27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 438 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2019

Met de brief van 15 december 2016 heeft mijn ambtsvoorganger, mede namens de ambtsvoorganger van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vragen van uw Kamer over «de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot gewasbescherming in glastuinbouw en open teelt» beantwoord (Kamerstuk 27 858, nr. 374). Bij deze wijziging is discussie ontstaan of een drukregistratievoorziening voor alle spuitapparatuur (om verwaaiing – drift – van gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen) noodzakelijk of in bepaalde gevallen onredelijk kan zijn. Om deze vraag te beantwoorden is het doelgroepenoverleg de gelegenheid geboden om alternatieven voor de drukregistratievoorziening uit te werken. Bij deze informeer ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over de uitkomst van het overleg met het georganiseerde bedrijfsleven (LTO, KAVB, NFO, Cumela, Fedecom, Agrodis, Nefyto) en de Unie van waterschappen.

Met doelgroepen is een intensief proces doorlopen waarin niet alleen drift, maar ook andere emissieroutes als afspoeling van erven en uit- en afspoeling van percelen zijn besproken. Deze waardevolle dialoog heeft geleid tot het gedeelde besef dat naast drift-reductie meer nodig is om emissies naar oppervlaktewater te voorkomen. Vanuit het doelgroepenoverleg is daarom het initiatief ontstaan om een «Hoofdlijnenakkoord gewasbescherming Open Teelten» op te stellen. Inmiddels is een eindconcept beschikbaar, dat betrokken organisaties omwille van draagvlak willen bespreken met hun achterban. Gezien het initiatief, en de voorgenomen ambitie, acht ik het met betrokken organisaties van belang dat er voldoende tijd is voor zo’n achterbanconsultatie. Naar verwachting kunnen wij u in het voorjaar van 2019 informeren over de uitkomsten hiervan.

Drift (verwaaiing) en vervolgens neerslaan van gewasbeschermingsmiddelen op oppervlaktewater wordt bij neerwaarts spuiten bepaald door:

  • a) De gebruikte spuitdop;

  • b) De gehanteerde spuitdruk;

  • c) De hoogte van de spuitboom boven het gewas;

  • d) De gehanteerde rijsnelheid;

  • e) Eventuele aanvullende (fysieke) driftreducerende voorzieningen;

  • f) De windsnelheid bij toepassing van middelen.

Dit overzicht bevestigt nogmaals dat het handelen van de toepasser cruciaal is voor het uiteindelijke resultaat.

Uit de gevoerde dialoog blijkt dat de algemene verplichting tot een drukregistratievoorziening weerstand oproept en dat er behoefte is aan keuzemogelijkheden. Ook is vastgesteld dat er spuitdoppen driftarm zijn bevonden bij een lage spuitdruk die echter niet gangbaar is in de praktijk. Daarnaast bleek dat ca. 10% van het aantal gekeurde spuiten aanvullende driftreducerende voorzieningen heeft, waarbij een goede landbouwkundige toepassing in de regel in een afdoende driftreductie voorziet. Dit leidt dit tot de volgende invulling:

  • Spuitdoppen die driftarm zijn bij een spuitdruk tot 2 bar worden niet meer in de lijst met «driftreducerende doppen» vermeld omdat het niet aannemelijk is dat deze in de landbouwpraktijk bij de juiste spuitdruk gebruikt worden.

  • Voor spuitdoppen die driftarm zijn bij een spuitdruk van 2 tot 3 bar, en voor «luchtvloeistofmengdoppen», is een drukregistratievoorziening vereist.

  • Voor spuitdoppen die driftarm zijn bij een spuitdruk vanaf 3 bar en voor spuitapparatuur met aanvullende driftreducerende voorziening is geen drukregistratievoorziening vereist omdat deze dan niet of minder doelmatig is.

  • Als alternatief voor de drukregistratievoorziening kan bij gebruik van spuitdoppen die driftarm zijn bij een spuitdruk van 2 tot 3 bar, en voor luchtvloeistofmengdoppen, een verdubbeling van de in het Activiteitenbesluit vereiste teeltvrije zone worden toegepast.

Deze invulling biedt agrarische ondernemers en loonwerkers de gewenste keuzemogelijkheden. Ondernemers hebben logischerwijs tijd nodig om afhankelijk van hun specifieke omstandigheden een keuze te maken en deze uit te voeren. 2019 is daarom een overgangsjaar. De informatie over driftreducerende doppen en technieken op de site van de Helpdesk Water1 wordt conform bovenstaande invulling aangepast, zodat helder is binnen welk kader driftreductie invulling kan krijgen. Overzichten van doppen en technieken worden periodiek aangepast op basis van de stand der techniek. Nog onderzocht moet worden of de bereikte bestuurlijke overeenstemming voor de alternatieve invulling aanpassing van het juridisch kader vereist, en of dit door middel van aanpassing van het Activiteitenbesluit milieubeheer of van het Besluit activiteiten leefomgeving geëffectueerd dient te worden.

Binnen het doelgroepenoverleg wordt een handhavingsprotocol ontwikkeld. Dit voorziet ook in situaties waarin een ondernemer een verplichting tot de aanschaf van een nieuwe landbouwspuit, aanvullende techniek of drukregistratievoorziening aan gaat, maar levering niet in 2019 kan plaatsvinden. Hierbij is afgesproken dat bedrijven die aantoonbaar investeren dit in 2020 kunnen uitvoeren.

Onderdeel van het handhavingsprotocol is dat bevoegd gezag ondernemers in 2019 zal wijzen op de nieuwe voorwaarden, indien een in de praktijk aangetroffen landbouwspuit nog niet voldoet aan het vastgestelde kader.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven