27 853
Herintredende vrouwen

29 769
Arbeid en zorg

nr. 8
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 januari 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 3 november 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 24 juni 2004 houdende het werkplan 2004 Taskforce «Vrouwen, Veiligheid en Conflict» (SZW0400482);

– de brief d.d. 8 juli 2004 over de hoofdlijnen, beleidsprioriteiten en doelen van het emancipatiebeleid (27 061, nr. 30);

– de brief d.d. 16 augustus 2004 over de stand van zaken van de overname van de Stichting Vrouwenvakscholen Groep Nederland door de Calder Groep BV (27 853, nr. 6);

– de brief d.d. 30 augustus 2004 houdende het vijfde onderzoek VN-Vrouwenverdrag «Naar ander recht en beleid. De betekenis van artikel 5a VN-Vrouwenverdrag voor het uitbannen van structurele genderdiscriminatie» (SZW0400566);

– de brief d.d. 6 september 2004 houdende implementatierapportage «Nederland tien jaar na Beijing» (szw0400586);

– de brief d.d. 9 september 2004 over genderbewust personeelsbeleid bij de overheid (SZW0400613);

– de brief d.d. 24 september 2004 houdende het rapport «Working fathers, caring men» (29 769, nr. 2).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Stuurman (PvdA) heeft de indruk dat er in het emancipatiebeleid van alles aan elkaar wordt gebreid, zonder dat er concrete stappen worden gezet. Nederland is kort geleden op de vingers getikt door de ILO over de eigen bijdrage ziektekosten bij zwangerschap. Normaliter moeten deze voor 100% door verzekeringsmaatschappijen worden vergoed. Voor een gedeelte van de vrouwen blijkt dit slechts 90% te zijn. Wil de minister hier als coördinerend bewindspersoon iets mee doen?

In de op 16 maart ingediende motie-Stuurman c.s. is de minister gevraagd om bij de uitwerking van een plan van aanpak voor vrouwen en meisjes uit etnische minderheden arbeidsbeleid en scholing een substantieel onderdeel te laten zijn. Met deze motie is tot op heden niets gedaan. Moet het gehele plan daar niet op worden gebaseerd? Hoe anders wil de minister in 2010 een economische zelfstandigheid van 60% halen? Hoe is het met PAVEM gesteld? Van Justitie is een uitnodiging ontvangen om 25 november bijgepraat te worden over de vorderingen van PAVEM. Is niet de minister van SZW de aangewezen persoon om dit te coördineren?

De minister heeft tegen de wil van de PvdA-fractie gekozen voor een nieuwe wijze van subsidieverstrekking. Werkt deze nu werkelijk? Vanuit vakbondskringen is te vernemen dat de overheid met een uitsluitend boekhoudkundige blik naar de bestedingen kijkt. In december begint een campagne van de ministeries van SZW en Justitie die gericht is op de emancipatie van allochtone vrouwen en meisjes die zeer moeilijk bereikbaar zijn. Voor deze campagne wordt de hulp ingeroepen van de zmw-vrouwenorganisaties, wier subsidies zijn afgeschaft. Evenals eerder het geval was met de campagne «Mannen in de hoofdrol» zal ook dit weer een zeer dure campagne zijn. Is het niet zinvoller, dat geld aan de deskundige organisaties te blijven geven, zodat zij verder kunnen met het ontwikkelen van emancipatiebeleid voor die specifieke doelgroep? Veel organisaties willen de gevraagde hulp in deze campagne niet geven. Gaat de minister nu door of gaat hij in dezen een gewijzigde koers varen?

Hoe staat het met de politiek en vrouwen? Zou het niet helpen als er in Limburg een vrouwelijke in plaats van een mannelijke commissaris van de Koningin werd aangesteld?

De staatssecretaris is in zijn brief positief over de Calder Groep, maar uit het veld worden andere geluiden vernomen. Er vallen ontslagen, er zijn grote zorgen over de kwaliteit van de opleiding en over de uitvoering van het concept vrouwenvakschool. De gewenste duidelijkheid is op dit moment zoek. Kan de minister precies nagaan wat er aan de hand is en zonodig hulp bieden? De vrouwenvakschool is immers een heel goede mogelijkheid om vrouwen terug te brengen naar de arbeidsmarkt.

Het werkplan 2004 van de Taskforce «Vrouwen, veiligheid en conflict» is prima wat het genderbewustzijn betreft, maar vindt er ook een cultuuromslag plaats en hoe wordt dat gemeten? Gaat de aandacht voor geweld tegen mannen niet ten koste van de vrouwen? Ontvangt de Kamer het werkplan van de visitatiecommissie nog? Tot slot pleit mevrouw Stuurman voor een onderzoek naar de economische zelfstandigheid van alle vrouwen die in 1990 18 jaar oud zijn en in 2036/37 65 worden. Op basis daarvan kan een goed beleid worden geformuleerd om de economische zelfstandigheid te vergroten. Alleen dan kan de emancipatie haar voltooiing naderen.

De heer Eski (CDA) is blij met de investering van 218 mln in initiatieven om zorg en betaalde arbeid beter te combineren. Het verdubbelen van het aantal brede scholen naar 1000 in 2010 is een goed initiatief, dat meer ouders in staat zal stellen om tijdens de schooltijden betaald werk te doen.

Er moet bekendheid worden gegeven aan initiatieven om werkende ouders arbeidscontracten te bieden die aangepast zijn aan de schooltijden van hun kinderen. De term «moedervriendelijke contracten» stuit echter op bezwaar. Oudervriendelijke contracten zou de lading beter dekken. Vaders hebben immers ook een taak in zorg en opvoeding. De campagne «Mannen in de hoofdrol» is een goed initiatief, al blijft het nodige veranderingsproces de verantwoordelijkheid van de partners zelf. Wil de minister de aanbeveling oppakken dat er meer mannen werkzaam zouden moeten zijn bij consultatiebureaus, kinderdagverblijven, in de gezondheidszorg en in het onderwijs?

De overheid dient als werkgever zelf het goede voorbeeld te geven. De CDA-fractie verwelkomt de instelling van de emancipatiecommissie en wacht met belangstelling de tussentijdse effectrapportage af van het emancipatiebeleid bij de rijksoverheid.

Uit onderzoek blijkt dat veel vrouwen, kinderen en mannen zich onveilig voelen op hun werk, thuis of op straat. Jaarlijks worden 200 000 vrouwen slachtoffer van huiselijk geweld. Terecht is de veiligheid van vrouwen een van de speerpunten van het emancipatiebeleid. In de begroting van 2005 is een aantal doelstellingen geformuleerd voor de bestrijding van huiselijk geweld, waaronder uitbreiding van het aantal advies- en steunpunten voor huiselijk geweld tot 35 in 2006 en van gemeenten met een beleidsplan voor huiselijk geweld tot 250. Hoeveel gemeenten hebben een dergelijk steunpunt? Hoe vaak wordt er gebruik van gemaakt? Een nationaal debat over het stoppen van geweld tegen vrouwen en aandacht hiervoor via Postbus 51 spots zou het beleid van het kabinet ondersteunen. Wat is het standpunt van de minister in dezen?

Het kabinet heeft zich een aantal kwantitatieve doelen gesteld ter bevordering van de evenredige deelname van vrouwen en mannen in politieke functies op alle niveaus. In 2010 zou 40% van de burgemeesters vrouw moeten zijn en 30% van de commissarissen van de Koningin. Klopt het bericht dat het aantal vrouwelijke burgemeesters in het afgelopen jaar is afgenomen? Welke initiatieven zal de minister in de komende periode nemen om de doelstelling voor 2010 alsnog te behalen?

In 2006 vinden er lokale verkiezingen plaats. Op dit moment is minder dan een kwart van de leden van gemeenteraden vrouw. De doelstelling is 45% in 2010. Is het kabinet bereid, projecten te subsidiëren om met name op het platteland meer vrouwen te interesseren voor de politiek? Onregelmatige vergadertijden zijn voor veel mensen met kinderen een belemmering. Is het kabinet bereid met de VNG af te spreken dat er een tegemoetkoming voor kinderopvang in de verordening wordt opgenomen, zoals de gemeente Den Haag dat heeft gedaan?

Het is een belangrijke doelstelling van dit kabinet, de naleving van de mensenrechten te bevorderen, met name waar het vrouwen betreft. In Saoedi-Arabië wordt getracht, de democratie te bevorderen, maar vrouwen zijn uitgesloten van de binnenkort te houden lokale verkiezingen. Wil het kabinet Saoedi-Arabië daarop aanspreken? Wil het samen met andere Europese landen actie ondernemen om de in sommige landen als straf gangbare steniging verboden te krijgen? Hetzelfde geldt voor de vrouwenbesnijdenis, die in sommige landen nog voorkomt. In de gesprekken met Turkije dient het kabinet, in navolging van de aanbeveling van de Europese Commissie, de verbetering van de maatschappelijke positie en bescherming tegen geweld van vrouwen hoog op de agenda te zetten.

De heer Weekers (VVD) meent dat er in het emancipatiebeleid moet worden afgestapt van een doelgroepenbenadering door de departementen. Hij is blij met de instelling van de visitatiecommissie, die een soort onafhankelijke audit kan uitvoeren. Echter, de coördinatie van het emancipatiebeleid zou niet bij de minister van SZW moeten liggen, maar rouleren, zodat men zich op elk departement bewust wordt van het belang van emancipatie. Voor zover er ambtelijke ondersteuning nodig is, zou de Dienst coördinatie en emancipatie een vliegende brigade kunnen worden.

Een lid van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid heeft opgemerkt dat door overheidsbeleid zelden een maatschappelijke groep is geëmancipeerd. De overheid zou eerder achter maatschappelijke processen aanlopen. Een centralistische benadering is daarom niet wenselijk. Centraal staat het individu van de vrouw. Zij is primair zelf verantwoordelijk voor het doorbreken van rolpatronen tussen man en vrouw, of dat nu de carrière betreft of de taakverdeling in het huishouden. De overheid moet zich niet bemoeien met wat er aan de keukentafel uitonderhandeld moet worden.

Het emancipatiebeleid van de overheid zou zich primair moeten richten op het wegwerken van belemmeringen op de arbeidsmarkt. Er moet dus geen geld meer worden gestoken in onderzoeken naar de betekenis van het VN-Vrouwenverdrag voor ons land, naar de voorkeur van mannen als zij iets in het huishouden moeten doen en in dure voorlichtingscampagnes zoals die onder de titel «Mannen in de hoofdrol». De emancipatie van de vrouw hangt niet af van televisiespots. Deze zouden nog wel eens een averechts effect kunnen hebben. Het bewustzijn is er, nu moeten reëel bestaande belemmeringen worden weggewerkt. Als het belastinggeld voortaan in kinderopvang en verlofregelingen wordt gestoken, valt er nog een wereld te winnen.

Op het gebied van de veiligheid ziet de heer Weekers wél een rol weggelegd voor de overheid. Vrouwen dienen beschermd te worden tegen geweld. De motie van mevrouw Hirsi Ali over een integrale aanpak van huiselijk geweld en het voorstel van minister Donner om het mogelijk te maken, plegers van huiselijk geweld tijdelijk uit huis te plaatsen, zijn stappen in de goede richting.

Als werkgever dient de overheid het goede voorbeeld te geven. Zij dient voorop te lopen, bijvoorbeeld als het gaat om de doorstroom van vrouwen naar topposities. In die zin is het rapport «Genderbewust personeelsbeleid bij de overheid» wel noodzakelijk. Waar de overheid zelf iets in handen heeft, moet de Kamer de voortgang kunnen controleren. Het genoemde rapport laat zien dat de overheid nog veel werk te verzetten heeft. Uit de kabinetsreactie blijkt dat de overheid het te veel zoekt in de vergroting van de bewustwording. De VVD-fractie acht dat niet langer de weg naar meer emancipatie. Feitelijke belemmeringen moeten worden opgeheven. Betaalbare en flexibele kinderopvang en goede verlofregelingen zijn de sleutels. Daar moet de prioriteit van de overheid liggen.

Van ouders die als vrijwilligers actief zijn in de tussen- en naschoolse opvang valt te beluisteren dat er steeds meer eisen worden gesteld aan de vrijwilligers en dat het werk als vrijwilliger door allerlei nieuwe regeltjes wordt gecompliceerd. Kan de minister hier paal een perk aan stellen?

De minister van SZW is coördinerend bewindspersoon voor emancipatiezaken, terwijl veel van deze zaken op heel andere bewindsterreinen liggen. Een roulerende functie van coördinerend bewindspersoon zou het bewustzijn van en draagvlak voor emancipatiezaken kunnen verbreden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) memoreert dat emancipatiebeleid ook wel eens een dossier met een hoog kletsgehalte wordt genoemd. Er worden veel rapporten geproduceerd en onderzoeken gedaan, maar dat draagt niet echt bij aan de emancipatie. Vergeleken met de omringende landen springt de situatie in Nederland er niet uit. Vorig jaar was er veel ophef toen minister De Geus zei dat het gedaan was met de emancipatie. Op de site www.huismannen.nl wordt uitgebreid ingegaan op deze kwestie en in zijn antwoord op Kamervragen stelde de minister dat het toch allemaal wat genuanceerder lag. Op papier mag het een hoofdprioriteit zijn van het kabinet om de rol van de man te veranderen, maar in de praktijk participeren mannen en vrouwen niet gelijkelijk en arbeid en zorgtaken zijn evenmin gelijkelijk verdeeld.

De overheid moet de voorwaarden creëren waaronder arbeid en zorg goed te combineren zijn. Het kabinet heeft niet voor niets streefdoelen geformuleerd op het gebied van arbeidsparticipatie en de verdeling van arbeid en zorg. Roepen dat mannen hun handjes moeten laten wapperen, is onvoldoende. De overheid moet met concrete maatregelen komen die een betere verdeling bevorderen. Er mag geen verloren generatie ontstaan van mannen van middelbare leeftijd die nu achterover leunen en niet in de hoofdrol komen, omdat zij niet meer horen tot de «working fathers and caring men», zoals deze zo mooi heten. Reclamespotjes die het maken van afspraken aan de keukentafel bevorderen, nemen niet weg dat kinderopvang, levensloop en zorgtaken als barrière werken.

De Kamer heeft een mooie opsomming ontvangen van de beleidsprioriteiten van dit kabinet, maar er ontbreekt een openhartige analyse van de huidige praktijk. Is het wellicht te veel gevraagd om eerlijk op te schrijven dat het niet goed gaat? Met name de arbeidsparticipatie van vrouwen is niet om over naar huis te schrijven. Waarom legt het kabinetde nadruk op de arbeidsparticipatie van ouderen, die internationaal gezien toch al vrij hoog is? Voor de arbeidsparticipatie van vrouwen ziet het er een stuk slechter uit en het is onduidelijk hoe het streven– 65% in 2010 – behaald moet worden, bij een jaarlijkse stijgingspercentage van minder dan 1%. Voorts is er een doelstelling arbeid en zorg, waarvan niet duidelijk is hoe die gemeten zal worden. Veel belangrijke doelstellingen worden helemaal niet genoemd. Daar moet naar gezocht worden in de begroting. Maken deze geen onderdeel uit van het beleid?

De Nederlandse gezinsraad trok laatst aan de bel. Het kabinet wil dat mensen meer gaan werken en beter worden voorbereid op de arbeidsmarkt voor als er weer krapte aan werknemers komt. De overheid richt zich daarbij op ouderen en niet op vrouwen. Veel vrouwen werken niet of in deeltijdbanen, waarmee zij geen economische zelfstandigheid bereiken. Zij zouden wel meer willen werken, mits er kinderopvang is en een goede, liefst collectieve, levensloopregeling voor vrouwen en jongeren dat mogelijk maakt. De cijfers over de economische zelfstandigheid stemmen niet vrolijk. De doelstelling voor 2010 is 60%; in 2000 lag het cijfer bij 38%. Beleid is hard nodig en de minister moet zich veel meer richten op vrouwen.

Het huidige beleid is enigszins contraproductief. De levensloopregeling die er nu is, blijkt vooral geschikt voor hogere inkomensgroepen, oude mannen en vrouwen die met vervroegd pensioen willen en paren zonder kinderen. Dat is hen te gunnen, maar ook het SCP onderschrijft de kritiek dat het op deze manier niet goed komt met vrouwen in deeltijdbanen.

De fractie van GroenLinks acht het nodig dat werkgevers verplicht meebetalen aan kinderopvang en garanderen dat kinderopvang voor ouders niet duurder wordt, maar juist goedkoper. De levensloopregeling moet dusdanig worden omgevormd dat de nieuwe regeling de emancipatiedoelstellingen dichterbij brengt. Dat betekent dat de regeling vooral gebruikt moet worden voor zorgverlof en niet voor prepensioen. De armoedeval voor alleenstaande ouders moet worden aangepakt. Voorts moet het kabinet ervoor zorgen dat werk gaat lonen en dat ook deeltijdbanen aantrekkelijker worden. Tot slot moet het kabinet ervoor zorgen dat in deeltijd werkende vrouwen die meer willen werken, niet worden belemmerd door hun onwillige werkgevers.

In het kader van het EU-voorzitterschap zei de minister dat andere Europese landen zich conform Nederland met emancipatie zouden moeten bezighouden. Volgens mevrouw Gent zou dat rampzalig zijn voor Europa, want alleen Malta doet het nog slechter dan Nederland in Europa. Het moet anders.

Het antwoord van de minister

De minister memoreert in antwoord op de vraag naar de motie van maart 2004 dat het meerjarige beleidsplan emancipatie en het plan van aanpak voor emancipatie en integratie nu in uitvoering zijn. De Kamer zal de stand van zaken tijdig voor de begroting toegezonden krijgen.

PAVEM zal daarin eveneens worden meegenomen. De Kamer wordt met enige regelmaat ingelicht over de laatste ontwikkelingen bij PAVEM. De uitnodiging van het ministerie van Justitie is te verklaren door het feit dat de algemene commissie voor Integratiebeleid PAVEM heeft uitgenodigd, kennelijk zonder dat te coördineren met de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Op het gebied van de economische zelfstandigheid en de participatie bestaat er in Europa een doelstelling van 60% in 2010. In Nederland is er nog een schepje bovenop gedaan en werd het 65%. Met de participatiedoelstelling loopt het aardig volgens planning, maar de economische zelfstandigheid blijft wat achter, onder andere omdat in Nederland vrouwen vaak deeltijdbanen hebben. Wanneer in december de monitor voorligt en de stand van zaken rondom het plan van aanpak emancipatie en integratie bekend wordt, moet er worden gekeken of het beleid op het punt van de economische zelfstandigheid voldoende is. In 2005 komt er een grondige evaluatie van het meerjarige beleidsplan emancipatie, met daarin ook diepgaande trendanalyses. Op basis daarvan worden koerswijzigingen – indien nodig – in het beleid mogelijk.

De nieuwe manier van subsidieverstrekking werkt. In drie themarondes zijn er 215 aanvragen ontvangen die op relevantie, effectiviteit en kosten-batenverhouding zijn beoordeeld. Daarvan zijn 44 gehonoreerd en de voortgang zal in februari 2005 met de uitvoerende organisaties worden besproken. Een groot deel van de gehonoreerde projecten betreft de emancipatie van allochtone vrouwen en meisjes. De doelgroep is actief betrokken bij vormgeving en uitvoering van de projecten.

Het specifieke erfgoed van de vrouwenvakschool is bij de Calder Groep in goede handen. Dat was een van de redenen dat juist het bod van deze aanbieder is aanvaard. Reorganisaties hier en daar waren onvermijdelijk, maar dat was van tevoren bekend. Daarom kon de vrouwenvakschool het juist op zichzelf niet redden.

Mevrouw Stuurman zei het vreemd te vinden dat er in dure campagnes de medewerking wordt gevraagd van organisaties waarvan het subsidiegeld is afgepakt ten bate van die campagnes. De daarachter liggende ratio is uitvoerig in de Kamer besproken. Volgens het nieuwe systeem krijgen belangenbehartigingsorganisaties geen subsidies meer voor hun bestaan, maar voor het verrichten van bepaalde activiteiten. Toch zijn er verschillende organisaties die een belangrijke rol kunnen spelen in een bepaalde campagne. Daar is niets op tegen, maar het is een heel ander verhaal dan de organisaties geld geven om hen in stand te houden. Of een campagne werkt of niet, moet per geval worden beoordeeld. De overheid kan organisaties uitnodigen om mee te doen en hen daarvoor subsidie aanbieden, maar of zij meedoen of niet, is hun eigen besluit.

Het werkplan voor de Taskforce «Vrouwen, veiligheid en conflict» voor het jaar 2004 is bekend. Het plan voor 2005 zal de Kamer binnen een maand worden toegezonden, dus nog voor de begrotingsbehandeling.

Op 16 september is de visitatiecommissie geïnstalleerd. Bij die gelegenheid hebben zoveel mensen een exemplaar van het werkplan meegenomen, dat de eerste oplage direct uitverkocht raakte. De tweede oplage is gedrukt en wordt dezer dagen verzonden. Het werkplan is ook via www.emancipatieweb.nl te downloaden.

Er zijn vraagtekens geplaatst bij de effecten van de campagne «Mannen in de hoofdrol», terwijl de kosten hoog worden gevonden. De minister acht de effecten behoorlijk. Bij hogeropgeleiden zijn zij verhoudingsgewijs gering, omdat daar al in redelijke mate afspraken over taakverdeling gelden. De waarneming van Kamerleden en ervaringen uit hun directe omgeving weerspiegelen mogelijk dat fenomeen. Voor de campagne was de taakverdeling thuis volgens 52% van de respondenten een onderwerp van gesprek, volgens de tweede voortgangsmeting was dat in mei 2004 reeds 70%. Van de respondenten beaamde 77% dat men, als het onderwerp van gesprek is, ook daadwerkelijk afspraken maakt. Dat percentage is ruim een jaar later, na deze campagne, toegenomen tot 88%. Dat mag een spectaculaire toename heten. Het kost een hoop geld, maar bewustwording en cultuurverandering zijn de moeilijkste dingen in het regeringsbeleid en zij zijn niet met een wettelijke verplichting af te dwingen.

Of deze campagne een vervolg zal krijgen waarin er wordt geworven om mannen die bij consultatiebureaus, kinderdagverblijven, in de zorg en het onderwijs werkzaam willen worden, is nog niet te zeggen. De evaluatie vindt begin 2005 plaats. Dan zal er ook gekeken moeten worden naar een eventueel vervolg van de campagne en de inhoud daarvan.

Het effect van de bestaande steunpunten huiselijk geweld zal aan de orde komen als het in breder verband om huiselijk geweld gaat. De minister is met zijn collega's van Justitie en voor Integratie in gesprek geweest over de integrale aanpak van huiselijk geweld. Het antwoord op de hier gestelde vragen zal na overleg tussen de betrokken ministers worden gegeven door de minister van Justitie. Ook de schriftelijke vragen die gesteld zijn over het plan van aanpak huiselijk geweld zullen binnen twee weken worden beantwoord.

De minister zegt het beeld van een overheid die op het gebied van emancipatie achter processen aanloopt, deels te herkennen. Dat komt door de rol van de overheid als wetgever. Voordat er wettelijke regels en normen worden vastgelegd, moet het onderwerp immers maatschappelijk uitgekristalliseerd zijn. Tegelijkertijd kunnen overheid en politici een leidende rol spelen in het initiëren van bepaalde ontwikkelingen en dat doen zij ook.

Met de oproep om minder geld te steken in onderzoek en promotie en meer in instrumenten die in de praktijk werken, is hij het eens. Er worden honderden miljoenen euro's gestoken in kinderopvang en verlofregelingen. In 2006 zullen beide posten samen de grens van een miljard overschrijden. Wie dat bedrag afzet tegen de paar miljoen die een campagne kost, ziet duidelijk waar de prioriteiten van dit kabinet liggen.

De Wet basisvoorziening kinderopvang wordt 1 januari 2005 van kracht. In de overgangsperiode kan een ontbrekende werkgeversbijdrage gecompenseerd worden, maar voor de tijd daarna moet de werkgeversbijdrage op orde worden gebracht. De minister is blij met de recente oproep van de Stichting van de Arbeid aan de CAO-partijen, de zaak zelf te regelen. Het is echter een precair proces en de praktijk zal moeten uitwijzen of de volledige financiering langs deze weg haalbaar is. Van de werknemers valt 80% onder CAO's die werkgevers verplichten tot een bijdrage aan de kinderopvangkosten. De CAO-partijen moeten snel duidelijkheid geven over de werkgeversbijdrage aan werkende ouders, zodat de opvang geregeld kan worden.

Een tweede maatregel om emancipatie in de praktijk mogelijk te maken zijn verlofregelingen. Het kabinet heeft nu kortdurend zorgverlof voorgesteld en langer durend zorgverlof voor een terminaal ziek familielid dichtbij. Of dat altijd door de overheid gefinancierd moet worden, is een andere vraag. De levensloopregeling kan voor diverse verlofregelingen worden gebruikt en biedt extra incentives voor ouders die ouderschapsverlof willen opnemen. Er zijn kritische kanttekeningen gemaakt en schriftelijke vragen gesteld van verschillende kanten. De discussie over de levensloopregeling zal nog plaatsvinden.

Eveneens zeer belangrijk voor de arbeidsparticipatie van vrouwen is deeltijdwerk. Op dat gebied is voortgang geboekt met het recht op deeltijdwerk. Ook hierbij spelen culturele aspecten een grote rol. Bij alle pogingen om de armoedeval te slechten, moet in de gaten worden gehouden dat inkomensbeschermende maatregelen niet te kort komen.

In antwoord op de vragen over het coördinerend bewind is de minister blij dat de discussie over emancipatie ook op andere gebieden van het regeringsbeleid is losgekomen. De visitatiecommissie kan dat nu een kleur geven in rechtstreeks debat met de betrokken bewindslieden, maar ook door het doorlichten van het beleid op de verschillende departementen. Dat maakt haar tot het instrument bij uitstek voor het geven van een integraal overzicht over vorderingen en knelpunten op het gebied van emancipatie op de verschillende beleidsterreinen. Veel van de gestelde vragen liggen buiten de portefeuille van deze minister. Zij moeten worden gesteld in de commissies die werkzaam zijn op de betreffende beleidsterreinen. Vrouwenrechten in Saoedi-Arabië zijn een onderwerp voor de minister van BuZa en de verzekeringsdekking bij zwangerschap hoort bij de minister van VWS terecht. Of de rijksoverheid een consistent emancipatiebeleid voert in haar rol als werkgever is een vraag voor de minister van BZK. Emancipatiezaken moeten breder komen te liggen dan SZW alleen.

De minister zegt toe, bij de VNG onder de aandacht te willen brengen dat de participatie van vrouwen in gemeenteraden wellicht verhoogd zou kunnen worden als de gemeenten betere kinderopvang zouden aanbieden. Hij wijst er echter ook op dat de uitvoering hiervan een zaak is van de betreffende gemeenten.

Ten aanzien van de genitale verminking en steniging is in debat met de minister van Justitie een belangrijke stap gezet door de positiekeuze van de dubbele strafbaarstelling. De minister heeft daar niets aan toe te voegen en spreekt zijn volle steun uit voor zijn collega van Justitie op dat punt.

Er is uitdrukking gegeven aan het gevoelen in de Kamer dat men te dikke boekwerken toegezonden krijgt. Als de Kamerleden het departement concreet mededelen welke informatie zij in 2004 overbodig vonden of liever niet hadden gekregen, kan daar in de toekomst rekening mee worden gehouden. Hoe preciezer de Kamer haar informatiebehoefte weet te omschrijven, hoe beter.

De tussenschoolse opvang heeft twee jaar lang gezweefd tussen SZW en OCW. Nu er is afgesproken dat de verantwoordelijkheid ervoor in het onderwijsbestel ligt en de middelen zijn overgeheveld, worden deze besteed aan het toerusten van de vrijwilligers die dat werk doen. In veel situaties in het land bleek de kwaliteit van de opvang te afhankelijk van de aanwezigheid van bepaalde mensen, zodat het nuttig leek om de vrijwilligers beter toe te rusten voor hun taak en hen kwalitatief te ondersteunen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Hamer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven