27 830 Materieelprojecten

Nr. 225 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 mei 2018

Inleiding

Defensie beschikt over zes mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaar-klasse (AMBV’n) voor het opsporen en onschadelijk maken van zeemijnen en andere onderwaterexplosieven. De schepen dateren uit de jaren tachtig van de vorige eeuw en bereiken in de periode 2020–2024 het einde van hun technische en operationele levensduur. De technische toestand van de AMBV’n verslechtert inmiddels aanzienlijk en er is een steeds grotere onderhoudsinspanning nodig om de vaartuigen inzetbaar te houden. Tegelijkertijd zijn de AMBV’n minder geschikt voor langdurige expeditionaire operaties en zijn ze steeds minder in staat om moderne zeemijnen op te sporen. Vervanging is daarom geboden. Met deze A-brief informeer ik u over de behoeftestelling van het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit». Het project maakt deel uit van het investeringsprogramma van de «Defensienota 2018 – Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid» (Kamerstuk 34 919, nr. 1).

Behoefte

De zeemijn is een relatief goedkoop middel waarmee het vrije gebruik van de zee en zeehavens op eenvoudige wijze kan worden ontzegd. Zo kan de dreiging van een beperkt aantal zeemijnen in de aanloop naar havens of in nauwe zeestraten al voldoende zijn voor grote economische schade. Daarnaast bevinden zich in de West- en Noord-Europese wateren nog steeds veel explosieven uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog, zoals vliegtuigbommen en oude zeemijnen. Jaarlijks worden nog veel van deze explosieven gevonden en door de Europese marines vernietigd.

Wereldwijd bestaan er grote voorraden zeemijnen en zeemijnen worden door vele landen geproduceerd. Ook niet-statelijke actoren zijn in staat geïmproviseerde zeemijnen in te zetten. De verslechterde veiligheidssituatie aan de randen van Europa en elders vergroot de kans op een gewapend conflict en daarmee op de inzet van zeemijnen door statelijke en niet-statelijke actoren.

Nederland is voor haar welvaart en veiligheid afhankelijk van een vrij toegankelijke zee. Op maritiem gebied vervult Nederland een mondiale knooppuntfunctie. Een aanzienlijk deel van de Europese en wereldwijde maritieme aan- en afvoerlijnen loopt via de havens van Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen. Voor de Nederlandse, Europese en zelfs mondiale economische welvaart en voorspoed is het dan ook essentieel dat een vrij gebruik van deze havens en aan- en afvoerlijnen blijft gegarandeerd.

Daarnaast is de bewegingsvrijheid op zee ook voor militaire maritieme en amfibische operaties van groot belang. De NAVO heeft een tekort aan maritieme mijnenbestrijdingscapaciteit en heeft deze dan ook als priority shortfall aangemerkt. De beschikbaarheid voor bijvoorbeeld de NATO Response Force (NRF) blijft achter bij de behoefte. De NAVO dringt er dan ook bij Nederland op aan de AMBV’n te vervangen door een hoogwaardige capaciteit.

Voor de bescherming van de Nederlandse vitale belangen wil Defensie gelijktijdig twee mijnenbestrijdingstaken kunnen uitvoeren: een taak voor een vaartuig op de Noordzee ten behoeve van de nationale veiligheid, en een langdurige expeditionaire operatie in bijvoorbeeld de Middellandse Zee, de noordelijke Europese kustwateren of de Perzische Golf. De expeditionaire inzet zal meestal in het kader zijn van een internationale maritieme taakgroep, bijvoorbeeld als onderdeel van de NATO Response Force. De mijnenbestrijdingsoperaties moeten ook kunnen worden uitgevoerd als er een dreiging bestaat. Dit geldt zowel voor operaties dicht bij huis als ver weg.

Om te voldoen aan de inzetdoelstelling zal Defensie zes mijnenbestrijdings- vaartuigen verwerven, net als België. Voor een langdurige expeditionare operatie zijn vier vaartuigen nodig in verband met onderhoud, gereedstellen en recuperatie. Voor de permanente beschikbaarheid van een mijnenbestrijdingsvaartuig op de Noordzee zijn om dezelfde reden twee vaartuigen nodig.

Internationale samenwerking

Met België bestaat een langdurige samenwerking op marinegebied. De Belgisch-Nederlandse samenwerking (BENESAM) voorziet in gezamenlijke en geïntegreerde staven, opleidingen, trainingen en operaties, en taakspecialisatie in onderhoud en materieellogistiek. De huidige M-fregatten hebben een nagenoeg identieke configuratie en bedrijfsvoering en voor de mijnenbestrijdingsvaartuigen geldt dat ook. Dit maakt het voor beide landen mogelijk het onderhoud van de AMBV’n en de M-fregatten onderling te verdelen. België draagt zorg voor de AMBV’n van beide landen en Nederland doet dat voor de M-fregatten. Dit levert voor beide landen een aanzienlijke besparing op in de exploitatiekosten.

Een dergelijke intensieve samenwerking is alleen mogelijk als beide landen beschikken over nagenoeg identiek materieel. België en Nederland zullen daarom hun mijnenbestrijdingsvaartuigen en M-fregatten gezamenlijk gaan vervangen. De Ministers van Defensie van beide landen hebben daartoe op 30 november 2016 een Letter of Intent (LoI) ondertekend om te komen tot gezamenlijk onderzoek, ontwikkeling en verwerving van zowel fregatten als mijnenbestrijdingscapaciteit (Kamerstuk 33 279, nr. 20). Deze LoI sluit samenwerking met andere landen niet uit. In de LoI is België benoemd als leidende partij voor de gezamenlijke vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit, terwijl Nederland dat is voor de vervanging van de M-fregatten. De leidende partij is verantwoordelijk voor het sluiten van het contract voor de twee landen en stuurt het binationale projectteam aan. De specificaties van de nieuwe schepen worden door de twee landen gezamenlijk vastgesteld.

Aanvullende afspraken over onder meer de organisatie van het project, de kostenverdeling en de ontbindende voorwaarden zullen worden vastgelegd in twee Memoranda of Understanding (MOU). België en Nederland zijn voornemens deze MoU’s over enkele weken te ondertekenen.

Met België is overeengekomen dat België de binationale verwerving zal uitvoeren langs de lijnen van het Belgische verwervingsproces. Dit proces kent geen afzonderlijke onderzoeksfase (B-fase) zoals in Nederland. België gaat uit van brede concurrentiestelling onder de Belgische wet inzake overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied. Hierbij worden geïnteresseerde bedrijven uitgenodigd om een aanbieding te doen op basis van functionele en vaak generieke eisen. De voorstellen van de bedrijven zullen aan de hand daarvan onder Belgische leiding worden beoordeeld. België en Nederland beoordelen samen de technische aspecten. De beoordeling van de economische en financiële aspecten is primair een Belgische verantwoordelijkheid.

Een ander belangrijk samenwerkingstraject is de permanente gestructureerde samenwerking in EU-verband (PESCO). Op 6 maart jl. hebben de Europese Ministers van Defensie zeventien PESCO-projecten vastgesteld waaronder een dat betrekking heeft op de ontwikkeling van maritieme (semi-)autonome systemen voor mijnenbestrijding (MAS MCM). Zoals hieronder toegelicht zullen dergelijke systemen een belangrijk deel uitmaken van de mijnenbestrijdingscapaciteit. België heeft bij dit project het voortouw, in samenwerking met Nederland. Ook Griekenland, Letland, Portugal en Roemenië doen aan dit project mee.

Gerelateerde projecten

Het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit» heeft onder andere een relatie met het project «Vervanging M-fregatten».

Kenmerken

De toekomst van de maritieme mijnenbestrijding ligt in het gebruik van onbemande en deels autonome systemen voor inzet onder water, aan het wateroppervlak en in de lucht. Deze systemen worden vanaf een bemand mijnenbestrijdingsvaartuig op veilige afstand van de mijnendreiging ingezet. De onbemande systemen verplaatsen zich naar de mijnendreiging om mijnen op te sporen en te classificeren. Vervolgens worden de mijnen met behulp van andere onbemande systemen vernietigd. De inzet van duikers zal daardoor minder vaak nodig zijn. Om de verschillende typen zeemijnen onder uiteenlopende omstandigheden te kunnen opsporen en vernietigen, zijn meerdere soorten onbemande systemen nodig.

Het mijnenbestrijdingsvaartuig zal een levensduur hebben van 30 jaar. De onbemande systemen hebben een kortere levensduur en zullen tussentijds worden vervangen, naar verwachting om de tien jaar. Het vaartuig zal zo worden ontworpen dat het kan worden aangepast aan de technologische ontwikkelingen in de komende decennia. Aanvankelijk zullen België en Nederland in het kader van het MoU onbemande systemen aanschaffen die reeds op de markt beschikbaar zijn of die spoedig beschikbaar zullen komen. De in PESCO-kader te ontwikkelen onbemande systemen komen op termijn in aanmerking voor aanschaf. Het Belgisch-Nederlandse MoU heeft geen betrekking op deze eventuele aanschaf. Wel kunnen België en Nederland hierbij te zijner tijd samenwerken.

De samenstelling van de onbemande systemen wordt in de verwervingsvoorbereidingsfase vastgesteld. België en Nederland zijn voornemens een gezamenlijke pool te maken van alle onbemande systemen. België zal deze pool beheren. Afhankelijk van de missie of opdracht wordt het vaartuig uitgerust met de juiste systemen. Het land dat het schip gaat inzetten, zal de basisbemanning aanvullen met eigen personeel voor bij deze onbemande systemen. Het bemanningsconcept zal daarom modulair van aard zijn.

De toekomstige mijnenbestrijdingscapaciteit moet wereldwijd, onder omstandigheden van hoge dreiging en geïntegreerd in een maritieme taakgroep kunnen opereren. De vaartuigen moeten zichzelf kunnen beschermen tegen dreigingen zoals die van kleine aanvalsbootjes. Daarentegen zijn zij voor bescherming tegen bijvoorbeeld onderzeeboten, oppervlakteschepen en vliegtuigen aangewezen op bescherming door andere eenheden zoals fregatten.

Financiële aspecten

Met het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit» is een investering gemoeid tussen de € 250 miljoen en € 1 miljard. Het projectbudget komt in de jaren 2019–2031 ten laste van het investeringsbudget van Defensie. België is voornemens een vergelijkbaar bedrag te investeren in de mijnenbestrijdingscapaciteit. De bijgaande commercieel-vertrouwelijke brief bevat verdere financiële informatie (Kamerstuk 27 830, nr. 226).

Vooruitblik

België en Nederland zijn voornemens de MoU’s over de vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit en de vervanging van de M-fregatten over enkele weken te ondertekenen. België zal de Request for Proposal (RfP) kort na ondertekening van de MoU aan de markt versturen. De eerste eenheid, bestaande uit een vaartuig en de bijbehorende onbemande systemen, is bestemd voor België. De oplevering ervan is voorzien voor 2023 en Nederland zal de eigen eenheden ontvangen tussen 2025 en 2030.

Zoals eerder uiteengezet kent het Belgische materieelverwervingsproces geen aparte onderzoeksfase zoals in Nederland. Ik zal u eind 2018 met een D-brief informeren over de verwervingsvoorbereidingsfase voorafgaand aan de ondertekening van het contract.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven