27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 452 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2019

Bijgaand stuur ik u de beantwoording van de vragen van het lid De Groot (D66) en het lid Bromet (GroenLinks) over het artikel in Trouw van 23 maart jl. «Mest barst van de chemicaliën en dat is slecht nieuws voor de weidevogels» (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2395). Dit artikel baseert zich op het rapport «Een onderzoek naar de mogelijke relaties tussen de afname van weidevogels en de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op veehouderijen» van Jelmer Buijs en Margriet Samwel-Mantingh, dat op 12 april is gepubliceerd.

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft tevens gevraagd om mijn reactie op dit rapport en op het rapport «Minder weidevogels door insecten?» van Stichting Agrifacts. Ik maak mij zorgen over de weidvogelstand en neem beide rapporten serieus. Daarom heb ik een gezamenlijke duiding van toxicologen en weidevogelexperts van WUR gevraagd van beide rapporten (zie bijlagen1). WUR constateert dat het rapport van Buijs en Samwel-Mantingh een signalerende werking heeft, maar methodisch niet goed is onderbouwd om een causaal verband te kunnen leggen tussen pesticiden in mest en de afname van weidevogels. Er zijn veel zinvolle zaken gemeten, maar de link ontbreekt hoe dit doorwerkt naar weidevogels. Het rapport van de Stichting Agrifacts trekt dezelfde conclusies.

Het Ctgb maakt, op basis van zijn wettelijke taak, een wetenschappelijke analyse van het rapport van Buijs en Samwel-Mantingh om de vraag te beantwoorden of de gevonden waardes risico kunnen opleveren en of er grond is om bestaande toelatingen in te perken. Ik wacht de analyse van het Ctgb af en zal u daarover informeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven