27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 137 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2012

Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in nauwe samenwerking met betrokken stakeholders (toelatingshouders, LTO en Agrodis) werkt aan de verbetering van de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van het gewasbeschermingsmiddelengebruik.

Elke verpakking van een gewasbeschermingsmiddel bevat op dit moment nog twee soorten voorschriften: een wettelijk gebruiksvoorschrift (WG) en een (niet wettelijk verplichte) gebruiksaanwijzing (GA), samen een WGGA genoemd. In de loop der jaren zijn de WG’s en GA’s van gewasbeschermingsmiddelen steeds uitvoeriger, maar ook steeds moeilijker leesbaar geworden. Het is voor gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen lastig geworden om in één oogopslag te zien hoe het middel per teelt gebruikt moet worden en welke restricties en aanwijzingen daarvoor dan gelden. Het doel van het WG-project is de wettelijke gebruiksvoorschriften eenduidiger, makkelijker leesbaar en dus gebruiksvriendelijker te maken. Dit biedt tegelijkertijd meer duidelijkheid voor de handhavers (NVWA, waterschappen). Straks is er één gebruiksvoorschrift per gewasbeschermingsmiddel, dat bestaat uit een duidelijke overzichtstabel volgens vast format met toepassingsvoorwaarden en een beperkt aantal aanvullende restricties (zoals het gebruik van driftreducerende doppen). In dit project worden de WGGA’s van alle reeds toegelaten gewasbeschermingsmiddelen per groep gefaseerd (herbiciden, insecticiden, en fungiciden) omgezet naar één nieuw WG. Het betreft een omvangrijke omzettingsoperatie, waarvan de voorbereidingen reeds in 2011 zijn gestart en die wordt afgesloten op 1 januari 2015.

Naast de standaardisatie naar één format, wordt er in dit project ook voor gezorgd dat het WG voortaan geheel overeenkomt met de toelatingsaanvraag van een middel en met de beoordeling daarvan door het Ctgb. De reden dat dit nodig is, is de volgende. In het verleden zijn door het Ctgb bij een deel van de WGGA’s niet alle randvoorwaarden waaronder de beoordeling heeft plaatsgevonden, opgenomen. Het gaat dan om het niet opnemen van de maximale dosering per hectare of maximale frequentie van toepassing. Hiermee werd -bewust en daar waar mogelijk- ruimte gelaten voor de teeltsituatie ter plaatse (grondsoort, weersomstandigheden etc), zodat de bestrijding van ziekten en plagen optimaal zou kunnen plaatsvinden. Omdat de Ctgb-beoordeling is gebaseerd op goed landbouwkundig gebruik, werd ervan uit gegaan dat de teler zich ook aan de goede landbouwkundige praktijk zou houden en daarmee impliciet aan de genoemde randvoorwaarden zou voldoen. Het is echter duidelijk geworden dat het niet vermelden van deze voorschriften op het etiket heeft geleid tot onduidelijkheid voor gebruikers en handhavers. Het is gewenst om aan deze onduidelijkheid een einde te maken. Op de nieuwe WG’s zal daarom bij ieder middel een maximale toepassingsfrequentie en maximale dosering per hectare worden ingevuld, die overeenkomt met de toelatingsbeoordeling door het Ctgb.

In sommige gevallen zijn er dus straks middelen die volgens het huidige WGGA geen voorschrift kennen, maar in het nieuwe WG wel een (beperkend) voorschrift opgelegd zullen krijgen. Dit zal er in sommige gevallen toe leiden dat het nieuwe WG en de bestaande praktijk op het boeren- en tuindersbedrijf uit elkaar gaan lopen. Naar verwachting heeft het bovenstaande met name beperkende gevolgen voor de sierteelt onder glas en in de bloembollenteelt in de middelengroepen fungiciden en insecticiden. Ik ben van mening dat in de overgang van de oude naar de nieuwe WG’s, binnen de randvoorwaarden van de regelgeving, daar waar mogelijk rekening moet worden gehouden met de gebruikspraktijk bij deze tuinders. Zij hebben immers in overeenstemming met de geldende gebruiksvoorschriften gehandeld en niemand is er bij gebaat dat ziekten en plagen niet meer adequaat bestreden kunnen worden.

Om de mogelijke problemen in de sierteelt onder glas en in de bloembollenteelt aan te pakken, zal het volgende gebeuren. De voorbereiding van de nieuwe WG’s voor de groepen van fungiciden en insecticiden zal starten zoals gepland.1 Zodra de voorstellen van de toelatinghouders voor de WG’s beschikbaar zijn, zal in overleg met de betreffende sectoren geanalyseerd worden waar de problemen in de praktijk precies ontstaan en welke handelingsopties er zijn. Ik hecht er aan te benadrukken dat die opties zullen moeten passen binnen de randvoorwaarden van de gewasbeschermingsmiddelenregelgeving, namelijk dat zij geen schadelijke gevolgen mogen hebben voor mens en dier en geen onaanvaardbare effecten mogen hebben op het milieu. Ik verwacht dat dit overleg in het voorjaar van 2013 afgerond kan zijn. Op basis van de uitkomsten daarvan zal het WG-project ook voor deze groepen gewasbeschermingsmiddelen verder worden uitgevoerd. Volgens planning zullen de nieuwe WG’s voor insecticiden op 1-1-2014 van kracht worden en die voor fungiciden op 1-1-2015.2

Bij de groep van herbiciden (de groep waarin de eerste nieuwe WG’s verschijnen) zijn er nagenoeg geen problemen in de gebruikspraktijk te verwachten. Daar waar in de nieuwe WG’s niet altijd de mogelijkheid opgenomen is om een Laag Doseringssysteem (LDS)3 toe te passen, kan dit worden ondervangen door het doen van uitbreidingsaanvraag door de toelatinghouder. Het Ctgb heeft aangegeven voor deze -mits complete- aanvragen de beoordeling te kunnen uitvoeren, voordat de oude WGGA’s definitief zijn weggevallen. De besluiten voor de nieuwe WG’s voor de groep van herbiciden zullen per 1 januari 2013 van kracht worden4.

Ik zal u de hoogte houden van de verdere voortgang van het project.

De staatssecretaris van Economische Zaken, J.C. Verdaas


X Noot
1

Insekticiden: gestart medio 2012 en fungiciden start medio 2013

X Noot
2

Voor insecticiden geldt een aflever- en opgebruiktermijn van resp. 1-7-2014 en 1-7-2015; voor fungiciden zijn deze termijnen resp. 1-7-2015 en 1-7-2016.

X Noot
3

Lage Doseringssysteem: bij dit systeem wordt een middel in een lage dosering vaker toegepast, maar niet meer dan de maximale dosering per seizoen.

X Noot
4

Hieraan is een aflever- en opgebruiktermijn gekoppeld van resp. 1-7-2014 en 1-7-2015.

Naar boven