27 824
Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 oktober 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Hoofdstuk 5, artikel 31, wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 2.2.10, tweede lid, komt te luiden:

2. Beloopt de vordering evenwel minder dan € 5000 of betreft het een individuele arbeidsovereenkomst dan wel een zaak als bedoeld in artikel 2.2.3 of artikel 2.2.5, tweede zin, dan heeft een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid geen gevolg, tenzij:

a. zij is aangegaan na het ontstaan van het geschil, of

b. de werknemer, de partij die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf dan wel de huurder zich tot de aangewezen rechter wendt.

b. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidenden:

Ea

In artikel 2.2.11 wordt na «de eiser» ingevoegd: dan wel, indien er meer eisers zijn, elk van de eisers.

c. De in onderdeel K, onder 1, voorgestelde wijziging van artikel 2.9.17 komt te luiden:

1. In het tweede lid, onder a, wordt «een verordening van de Europese Gemeenschap» vervangen door: een EG-verordening.

d. Na onderdeel N wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

Artikel 3.4.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt na «de gronden daarvan» ingevoegd: te verminderen, dan wel.

2. De tweede zin komt te luiden: In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 2.4.6 van overeenkomstige toepassing.

e. De in onderdeel O, onder 1, voorgestelde wijziging van artikel 3.4.13 komt te luiden:

1. In het vierde lid wordt «dat vonnis» vervangen door: die beschikking.

f. In onderdeel P wordt «EUR» vervangen door: €.

g. Na onderdeel S worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

T

Artikel 705, derde lid, komt te luiden:

3. Artikel 1.6.17, tweede lid, en artikel 438, tweede lid, vierde zin, derde, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

U

Artikel 998 vervalt.

2. Hoofdstuk 12, artikel 2, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 1.3.14, eerste zin, vervalt.

b. Onderdeel R wordt gewijzigd als volgt:

1. In het voorgestelde artikel 2.2A.1, onderdelen a en b, wordt «EUR» telkens vervangen door: €.

2. In het voorgestelde artikel 2.2A.6 worden na de zinssnede «door één rechter,» de woorden «kan hij» ingevoegd en wordt voorts na de zinssnede «de zaak met toepassing van artikel 1.2.2, tweede lid» een komma ingevoegd.

c. Onderdeel Ra komt te luiden:

Ra

Artikel 2.3.1, tweede lid, onder e, komt te luiden:

e. de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennisneemt, onder vermelding van het adres van het gerecht dan wel, indien de zaak moet worden behandeld op een nevenvestigingsplaats of nevenzittingsplaats van het gerecht, het adres van die nevenzittingsplaats of nevenvestigingsplaats alsmede, indien de zaak moet worden behandeld op een nevenzittingsplaats waar geen stukken kunnen worden ingediend, het adres waar stukken kunnen worden ingediend;.

d. Na onderdeel U worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ua

De tweede en derde zin van artikel 2.8.40, eerste lid, komen te luiden: Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.

Ub

De tweede zin van artikel 2.8.54, eerste lid, wordt vervangen door twee zinnen, luidende:

Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.

3. In hoofdstuk 12, artikel 4, wordt in de aanhef de zinssnede «vaststelling van afdeling 7.4.6 van het Burgerlijk Wetboek (huur van bedrijfsruimte) (26 090)» vervangen door: tot vaststelling van afdeling 7.4.6 van het Burgerlijk Wetboek (huur van bedrijfsruimte) (26 932).

4. Na hoofdstuk 12, artikel 5, wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6

Indien deze wet in werking treedt voor het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 21 mei 2001 ingediende voorstel van wet tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken (PbEG L 160/37) (Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening) (27 748) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt artikel 12 van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Justitie de nummering en aanhaling van de in artikel 10 van deze wet genoemde artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering opnieuw vast.

Toelichting

In het wetsvoorstel zijn nog enige wijzigingen nodig gebleken om een aantal technische en redactionele onvolkomenheden weg te nemen, deels verband houdend met de bestuurlijke onderbrenging van de kantonrechtspraak als voorzien in het wetsvoorstel organisatie en bestuur gerechten (27 181).

Artikelen

1. Hoofdstuk 5, artikel 31 (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)

a. De wijziging in artikel 2.2.10 houdt verband met de in het wetsvoorstel reeds opgenomen wijziging van artikel 2.2.5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) teneinde de relatieve bevoegdheid in zaken betreffende huur van woonruimte of huur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 1624 van Boek 7A BW uitsluitend te doen toekomen aan de rechter binnen wiens rechtsgebied het gehuurde of het grootste gedeelte ervan gelegen is. Deze exclusieve bevoegdheid wordt nu doorgetrokken naar de regeling van de forumkeuze in artikel 2.2.10, zodat niet door middel van een forumkeuze ten nadele van de huurder kan worden afgeweken van artikel 2.2.5. De wijziging is aangekondigd in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer betreffende wetsvoorstel 26 855 (Kamerstukken I, 2001–2002, 26 855, nr. 16, blz. 31). Voorts is het euro-teken verwerkt.

b. In artikel 2.2.11, dat een subsidaire relatieve bevoegdheid inhoudt voor onder meer de rechter van de woonplaats van de eiser, dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat er meer dan één eiser is. De toevoeging ligt voor het huidige recht besloten in artikel 126, vijfde lid, Rv.

c. De wijziging betreft het herstel van een misslag: in artikel 2.9.17, tweede lid, onder a, Rv is geen sprake van «verordeningen» maar van «een verordening».

d. In artikel 3.4.6 Rv is geëxpliciteerd wat thans reeds algemeen wordt aangenomen, namelijk dat in de verzoekschriftprocedure het verzoek ook kan worden verminderd. Voor de dagvaardingsprocedure geldt hetzelfde voor de eis (artikel 2.4.5 Rv), zodat met de wijziging de regels van de dagvaardingsprocedure en verzoekschriftprocedure ook in dit opzicht nader zijn geharmoniseerd.

e. De wijziging in artikel 3.4.13 betreft het herstel van een redactionele misslag («dat beschikking»).

f. In artikel 332 Rv is het euro-teken verwerkt.

g. In onderdeel T is de verwijzing in artikel 705, derde lid, Rv naar de bepaling betreffende het doen van betekeningen en exploten aan een in verband met de executie volgens wettelijk voorschrift gekozen woonplaats verbeterd. Onderdeel U houdt verband met het feit dat het openbaar ministerie ingevolge het wetsvoorstel in de verzoekschriftprocedure niet langer vorderingen instelt maar verzoekschriften indient. Dientengevolge is artikel 998 Rv, dat voor vorderingen van het openbaar ministerie op grond van het bij of krachtens Boek 2 BW bepaalde inhoudt dat zij in beginsel leiden tot een beschikking, overbodig geworden en kan het vervallen.

2. Hoofdstuk 12, artikel 2, onderdeel a (wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het wetsvoorstel organisatie bestuur gerechten (27 181))

a. De regeling van artikel 1.3.14, eerste zin, Rv betreffende de openingstijden van de griffie vervalt in verband met de algemene regeling terzake die wordt opgenomen in het bij wetsvoorstel 27 181 voorgestelde artikel 2.1.8a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

b. In artikel 2.2A.1 Rv is het euroteken verwerkt. In artikel 2.2A.6 Rv is een redactionele onvolkomenheid hersteld.

c. In de vereisten die worden gesteld aan de dagvaarding is thans nader rekening gehouden met de nieuwe regels betreffende nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen, waardoor in sommige nevenzittingsplaatsen geen stukken kunnen worden ingediend (zie de voorgestelde artikelen 2.3.1.2, zevende lid, en 2.4.1.2, zevende lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

d. In de artikelen 2.8.40, eerste lid, en 2.8.54, eerste lid, Rv betreffende de bevoegde rechter voor een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht of -verhoor of een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, is rekening gehouden met de bestuurlijke onderbrenging van de kantonrechtspraak in de rechtbank, ten gevolge waarvan de taakverdeling tussen de kantonrechters en de andere rechters van de rechtbank niet langer kan worden aangeduid als een kwestie van absolute competentie.

3. De verwijzing naar wetsvoorstel 26 932 is verbeterd.

4. Hoofdstuk 12, artikel 6 (wetsvoorstel Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening (27 748)) Bij het indienen van het wetsvoorstel is ervan uitgegaan dat dit wetsvoorstel en wetsvoorstel 26 855 later in werking zouden treden dan wetsvoorstel 27 748, dat onder meer voorziet in twee nieuwe bepalingen (artikelen 1.6.11a en 3.3.6a) in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De nieuwe bepalingen zouden dan hernummerd worden ingevolge de hernummeringsopdracht in artikel VIII, tweede lid, van wetsvoorstel 26 855. Zekerheidshalve is alsnog rekening gehouden met de mogelijkheid dat wetsvoorstel 27 748 pas na de inwerkingtreding van het nieuwe procesrecht in werking treedt, door de voorwaardelijke toevoeging van een aparte hernummeringsopdracht aan de inwerkingtredingsbepaling van dat wetsvoorstel.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven