27 830 Materieelprojecten

Nr. 161 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2015

INLEIDING

Nederland streeft naar een kwalitatief hoogwaardige en volledig inzetbare krijgsmacht die expeditionair en wereldwijd kan opereren. Om effectief en efficiënt te kunnen optreden is een sterke inlichtingenpositie een eerste vereiste. Ervaringen uit recente militaire operaties onderstrepen dat. Inlichtingen zijn essentieel voor een goed omgevingsbewustzijn en zo ook voor de bestrijding van vijandelijke grondwapens.

Tot voor kort kon de wapenlocatieradar (WLR) voor een deel in deze behoefte voorzien. Met het einde van de levensduur van de WLR in zijn huidige vorm ontstaat behoefte aan vervangende capaciteit. Daarnaast worden Nederlandse militaire eenheden steeds vaker geconfronteerd met aanvallen met Rockets, Artillery and Mortars (RAM). Vooral de geïmproviseerde varianten van deze wapens zijn eenvoudig te verkrijgen, gemakkelijk te bedienen en vormen een significante bedreiging voor Nederlandse eenheden. Ook is er een toenemende dreiging van kleine onbemande vliegtuigen, die kunnen worden voorzien van sensoren of een offensieve lading. Deze worden internationaal aangeduid als Class 1 Unmanned Aerial Vehicles (UAV).

Door deze veranderende dreiging is de behoefte herijkt en is de projectnaam overeenkomstig aangepast. Gestreefd wordt naar de introductie van sensoren die, naast RAM en Class 1 UAV, ook Air Breathing Threats (vliegtuigen en helikopters) en kruisvluchtwapens kunnen detecteren. De diversiteit aan sensorsystemen binnen het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) kan hierdoor op termijn mogelijk verminderd worden. Deze systemen dragen niet alleen bij aan een betere bescherming van eenheden tijdens expeditionaire inzet, maar ook aan de bescherming van de burgerbevolking tijdens nationale inzet.

Deze brief beschrijft de behoefte aan materieel ter vervanging van de huidige WLR. De huidige WLR is zowel operationeel als technisch verouderd. Hierdoor is momenteel geen enkel (land)systeem binnen de Nederlandse krijgsmacht in staat om de RAM en Class 1 UAV-dreiging te detecteren en te volgen.

Het project draagt bij aan drie operationele capaciteiten van militair vermogen. Ten eerste door een bijdrage aan de versterking van de inlichtingenketen. Daarnaast past het project binnen het streven om de effectiviteit van de hoofdwapensystemen verder te vergroten. Tot slot past dit project binnen het streven van betere bescherming van ingezette eenheden bij expeditionaire inzet, maar ook betere bescherming van de burgerbevolking bij nationale inzet.

Het project betreft de verwerving van vijf systemen. Met vijf systemen is er geen redundantie. Vanuit budgettaire overwegingen wordt daarmee geaccepteerd dat er operationele risico’s optreden en dat per missie geprioriteerd zal moeten worden. Let wel, ten opzichte van de huidige situatie is het een aanzienlijke vooruitgang; enerzijds vanwege de kwalitatieve verbetering van de capaciteit en anderzijds vanwege het beschikbaar krijgen van systemen.

BEHOEFTE

Kwalitatieve behoefte

Door de invulling van de behoefte beschikken landeenheden over detectiecapaciteit voor RAM-projectielen en Class 1 UAV’s tijdens expeditionaire en nationale inzet. De detectiecapaciteit moet in staat zijn om gelijktijdig, nauwkeurig en gebiedsdekkend meerdere afgevuurde RAM-projectielen en meerdere langzaam vliegende objecten vroegtijdig te kunnen detecteren, categoriseren en identificeren. Daarbij moet het systeem een Class 1 UAV kunnen volgen. Het systeem moet ook het coördinaat van de afvuurlocatie, en het inslagpunt van een RAM-aanval voldoende nauwkeurig kunnen bepalen om tijdig beslissingen over mogelijke beschermings- en tegenmaatregelen te kunnen nemen. Een van die tegenmaatregelen is het leiden van vuur van eigen grondgebonden indirect vurende wapensystemen via de detectiecapaciteit. Een andere tegenmaatregel is het bepalen en volgen van de vluchtbaan van RAM en Class 1 UAV’s om in de toekomst onderscheppen mogelijk te maken.

De detectiecapaciteit moet beschikken over Network Enabled Capabilities (NEC) om binnen een C2-netwerk data te kunnen aanbieden aan het overkoepelende C2-netwerk van Defensie, en een directe link tussen sensor en vurend systeem mogelijk te maken.

Kwantitatieve behoefte

De voorliggende behoeftestelling betreft vijf multi-missie-radarsystemen (MMR-systemen).

FINANCIEN

Het projectbudget van het totale project wordt geraamd tussen de € 25 en € 100 miljoen. De investeringen en exploitatiekosten zijn in de defensiebegroting 2016 opgenomen. Ik verwijs u naar de commercieel vertrouwelijk bijlage (BS2015018870) voor de geraamde investeringen en exploitatiekosten1.

PROJECTORGANISATIE EN -PLANNING

Voor dit project wordt een projectgroep ingericht. Het project wordt uitgevoerd in de periode van 2019 tot en met 2021. Het doel is het eerste systeem in 2020 te laten instromen. In 2022 moeten alle systemen inzetbaar zijn.

PROJECTRISICO’S

Product. Uit Nationale Technologie Projecten blijkt dat in Nederland een bijna uitontwikkelde multi-missie-radar beschikbaar is. Omdat daarnaast in het buitenland soortgelijke systemen «van de plank» verkrijgbaar zijn, wordt het productrisico van deze behoefte als «gemiddeld» beschouwd. In de B/C-fase zal worden onderzocht in hoeverre deze alternatieven aan alle eisen voldoen.

Tijd. Het risico voor «tijd» is gemiddeld, omdat fabrikanten «van de plank» producten aanbieden en tevens systemen ontwikkeld worden die inmiddels bijna uitontwikkeld zijn. Het volledig integreren ervan in het bestaande command and control-netwerk, leidt (op basis van ervaringsgegevens) tot de kwalificatie «gemiddeld».

Geld. De risico’s ten aanzien van geld worden als «gemiddeld» ingeschat, omdat er sprake is van een (bijna) uitontwikkeld product.

OVERIGE ASPECTEN

Personeel en organisatie

Dit project heeft geen personele of organisatorische consequenties.

Relatie met andere projecten

Het project kent een aantal gerelateerde projecten op het gebied van luchtverdediging, commandovoering, verbindingen en mobiliteit. Het te verwerven materieel moet worden geïntegreerd in het materieel dat wordt verworven in het kader van de projecten Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen (DVOW) en Army Ground Based Air Defence System (AGBADS). Daarnaast moet het te verwerven materieel ook worden gekoppeld met reeds geïntroduceerde wapen- en C2-systemen die relevant zijn voor dit project.

Verwervingsstrategie, mogelijkheden tot het inschakelen van de Nederlandse industrie en mogelijkheid tot sourcing

Deze behoefte heeft een relatie met het prioritaire technologiegebied 2, «Sensoren, C4I en Automatisering» uit de Defensie Industrie Strategie (DIS). In het «voorzien-in proces» zal nader worden onderzocht in hoeverre de Nederlandse industrie kan worden betrokken binnen de kaders product, tijd en geld. De aard van de materieelbehoefte zelf leent zich niet voor sourcing. Of (delen van) het onderhoudsconcept zich hiervoor leent, zal in het vervolgtraject nader worden onderzocht.

Internationale samenwerking

Tot nu toe zijn geen mogelijkheden voor internationale samenwerking geïdentificeerd. Defensie zal in de verdere fasen mogelijkheden tot internationale samenwerking in de volgende fasen verder onderzoeken.

Opleiding en training

Het personeel wordt opgeleid en getraind middels bestaande opleidingsmethodieken. De te verwerven systemen zullen voorzien zijn van een ingebouwde trainingsmodule.

VOORTZETTING VAN HET PROJECT

Ik ben voornemens de Directeur DMO te mandateren om het project uit te voeren. De Kamer zal over het vervolg van dit project worden geïnformeerd via het Materieelprojectenoverzicht (MPO).

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven