nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2005
Graag bied ik u hierbij het Rapport van bevindingen
betreffende de zelfevaluatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en
Beleidsevaluatie aan, opgesteld door de Ambtelijke Commissie Toezicht
II (ACT II)1.
In juli 2001 heeft de minister van BZK De kaderstellende
visie op toezicht aan u aangeboden (TK, 2000–2001, 27 831,
nr. 1) en vervolgens het project «Implementatie kaderstellende
visie op toezicht» geïnitieerd. Een van de onderdelen hiervan is
de zelfevaluatie van toezichtarrangementen op rijksniveau. Toezichthouders
verrichten aan de hand van de Checklist toezicht
(juni 2002) een zelfevaluatie, die intercollegiaal wordt getoetst door een
interdepartementaal samengestelde commissie (ACT II). Voor de tweede tranche
van zelfevaluaties zijn 12 arrangementen aangemeld, waaronder de Inspectie
Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB).
De bevindingen van ACT II zijn verwerkt in een eindrapportage, die de
voorzitter van ACT II , mevrouw drs. M. Sint, op 31 mei zal aanbieden
aan de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, de heer
drs. A. Pechtold. Deze eindrapportage vormt een belangrijke bouwsteen
voor de Kaderstellende Visie op Toezicht, die
medio 2005 zal verschijnen.
ACT II heeft met instemming kennisgenomen van de zelfevaluatie van IOB.
Hoewel IOB geen echte inspectie is, is IOB er volgens ACT II toch in geslaagd
door interpretatie van de Checklist inzicht te geven in de werkzaamheden van
IOB op het terrein van de evaluatie van beleid.
ACT II komt met een paar aanvullende aandachtspunten op de kernthema's
aansturingrelaties, handhavingstrategie, de relatie met andere toezichthouders
binnen BZ, functiescheiding en horizontalizering. De betreffende punten zijn:
– goede inbedding van IOB-evaluaties in de beleidscycli;
– bij onderwerpkeuze sterker inspelen op actualiteit;
– verkorten van de tijdshorizon en doorlooptijd van evaluaties;
– bespreken van de IOB-programmering en lessen uit IOB-evaluaties
in het Audit Committee;
– actieve betrokkenheid van IOB bij de vormgeving van de auditfunctie;
– concretisering van het begrip virtuele auditdienst en de rol van
IOB daarbinnen;
– grotere bekendheid bij de posten met het waarderingssysteem;
– aanwezigheid van horizontale verantwoordingsinformatie als aandachtspunt
bij beoordeling van uitvoering van het buitenland beleid.
IOB is het grotendeels eens met deze punten. In de visie van IOB gaat
het om punten die reeds worden nagestreefd maar waarbij suggesties voor verdere
verbetering zeer welkom zijn.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot