag tot toelating in Nederland te doen voor een gewasbeschermingsmiddel op basis van die stof. Het Ctgb zal dan de eventuele aanvullende studies over carbendazim beoordelen op risico’s voor mens en milieu. Het Ctgb besluit over het al dan niet toelaten van een middel, mede aan de hand van alle vereisten van de beoordelings-criteria en besluitvormingscriteria, zoals vastgelegd in de uniforme beginselen van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn.

Op de vragen van het lid Jacobi kan ik melden dat het kabinet streeft naar duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ook onder de nieuwe Verordening blijven werkzame stoffen primair getoetst worden op hun schadelijkheid voor de mens en onaanvaardbare effecten voor het milieu. Op basis van de nieuwe principes in de gewasbeschermingsmiddelenverordening (zonale aanvraag tot toelating en mogelijkheid van wederzijdse erkenning) zullen er naar verwachting voldoende gewasbeschermingsmiddelen in Nederland beschikbaar blijven. Het is uiteindelijk aan het bedrijfsleven om nieuwe werkzame stoffen te ontwikkelen en voor goedkeuring in de EU in te dienen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven