nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel AA ingevoegd, luidende:
AA
In artikel 5, tweede lid, wordt « de artikelen 60, 61, 81 en 84,
alsmede voor een koninklijk besluit als bedoeld in artikel 82,» vervangen
door: de artikelen 60 en 61.
B. In artikel I, onderdeel C, komt in de tweede volzin van artikel 34b
«deze deze maatregel» te luiden: deze maatregel.
C. In artikel II, onderdeel A, wordt «, de werkwijze» vervangen
door:, de werkwijze, voor zover het de samenwerking met de advies- en meldpunten
kindermishandeling, bedoeld in hoofdstuk IVA van de Wet op de jeugdhulpverlening,
betreft.
Toelichting
De nota bevat een drietal wijzigingen. In onderdeel A wordt slechts een
fout hersteld. Het tweede lid van artikel 5, in welk artikel de voordrachten
voor de algemene maatregelen van bestuur ingevolge de Wet op de jeugdhulpverlening
is geregeld, is zowel door de Tijdelijke instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing
en jeugdbescherming (Stb. 2000, 20) als door de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen (Stb. 2000, 481) gewijzigd. Doordat de Beginselenwet –
uiteindelijk – later in werking is getreden dan de Tijdelijke instellingswet
(resp. op 1 september en 1 april 2001), is een wijziging van artikel 5, tweede
lid, die de Tijdelijke instellingswet bevat, door genoemde Beginselenwet ten
onrechte weer ongedaan gemaakt. De nota van wijziging brengt artikel 5, tweede
lid, alsnog in de juiste redactie.
De wijziging onder B betreft het herstel van een verschrijving.
Artikel II van het wetsvoorstel voorziet – door een wijziging van
artikel 1: 238 BW – erin, dat de werkwijze van de raad voor de kinderbescherming
onderwerp zal zijn van regeling bij algemene maatregel van bestuur. Bij nader
inzien geven wij er de voorkeur aan om de regeling van de werkwijze van de
raad voor de kinderbescherming voorshands beperkt te houden tot het onderwerp
«samenwerking van de raad met de advies- en meldpunten kindermishandeling».
Dit past beter bij de reikwijdte van het wetsvoorstel en bevordert tevens
de alleszins wenselijke spoedige inwerkingtreding ervan (onderdeel C).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. M. Vliegenthart
De Staatssecretaris van Justitie,
N. A. Kalsbeek