nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2002
Bij de plenaire behandeling op 20 juni jongstleden van het voorstel Wet
veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal is vanuit de Kamer de behoefte
geuit om meer duidelijkheid over het al dan niet bestaan van een verplichting
om de personen die lichaamsmateriaal ter beschikking stellen voor een ander
doel dan de eigen behandeling, te informeren over bevindingen over de gezondheidssituatie
die worden gedaan in het kader van gebruik van dat lichaamsmateriaal. Het
gaat bijvoorbeeld om bevindingen omtrent de donor, gedaan bij gelegenheid
van de kwaliteitscontrole van zaadcellen die deze doneert ten behoeve van
het doen ontstaan van een zwangerschap bij een ander.
Graag wil ik hieronder de gang van zaken in dezen toelichten zoals die
reeds voortvloeit uit Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, Titel 7, Afdeling
5 «De overeenkomst tot het verrichten van handelingen op het gebied
van de geneeskunst» (WGBO), respectievelijk nog uit voorgenomen regelgeving,
in casu het voorstel van de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal, zal voorvloeien.
In het geval van bijvoorbeeld zaaddonatie is er uiteraard geen sprake
van een geneeskundige behandeling van de donor zelf. Dat betekent echter niet
dat daarop geen regelgeving van toepassing is die de donor rechten geeft of
de beroepsbeoefenaar verplichtingen oplegt.
Artikel 464, eerste lid, van de WGBO bepaalt immers: «Indien in
de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens
een behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunst
worden verricht, zijn deze afdeling alsmede de artikelen 404, 405 lid 2 en
406 van afdeling 1 van deze titel van overeenkomstige toepassing voor zover
de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet». Omdat van
dat laatste bij het beschikbaar doen komen van lichaamsmateriaal geen sprake
is, zijn de artikelen 446 tot en met 468 van genoemde afdeling allemaal onverkort
van toepassing. Dat geldt dus ook voor artikel 449, dat luidt: «Indien
de patiënt te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen
ontvangen, blijft het verstrekken daarvan achterwege, behoudens voor zover
het belang dat de patiënt daarbij heeft niet opweegt tegen het nadeel
dat daaruit voor hemzelf of anderen kan voortvloeien.». Daarbij mag
voor «patiënt» in voorkomend geval worden gelezen «degene
die het lichaamsmateriaal ter beschikking stelt».
Artikel 448 impliceert dat de hulpverlener de betrokkene op duidelijke
wijze, en desgevraagd schriftelijk, inlicht over onder meer de staat van en
de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat betreft het
terrein van het onderzoek of de behandeling. Een en ander houdt dan tevens
in dat aan degene wiens lichaamsmateriaal men zou willen gebruiken voor andere
doeleinden dan de eigen behandeling, tevoren ook wordt gevraagd of hij wil
worden geïnformeerd over bevindingen over zijn gezondheidstoestand die
bij (controles in verband met) die andere doeleinden worden gedaan. Wil betrokkene
dat niet dan zal hij over de bevindingen niet op de hoogte gesteld worden.
Bevindingen kunnen er in sommige gevallen toe leiden dat het lichaamsmateriaal
ook niet gebruikt wordt voor een beoogd doel, zoals in het geval van zaaddonatie
het tot stand brengen van een zwangerschap van een derde.
In het voorstel van de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal zal een bepaling
worden opgenomen waarmee ook expliciet de verplichting komt te bestaan om
degene die de zeggenschap over bepaald lichaamsmateriaal uitoefent, te informeren
over de mogelijkheid van het doen van «nieuwe» bevindingen, en
het feit dat men zal moeten aangeven daarover al dan niet geïnformeerd
te willen worden.
Ik hoop met het voorgaande de zorgen te hebben kunnen wegnemen die vanuit
de Kamer zijn geuit over de effectuering van het recht op het weten of het
juist niet weten in gevallen waarbij in de letterlijke zin geen sprake is
van een behandelingsovereenkomst.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers