27 841
Sport, bewegen en gezondheid

nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2002

Tijdens de bespreking van de kabinetsnota Sport, Bewegen en Gezondheid (SBG) op 10 december 2001 (kamerstuk 27 841/28 000 XVI, nr. 9) is toegezegd uw Kamer te zijnertijd te informeren over de vervolgstappen ter uitvoering van de nota. Met deze brief kom ik die toezegging na. Tevens informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot voedingssupplementen die gebruikt worden in de sport.

Op onderdelen is bij de uitvoering van de voornemens uit de nota SBG minder vooruitgang geboekt dan verwacht. Dat heeft enerzijds te maken met de ontwikkelingen rond ZonMw (zie ook de brief van de minister van VWS van 26 juni 2002 Kamerstuk 28 000 XVI, nr. 123) waardoor vertraging is opgetreden in de opdrachtverlening aan ZonMw voor de coördinatie van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de sportgezondheidszorg. Bovendien vergt het overleg met een aantal organisaties die in aanmerking komen voor de uitvoering van onderdelen van de voorgenomen acties, meer tijd dan eerder is voorzien. In het vervolg van deze brief wordt daar nadere uitleg over gegeven alsmede de voortgang beschreven die is geboekt op de overige voornemens uit de nota. Bij de beschrijving is zoveel mogelijk aangesloten bij de indeling van de nota. Dat houdt in dat de paragrafen over onderzoek en sportgezondheidszorg enige overlap vertonen met de overige thema's. De uitvoering rond het thema preventie van arbeidsgerelateerde aandoeningen is verwoord in de paragraaf over actieve leefstijl.

Actieve leefstijl

Een belangrijk thema uit de nota is het bevorderen van een actieve leefstijl door het stimuleren van lichaamsbeweging, al dan niet in de vorm van sportbeoefening. Gegevens uit de landelijke peiling naar lichaamsbeweging, gepubliceerd in het recent uitgebrachte Trendrapport «Bewegen en Gezondheid», wijzen op een stijging van het aantal mensen dat voldoet aan de Nationale Norm Gezond Bewegen (NNGB: 30 minuten matig intensief bewegen, minstens 5 dagen per week). Anderzijds lijkt er ook een toename te zijn van het aantal mensen dat op geen enkele dag van de week voldoende beweegt.

Zekerheid over deze stijging bestaat vooralsnog niet wegens een tussentijdse verandering van onderzoeksmethode. Duidelijk is wel dat nog steeds minder dan de helft van de Nederlanders de NNGB haalt en meer dan 10% van de bevolking lichamelijk inactief te noemen is. Voorlopig wil ik daarom vasthouden aan de streefcijfers zoals deze in de nota SBG genoemd zijn: in 2008 voldoet ten minste 50% van de bevolking aan de NNGB en is hooguit 8% van de bevolking lichamelijk inactief te noemen.

Nederland in Beweging!

De netwerkcampagne Nederland in Beweging! (NiB) is een programma van NOC*NSF, de Nederlandse Hartstichting en de Nederlandse Kankerbestrijding/KWF in samenwerking met vele andere organisaties. In 2002 komt NiB na acht jaar in een afrondende fase. Het ministerie van VWS is vanaf het begin betrokken geweest en heeft in dit verband bijdragen gegeven voor onder meer de implementatie van de netwerkcampagne en het uitgeven van handboeken voor de doelgroepen jeugd, volwassenen en ouderen/vijf-en-vijftig plus. Daarmee wordt de opgedane kennis en expertise overdraagbaar gemaakt.

Het TV-programma dat aan NiB is gelieerd, Nederland in Beweging-tv (NiB-tv), wordt sinds 1 maart 2002 uitgezonden op werkdagen van 6.45 tot 7.00 uur en van 9.05 tot 9.20 uur op Nederland 1. NOC*NSF heeft te kennen gegeven NiB-tv in 2003 te willen voortzetten, maar de overige activiteiten bij andere organisaties onder te brengen dan wel te beëindigen. Van belang is het netwerk dat in het kader van NiB is ontstaan, te behouden en dat uit te breiden met alle relevante vertegenwoordigers van diverse vormen van lichaamsbeweging. Gebleken is dat er grote behoefte bestaat aan overleg dat tot goede afstemming leidt over de veelheid van activiteiten. Daarom heb ik besloten een voorlopig platform voor de afstemming van activiteiten van landelijke partijen op het gebied van lichaamsbeweging op te richten; dit in afwachting van de programmering van leefstijlcampagnes waartoe de minister opdracht heeft gegeven aan ZonMw.

Lokale activiteiten en intersectorale samenwerking

Een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een verantwoord sport- en bewegingsaanbod dicht in de buurt van mensen, is lokale samenwerking tussen sportsector, de openbare gezondheidszorg en het welzijnswerk. In dat verband wil ik kort stil staan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en methodieken die een kansrijke bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van die doelstelling. In de eerste plaats betreft dat de intersectorale samenwerking in het kader van de Breedtesportimpuls. In de beleidsbrief Breedtesportimpuls (BSI, Kamerstukken 22 632, nr. 1) is expliciet als doelstelling opgenomen dat gemeenten dwarsverbanden leggen tussen sport en andere beleidsterreinen. Uit de eerste, tussentijdse evaluatie, blijkt dat een aantal projecten een gezondheidsdoelstelling heeft. In de tweede plaats betreft dat de wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid en het daaraan gelieerde contract openbare gezondheidszorg. Deze wijziging biedt stimulansen voor lokale samenwerking in de vorm van initiatieven met betrekking tot lichaamsbeweging. Inmiddels zijn besprekingen gestart met de bestaande landelijke organisaties voor het ondersteunen van lokale samenwerkingsverbanden en initiatieven. Het eerdergenoemde platform kan hierbij een initiërende en coördinerende rol vervullen.

Nationale Gezondheidstest Van 16 tot en met 22 september 2002 heeft de landelijke actieweek «Nationale Gezondheidstest» plaatsgevonden.

Tijdens deze week konden mensen in de leeftijdscategorie 16–65 jaar de Nationale Gezondheidstest (NGT) laten afnemen en kregen zij een gratis beweegadvies. De NGT is een gezamenlijk initiatief van de Nederlandse Hartstichting, TNO en de Stichting Pur Sang. VWS is medefinancier van dit project. Het doel van de NGT is drieledig. Het genereren van massamediale publiciteit over het onderwerp actieve leefstijl, deelnemers individueel adviseren op het gebied van leefstijl en gezondheid en data verzamelen over gezondheid, fitheid en lichamelijke activiteit. Het accent voor komend jaar ligt op een verdere ontwikkeling van de methode en schaalvergroting, voortbouwend op de in 1999–2001 opgebouwde expertise.

Lunchwandelen en fietsen naar het werk

Inmiddels is een tweetal projecten gestart die mede gericht zijn op het bevorderen van lichaamsbeweging voor werknemers. Het betreft een tweejarige promotie voor fietsen naar het werk, een initiatief van het Centrum Gezondheidsbevordering op de Werkplek, COS Nederland, Fietsersbond, de stichting «Fietsen naar het werk Doen» en de Stichting Fiets.

Het wandelen tijdens de lunch lijkt een kansrijke mogelijkheid om meer werknemers te stimuleren voldoende te bewegen. TNO Arbeid heeft subsidie ontvangen voor een pilotproject in 2002 en 2003.

Sport, bewegen & chronisch zieken

Met NebasNsg, NISB, NOC*NSF, de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad en enkele uitvoerende veldorganisaties wordt binnenkort een strategisch plan afgerond. Kern van dat plan is in de komende vier jaar systematisch de kwaliteit van het sport- en bewegingsaanbod voor mensen met een chronische aandoening te verbeteren. Uitgangspunt daarbij is de vraag dan wel behoefte alsmede de mogelijkheden van betrokkenen. Behalve het versterken en uitbreiden van het ondersteuningsnetwerk voor het regionale en lokale sport- en bewegingsaanbod, zal de beschikbaarheid van voldoende (en deskundig) kader voor veilige en verantwoorde uitvoering van beweegactiviteiten een belangrijke randvoorwaarde zijn. Het beschikbaar stellen van meer en toegankelijke kennis met betrekking tot de effecten van gezond bewegen en het aanbod voor intermediairs en de doelgroep is eveneens een speerpunt alsmede het wegnemen van fysieke en financiële drempels die de deelname aan sport en bewegen kunnen belemmeren. Daartoe wordt binnenkort een verkennende studie gedaan door TNO om een zo goed mogelijk kwantitatief en kwalitatief beeld te krijgen van de specifieke kenmerken en behoeften van chronisch zieken.

Veilige sportbeoefening

De veiligheid bij sport en bewegen moet verder worden verbeterd. Deze veiligheid kan allereerst worden vergroot door de preventie van blessures, de meest voorkomende sportgerelateerde aandoeningen. In 2001 is de attenderingscampagne «Sport Blessure Vrij (2001–2003)» van start gegaan. Ook voor 2002 verleent het ministerie van VWS een subsidie aan NOC*NSF om deze campagne uit te voeren. Voor 2002 is de aandacht specifiek gericht op eerste hulp bij sportongevallen en goed schoeisel. Daarnaast is in de lopende campagne ook «fair play» opgenomen, aangezien goed gedrag tijdens het sporten belangrijk is voor de preventie van blessures.

De thema's voor 2003 worden onder meer vastgesteld aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek naar «effectiviteit van blessurepreventieve maatregelen» van Stichting Consument en Veiligheid en NOC*NSF. De basis voor de attenderingscampagne is een landelijke campagne, gecombineerd met initiatieven op lokaal niveau. De landelijke campagne richt zich op de bewustwording van het belang van preventieve maatregelen alsmede te stimuleren dat deze maatregelen ook daadwerkelijk worden genomen. De lokale initiatieven geven verdieping aan de landelijke campagne. NOC*NSF heeft een ondersteuningspunt Sport Blessure Vrij opgezet waar alle sportbonden terecht kunnen met vragen en voor advies. Het achterliggende doel is om, ook via de sportverenigingen, de kennis, attitude en gedrag van sporters ten aanzien van blessurepreventie te vergroten.

Een aantal sporttakken, met een relatief hoog en/of stijgend blessurerisico, wordt intensief begeleid in het opzetten en uitvoeren van projecten om het aantal, de ernst en de gevolgen van sportblessures tegen te gaan. In 2002 zijn dat tennis en volleybal. In 2003 zijn dat volleybal (vervolg) en skiën. Voor een adequate behandeling van sportblessures door «leken» zijn eenduidige richtlijnen voor de inhoud van EHBSO-koffers opgesteld en verspreid.

In het kader van de jaarlijkse subsidiëring worden de sportbonden meer en meer aangesproken op hun beleid met betrekking tot de veiligheid van sportbeoefening.

Om vast te stellen of de doelstellingen daadwerkelijk worden gehaald, is het volgen van de ontwikkelingen rondom sportblessures van groot belang. In overleg met TNO en NOC*NSF wordt nagegaan in welke sporttakken registraties nodig zijn ter aanvulling op cijfers uit de meer globale registraties in ziekenhuizen en lopende peilingen op bevolkingsniveau.

Doping

Eén van de doelen van nota SBG is het optimaliseren van de gezondheidswaarde van sport. Het gebruik van dopinggeduide middelen, veelal ook te duiden als misbruik dan wel onnodig gebruik van medicijnen, en het toepassen van dopingmethoden doen afbreuk aan die gezondheidswaarde. Het aantasten van de individuele gezondheid door prestatieverhogende middelen alsmede mogelijke negatieve effecten op langere termijn voor de sportdeelname (en daarmede ook voor de volksgezondheid) vormen belangrijke redenen voor de overheid de oplossing van het dopingvraagstuk niet alleen aan de sport over te laten. Dat gebeurt in de eerste plaats via de dienstverlening van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) en Doping Controle Nederland (DoCoNed).

In de tweede plaats betreft dat het tegengaan van de handel in dopinggeduide middelen, een evidente overheidsverantwoordelijkheid. De wetswijziging die in 2001 van kracht geworden is met het oog op een effectievere aanpak van die handel, heeft inmiddels geleid tot een toename van het aantal opgespoorde zaken en intensivering van de samenwerking tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Openbaar Ministerie. Hieromtrent is uw Kamer reeds geïnformeerd door de brief van 6 mei 2002 van de minister van Justitie, mede namens mijn ambtsvoorganger.

Het in de nota SBG aangekondigde onderzoek naar de aard en omvang van dopinggebruik in de georganiseerde breedtesport, is onlangs afgerond. Ik heb u hierover afzonderlijk bericht. Het onderzoek heeft aangetoond dat er geen structureel dopingprobleem bestaat in de georganiseerde breedtesport. Uitzondering hierop vormt de georganiseerde krachtsport. In overleg met de krachtsportsector zelf, NOC*NSF en NeCeDo zal ik voorstellen een sportspecifieke aanpak voor dat probleem te ontwikkelen.

Bij het voeren van een actief dopingbeleid zijn vele partners betrokken. Dat heeft inmiddels geleid tot het inrichten van een platform dat zich vooral zal bezighouden met de harmonisatie van uitvoeringsprocedures, de haalbaarheid van een gezondheids- of anti-dopingpaspoort voor topsporters, het opnemen van bloedtests ter opsporing van doping in de reglementen van sportbonden en het doen van gerichte controles bij groepen sporters (targetcontroles).

Dopinggebruik wordt bestraft binnen het tuchtrecht van de sportvereniging. Die tuchtrechtelijke afhandeling dient te voldoen aan eisen van kwalitatief goede rechtspraak. Vanwege de complexiteit is bij dopingzaken eveneens specifieke expertise nodig, bijvoorbeeld op farmacotherapeutisch terrein. Vanwege het geringe aantal zaken en de grote diversiteit daarin kan aan die eisen niet altijd worden voldaan, met name niet door de kleinere sportbonden. Met steun van de overheid ontwikkelt NOC*NSF momenteel een centraal instituut voor de afhandeling van dopingzaken. Het staat de sportbonden uiteraard vrij daar gebruik van te maken.

Met het oog op de mondiale samenwerking bij het tegengaan van doping wordt de ontwikkeling van het World Anti Doping Agency (WADA) van harte ondersteund. Het WADA is op dit moment de enige mondiale organisatie waar de sportsector en de mondiale overheden op basis van gelijkwaardigheid met elkaar het dopingbeleid bespreken en kunnen afstemmen. De financiële consequenties van het gekozen model, zijn evenwel nog niet door alle overheden in daden omgezet. Daar waar de sportsector haar financiële bijdrage levert via het IOC, hebben de overheden naar een eigen mechanisme moeten zoeken om hun aandeel te leveren. Allereerst is daartoe door de EU-lidstaten gezocht naar een EU-bijdrage aan WADA. Door het ontbreken van een juridische basis is dit onhaalbaar gebleken. Daarop is door de Raad van Europa voor alle Europese landen een model voor het vaststellen van individuele bijdragen ontwikkeld dat inmiddels is aanvaard. Als één van de eerste Europese landen heeft Nederland de afgesproken financiële overheidsbijdrage aan WADA voldaan.

In de afgelopen maanden is, op basis van een aantal recente onderzoeken, aangetoond dat in voedingssupplementen soms dopinggeduide stoffen voorkomen zonder dat die vermeld staan op het etiket. Daarmee lopen (top-)sporters het risico op een positieve dopingcontrole, terwijl er geen sprake is van intentioneel dopinggebruik. Mede op initiatief van de overheid wordt momenteel een informatiesysteem ontwikkeld om sporters adequaat te kunnen infomeren over de samenstelling van voedingssupplementen in relatie tot ongewild dopinggebruik. Het instandhouden van een dergelijk systeem zal uiteindelijk de verantwoordelijkheid worden van de sportsector en de voedingssupplementenindustrie. Daarom wordt bij de ontwikkeling van dit informatiesysteem nauw samengewerkt tussen NOC*NSF, de brancheorganisatie NPN (Natuur Produkten Nederland) en het NeCeDo. Naar verwachting zal het informatiesysteem in de loop van 2003 operationeel zijn.

Sportgezondheidszorg

De definitie van sportgezondheidszorg wordt in de nota breed opgevat. Uiteenlopende actoren uit de medische en paramedische en sportsector zijn daarbij betrokken. Versterking van de structuur en betere afstemming, samenwerking en doorverwijzing zijn noodzakelijk. In relatie tot de centrale doelstellingen van deze nota, gaat het om het toepassen van goed onderbouwde preventie en therapie door (sportief) bewegen, alsmede preventie en therapie van blessures en andere sportgerelateerde ongemakken. De wetenschappelijke onderbouwing wordt ondergebracht in een onderzoeksprogramma. In de desbetreffende paragraaf wordt daarop nader ingegaan.

In het ontwikkelen van transmurale en multidisciplinaire richtlijnen voor diagnostiek, preventie en behandeling in de sportgezondheidszorg heeft de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) het voortouw genomen. Naar verwachting zullen in 2002 richtlijnen gereed-komen aangaande enkelletsel, achillespeesblessure en astma. De VSG werkt samen met het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO ter bevordering van de kwaliteit en de implementatie van de richtlijnen.

Het versterken van de verwijsfunctie van huisartsen zal worden vormgegeven in het project Huisarts en Sport waarvan de VSG de trekker is. In het kader van dat project zal de VSG een commissie instellen voor het uitwerken van activiteiten (pilotprojecten). Op korte termijn zullen er lesmodules worden ontwikkeld en aangeboden. Op het gebied van opleidingen zal worden nagegaan in hoeverre een product kan worden ontwikkeld voor huisartsen op het gebied van blessurepreventie enbehandeling, dat tevens geldig is voor de wettelijk verplichte nascholing.

Voor de ontsluiting van het aanbod van sportmedische diensten en producten hebben het RIVM, de VSG en de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg (NVFS) een internetsite ontwikkeld (www.sportzorg.nl). Momenteel wordt gewerkt aan een communicatieplan om de site meer bekendheid te geven.

Thans worden de voorbereidingen getroffen voor de inrichting van een platform ter verbetering van de samenhang in de sportgezondheidszorg. Binnen het platform zal tevens aandacht zijn voor de door de beroepsgroep gewenste herpositionering van de sportgeneeskunde. Het voorbereidend onderzoek wordt uitgevoerd door Prismant. Naar verwachting kan het platform nog in 2002 starten.

In 2002 is de bijdrage aan de opleiding voor sportartsen structureel verhoogd vanuit de SBG-middelen, waardoor de eigen bijdrage die sportartsen i.o. betalen voor hun opleiding meer in overeenstemming komt met andere medische vervolgopleidingen.

Onderzoek & monitoring

De coördinatie van noodzakelijk onderzoek naar effectiviteit van sport en bewegen bij de preventie, behandeling en revalidatie van ziekten en aandoeningen alsmede van onderzoek naar de effectiviteit van de behandeling van sportblessures en andere sportgerelateerde gezondheidsproblematiek heeft enige vertraging opgelopen. Het voornemen was, zoals aangegeven in nota SBG, bedoelde coördinatie onder te brengen bij ZonMw. De problematiek rondom de financiering en aansturing van ZonMw, zoals verwoord in de recente brief van de minister van 26 juni 2002 (Kamerstuk 28 000 XVI, nr. 123) heeft ertoe geleid dat er voor de korte termijn geen afspraken konden worden gemaakt met ZonMw over het onderzoeks- en stimuleringsprogramma aangaande de sportgezondheidszorg. Ondertussen is wel een aanvang gemaakt met het stimuleringsprogramma ten behoeve van de universiteiten die genoemd werden in het advies ter zake van de Raad voor GezondheidsOnderzoek. Daarbij is tevens uitvoering gegeven aan de toezegging aan de Universiteit Utrecht tot subsidiëring van wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de topsportmedische zorg, waaromtrent uw Kamer in december 2001 geïnformeerd werd (brief van 7 december 2001, VWS-01-1723).

Tot slot

Zoals eerder in deze brief is aangegeven acht ik het monitoren van relevante ontwikkelingen nodig, waar mogelijk kwantitatief. Voor een betrouwbare multisectorale monitoring is een adequate infrastructuur nodig alsmede meerjarenafspraken aangaande de financiering. Voor het volgen van de ontwikkelingen op de thema's van de nota SBG wordt waar mogelijk gebruikgemaakt van bestaande instrumenten. Het eerdergenoemde Trendrapport «Bewegen en Gezondheid», uitgebracht onder penvoering van TNO, bundelt gegevens uit bestaande studies en peilingen. Een deel van bedoelde peilingen wordt door het ministerie bekostigd. Door de periodieke landelijke peilingen wordt de noodzakelijke monitoring met betrekking tot lichaamsbeweging op bevolkingsniveau voldoende ingevuld. Voor doelgroepen binnen de heterogene groep chronisch zieken, die niet voldoende gevolgd kunnen worden door het grootschalige karakter van bedoelde landelijke peiling wordt gestreefd naar aanvullende monitorinstrumenten. Voor de sportblessures wordt getracht leemten aan te vullen door via sportbonden achter de ontwikkelingen te komen. Bezien zal worden in hoeverre het aanbod van sportgezondheidszorg kan worden gevolgd via de eerdergenoemde website.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven