Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft verzocht om een
afschrift van mijn reactie op de aan mij gerichte brief van Pesticide Action Network
Netherlands (PAN Nederland) van 2 april met betrekking tot de beantwoording van Kamervragen
over landbouwgifcocktails. Bijgaand ontvangt u een afschrift van deze antwoordbrief.
In deze antwoordbrief zijn ook andere brieven van PAN Nederland beantwoord.
Ik wil graag toelichting geven op het commentaar dat PAN Nederland heeft geleverd
op mijn antwoorden op vragen van uw Kamer over «de toename van landbouwgifcocktails
op voedsel en op insecten, waaronder bijen» (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2217). PAN Nederland stelt dat er, in de redeneerlijn van mijn antwoorden, geen conclusie
kan worden getrokken over het aantal overschrijdingen van de residulimieten van gewasbeschermingsmiddelen
op basis van de NVWA steekproefresultaten. Het klopt dat de NVWA steekproef niet ieder
jaar exact hetzelfde is en dat dit een vergelijking van MRL-overschrijdingen over
meerdere jaren kan beïnvloeden. De NVWA kan wel aangeven dat het aantal overschrijdingen
is afgenomen of toegenomen ten opzichte van de steekproeven uit de voorgaande jaren.
Daarnaast kan de NVWA op basis van deze gegevens concluderen dat het aantal overschrijdingen
gering is ten opzichte van andere lidstaten en niet EU-landen. De steekproeven van
de NVWA zijn erop gericht om toezicht te houden op de juiste uitvoering van de wettelijke
verplichtingen en niet om gemiddelden van residuen van gewasbeschermingsmiddelen op
groenten en fruit weer te geven.
Daarnaast heeft PAN Nederland twijfels bij de gebruikte methoden en aannames die door
het RIVM en EFSA zijn gebruikt (bijvoorbeeld over diëten). Alle gebruikte methoden
zijn via peer-review processen ontwikkeld en wetenschappelijk gevalideerd. Ik ben
van mening dat er dan ook geen gebruik gemaakt van «trucjes», zoals PAN-NL in haar
reactie beweert.
Verder is PAN Nederland in haar reactie kritisch op de doelstelling uit de Toekomstvisie
gewasbescherming 2030 om in 2030 nagenoeg geen residuen van gewasbeschermingsmiddelen
op voedselproducten te hebben. Dit houdt in dat de doelstelling voor de voedselveiligheid
van gewasbescherming is, dat het huidige hoge beschermingsniveau, met MRL’s, gehandhaafd
blijft. Hiermee blijft door middel van de huidige MRL’s de voedselveiligheid bewaakt.
Het blijft van belang dat bij nieuwe wetenschappelijke inzichten in de veiligheid
van middelen steeds wordt beoordeeld of het beschermingsniveau blijft voldoen aan
de vooraf gestelde waarden. Wanneer in de toekomst toch gewasbeschermingsmiddelen
worden gebruikt, dan moeten deze zodanig worden toegepast, bijvoorbeeld door het gebruik
van innovatieve technieken, dat er nagenoeg geen residuen van gewasbeschermingsmiddelen
op voedselproducten achterblijven.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer