27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 305 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2015

Hierbij informeer ik u over de reactie van de Europese Commissie (EC) op mijn voorstellen voor maatregelen om bedrijven met ernstige muizenschade tegemoet te komen, in vervolg op mijn brief aan uw Kamer van 26 februari 2015 (Kamerstuk 27 858, nr. 298). Als bedrijven met ernstige muizenschade worden beschouwd de bedrijven waarvan de grasopbrengst volgens taxatie door het Faunafonds in 2015 tenminste 25% lager zal uitvallen dan normaal als gevolg van de schade die is aangericht door veldmuizen.

Om ondernemers die gevolgen ondervinden van ernstige schade door de muizenplaag in de gelegenheid te stellen hun grasland te herstellen of tekort aan ruwvoer aan te vullen, heb ik na overleg met de sector drie maatregelen voorgesteld die raken aan het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn en aan de beschikking op basis waarvan Nederland derogatie van de Nitraatrichtlijn heeft verkregen. Ten aanzien van deze maatregelen constateert de EC dat er voldoende randvoorwaarden lijken te zijn ingebouwd om schade aan de waterkwaliteit te beperken. Wel wijst zij erop dat de maatregelen beperkt moeten blijven tot 2015 en dat de controle versterkt moet worden om te borgen dat de randvoorwaarden worden gerespecteerd. De EC vraagt daarbij om in de jaarlijkse rapportage over de derogatie voor 2015 specifieke aandacht te besteden aan de uitvoering van de maatregelen op derogatiebedrijven.

Dit betekent dat de volgende maatregelen onder de hierboven genoemde voorwaarden kunnen worden toegepast.

  • 1. Uitbreiding van de calamiteitenregeling van het vijfde Actieprogramma naar schade veroorzaakt door plaagdieren die schade toebrengen aan graswortels en/of grasbladeren dan wel aan de zode door deze te doorgraven. De huidige calamiteitenregeling ziet alleen op schade als gevolg van vraat door emelten en engerlingen. De calamiteitenregeling wordt uitgebreid naar vergelijkbare plagen.

  • 2. Verlenging van de uitrijdperiode voor dierlijke mest tot 16 september 2015 op heringezaaide percelen voor bedrijven met ernstige muizenschade.

  • 3. Vrijstelling in 2015 voor bedrijven met ernstige muizenschade van de eis dat 80% van het bouwplan van bedrijven die van de derogatie gebruik maken, uit grasland moet bestaan. De belangrijkste voorwaarden zijn dat ten minste 65% van het bouwplan grasland blijft en dat maximaal 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare mag worden gebruikt op het areaal aan andere gewassen dat uitgaat boven 20% van het bouwplan van het bedrijf.

Ondernemers die van één of meer van deze maatregelen gebruik willen maken, melden dat vooraf aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

De voorziening daarvoor en de exacte beschrijving van de voorwaarden zal op korte termijn beschikbaar zijn op www.rvo.nl.

Aan de EC is ook voorgelegd om de bedrijven met ernstige muizenschade buiten beschouwing te laten bij het bepalen van het aandeel blijvend grasland ten opzichte van het totale areaal landbouwgrond in Nederland. Nederland is vanwege het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid verplicht een herinzaaiplicht op te leggen als dat aandeel meer dan 5% afneemt ten opzichte van het referentiejaar.

Als nu de getroffen bedrijven (veel) blijvend grasland zouden omzetten voor de teelt van ruwvoer, dan zou dat ertoe kunnen leiden dat het aandeel blijvend grasland in Nederland met meer dan 5% afneemt. In dat geval zouden ook andere bedrijven met een herinzaaiplicht geconfronteerd worden, terwijl dat zonder de muizenschade niet het geval was geweest en tegelijkertijd de getroffen bedrijven het grasland in 2016 toch weer zouden herstellen.

De EC heeft aangegeven dat de gedelegeerde verordening voor rechtstreekse betalingen op dit punt aan de lidstaat de mogelijkheid geeft om de herinzaaiplicht eerst op te leggen aan de bedrijven met ernstige muizenschade om het aandeel blijvend grasland te herstellen tot het voorgeschreven niveau. Ik zal de uitvoering hiervan voorbereiden, zodat deze werkwijze kan worden toegepast als zou blijken dat het aandeel blijvend grasland teveel zakt.

Voorts is aan de EC een voorstel van de provincie Friesland voorgelegd om bedrijven met ernstige muizenschade een langlopende lening aan te bieden, als aanvulling op de kredietfaciliteiten die reeds in de markt beschikbaar zijn. De EC heeft toegelicht onder welke voorwaarden een dergelijke leenfaciliteit kan worden uitgevoerd binnen de bestaande staatssteunkaders. Leningen mogen worden verstrekt mits deze marktconform zijn. Indien leningen onder gunstigere voorwaarden worden verstrekt, is sprake van staatssteun die gerechtvaardigd moet kunnen worden door de vrijstellingsverordening landbouw (ABER) of de Landbouwrichtsnoeren.

De provincie Friesland werkt de mogelijkheden van de vrijstellingsverordening landbouw verder uit en heeft hierover nader overleg met de EC gevoerd. Naar verwachting kan de formele melding van de leenfaciliteit aan de EC, via het Ministerie van BZK, op korte termijn door de provincie Friesland worden gedaan.

Ik waardeer dat de EC begrip toont voor de ernstige situatie waarin getroffen boeren zich bevinden en mee heeft willen denken over de mogelijkheden om hun tegemoet te komen. De ruimte die door bovenstaande maatregelen ontstaat, zal ertoe bijdragen dat gezonde bedrijven die nu door ernstige muizenschade getroffen zijn, zich weer van deze situatie kunnen herstellen.

Voor de toekomst is het cruciaal dat betrokken partijen, zoals de sector en het waterschap, preventieve maatregelen toepassen om herhaling van deze plaag en de schade te voorkomen. Het onderzoeksprogramma, dat onder andere door Faunafonds, provincie Friesland, waterschap Friesland, LTO en mijn ministerie wordt gefinancierd, is naast bestrijding en monitoring gericht op het identificeren van effectieve preventieve maatregelen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven