27 835
Regels inzake stankemissie in ontwikkelingsgebieden (Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden)

nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2004

Op 1 mei 2003 zijn de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden samen met de bijbehorende Regeling in werking getreden. Wet en Regeling zijn van toepassing voor veehouderijen voorzover die zijn gelegen in reconstructiegebieden waarvoor een reconstructieplan is bekendgemaakt. De Regeling bevat onder meer nieuwe omrekeningsfactoren, die dan moeten worden gehanteerd bij de beoordeling van stankhinder. Op 15 mei 2003 heb ik alle gemeenten – ook de gemeenten die buiten reconstructiegebieden zijn gelegen – schriftelijk in overweging gegeven die factoren in milieuvergunningverlening te hanteren, omdat zij de meest recente milieutechnische inzichten vertegenwoordigen.

Op 24 maart 2004 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daarentegen uitgesproken (zaaknummer 200304128/1) dat de omrekeningsfactoren uit de Regeling «niet als de meest recente milieutechnische inzichten kunnen worden beschouwd.»

In deze brief ga ik, mede namens de minister van LNV, achtereenvolgens in op de drie vragen die de vaste commissie voor LNV over deze rechterlijke uitspraak heeft gesteld.

1. Hoe dienen de gemeenten nu met vergunningaanvragen om te gaan?

Gevolg van de rechterlijke uitspraak is dat de factoren in vergunningverlening geen rol mogen spelen, zolang voor het gebied waarin de veehouderij is gelegen geen reconstructieplan is bekendgemaakt. Tot bekendmaking van het reconstructieplan moeten dan ook de omrekeningsfactoren uit de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 worden toegepast. Daarna is de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden met inbegrip van de nieuwe omrekeningsfactoren van toepassing en dienen gemeenten de factoren toe te passen.

2. Hoe zal de regering omgaan met gewekte verwachtingen, met name bij pluimveehouders?

De uitspraak van de Raad van State betekent dat gemeenten in vergunningverlening de omrekeningsfactoren uit de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 zullen toepassen, in plaats van die uit de Regeling. Daarmee wordt de situatie van vóór 1 mei 2003 voortgezet.

Voor een aantal diercategorieën betekent de toepasselijkheid van de «oude» omrekeningsfactoren dat een uitbreidende of nieuwvestigende veehouderij kan uitgaan van een kortere afstand tussen de veehouderij en het voor stank gevoelige object, dan de afgelopen maanden het geval was. Voor andere diercategorieën daarentegen is de op 1 mei 2003 verkregen ruimte weer ingeleverd.

Ik merk op dat de situatie tijdelijk is. Voor zover veehouderijen binnen reconstructiegebieden zijn gelegen, worden de nieuwe omrekeningsfactoren van toepassing na bekendmaking van het reconstructieplan. Voor veehouderijen in «de rest van Nederland» licht ik hieronder toe waarom de situatie van tijdelijke aard is.

3. Hoe verhoudt de uitspraak van de Raad van State zich naar uw mening tot de discussie over één landelijke stankwet?

Op 1 april jl. heb ik u geïnformeerd over de overwegingen welke hebben geleid tot het voornemen om geen landelijke stankwet in procedure te brengen. De brief voorziet tevens in een aanzet voor een Handreiking voor het bevoegd gezag. In de Handreiking is voorzien in een andere beoordelingssystematiek voor stankhinder, met de nieuwe omrekeningsfactoren en een herziene «afstandsgrafiek» (paragraaf 10, van de brief). Bij de totstandkoming van de Handreiking zal de uitspraak van de Raad van State in acht worden genomen.

Uitvoering van de motie Koopmans, waarin de regering is verzocht om een stankwet die geldt voor alle veehouderijen in Nederland, zou betekenen dat ook de nieuwe omrekeningsfactoren wettelijk worden vastgelegd. Gemeenten zijn dan gehouden die omrekeningsfactoren in vergunningverlening toe te passen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven