27 830 Materieelprojecten

Nr. 172 BRIEF VAN DEC MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2016

Verschillende keren heb ik met uw Kamer mijn zorgen gedeeld over de gevolgen voor de defensiebegroting van de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen in relatie tot de ontvangen prijsbijstelling, en zo ook over de gevolgen van de omgang met valutakoerswisselingen. De motie-Knops (Kamerstuk 34 200 X, nr. 9) en de motie-Knops/Teeven (Kamerstuk 27 830, nr. 154) gaan hier nader op in.

Met de begroting 2016 heb ik uw Kamer vervolgens laten weten dat de Studiegroep Begrotingsruimte zich over deze problematiek buigt. Het rapport van de studiegroep wordt naar verwachting deze zomer aan de Kamer toegestuurd. Voorts heb ik toegezegd om, vooruitlopend op de resultaten van de studiegroep, samen met het Ministerie van Financiën te bekijken hoe meer rust kan worden verkregen in het planproces (Kamerstuk 34 300 X, nr. 2). Met deze brief informeer ik u hierover.

Zoals vaker uiteengezet, vormen de stijging van prijzen van materieel en munitie evenals de valutakoerswisselingen een reëel risico voor de defensiebegroting. Zo kan de realisatie van (grote) investeringsprojecten hoger uitkomen dan geraamd, waardoor de ruimte voor het uitvoeren van geplande investeringsprojecten afneemt. Dit zorgt voor onrust en onvoorspelbaarheid in het plan- en verwervingsproces, met aanzienlijke gevolgen. Overigens geldt ook voor de exploitatie-uitgaven dat de stijging van prijzen en valutakoerswisselingen kan leiden tot minder ruimte voor uitgaven.

Ontwikkeling van een defensiespecifieke prijsindex

Defensie wordt gecompenseerd voor prijsstijgingen als het kabinet bij de Voorjaarsnota besluit de jaarlijkse prijsbijstelling uit te keren. Dat gebeurt volgens de huidige begrotingssystematiek aan de hand van algemene prijsindices. De goederen en diensten die uit de defensiebegroting worden betaald, zoals militair materieel, zijn echter anders van aard dan die van andere departementen. Het vermoeden bestaat dat de prijzen van defensiematerieel harder stijgen dan waarvoor Defensie wordt gecompenseerd. Dit heeft gevolgen voor de betaalbaarheid van projecten en daarmee de krijgsmacht. Defensie heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) derhalve gevraagd te onderzoeken of een specifieke prijsindex voor Defensie mogelijk is. Hiermee zou de «individuele inflatie» van Defensie in kaart kunnen worden gebracht. De prijsindex die wordt samengesteld door het Ministerie van Defensie van het Verenigd Koninkrijk kan daarbij als een technisch en theoretisch voorbeeld dienen. Het CBS zal nog dit jaar starten met een voorstudie naar de praktische en statistische mogelijkheden. Als er voldoende aanknopingspunten zijn zal, in samenspraak met het Ministerie van Financiën, in 2017 de uitwerking van een defensiespecifieke prijsindex volgen.

Ramen met een gemiddelde dollarkoers

Defensie corrigeert jaarlijks de ramingen van projecten voor wisselkoersfluctuaties van onder meer de dollar. Dat gebeurt aan de hand van de korte-termijnraming van het Centraal Planbureau. Dit betekent dat alle voor de komende vijftien jaar geplande projecten worden aangepast aan de voor de korte termijn geraamde dollarkoers. Dit kan leiden tot forse stijgingen of dalingen in de raming van projectbudgetten. Een onrustig planproces is het gevolg, terwijl de jaarlijkse aanpassing vooral voor de op langere termijn geprogrammeerde projecten niet per definitie leidt tot een meer realistische raming. Bij de Voorjaarsnota is dan ook besloten om de plannen die buiten de begrotingsperiode vallen te corrigeren op basis van een voortschrijdend gemiddelde dollarkoers. Dit leidt tot een meer beheerst planproces. Langere termijnplannen hoeven immers niet meer jaarlijks te worden aangepast aan de volatiele wisselkoers van de euro met de dollar. Plannen die in de begrotingsperiode vallen worden nog wel jaarlijks aan de korte-termijnraming van het CPB aangepast.

Tot slot

Een defensiespecifieke prijsindex en het ramen met een gemiddelde dollarkoers zijn belangrijke stappen om tot meer stabiliteit in het plannings- en realisatieproces te komen. Het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte biedt, naar ik hoop, meer handvatten om verdere uitholling van de defensiebegroting een halt toe te roepen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven