27 801
Vierde Nationaal Milieubeleidsplan

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2002

Op 1 december 2001 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal het definitieve advies van de VROM-Raad over «Een wereld en een wil, werken aan duurzaamheid» (NMP4) ontvangen.

Op grond van de Kaderwet adviescolleges zend ik u hierbij de reactie op dit advies toe. De inhoud van het advies is nadrukkelijk tijdens het notaoverleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 november 2001 aan de orde gekomen. Ik volsta daarom met een reactie op hoofdlijnen.

Met genoegen constateer ik dat de VROM-Raad de analyse van de zeven grote milieuproblemen, de strategie voor de aanpak ervan en de aandacht voor de barrières die de oplossingen in weg staan, onderschrijft. Terecht merkt de VROM-Raad op dat de aanpak om operationalisering vraagt. De 10 aanbevelingen die de raad hiervoor heeft geformuleerd, zijn waardevolle handreikingen. De aanbevelingen van de Raad zijn al ter hand genomen. In de bijlage bij deze brief wordt puntsgewijs hierop ingegaan. Ik verwijs u kortheidshalve hiernaar.

Tenslotte kondigt de Raad adviezen aan over de landbouw en het landelijk gebied, duurzame energiehuishouding, veiligheid en investeren in ruimte en milieu. Deze adviezen kunnen de uitvoering van het NMP4 mede schragen en worden daarom met belangstelling afgewacht.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Bijlage 1

NMP4: Puntsgewijze reactie op aanbevelingen VROM-Raad

Concretiseer het NMP4

De raad constateert dat het NMP4 het karakter van een strategisch plan heeft. Terecht merkt de Raad op dat het om concretisering vraagt.

Deze aanbeveling is al in uitvoering. De activiteiten van het NMP4 zijn reeds samengevat in een werkdocument. Dit document wordt thans uitgewerkt tot een aantal uitvoeringsagenda's, die naar verwachting in de loop van 2002 beschikbaar komen.

Begin snel met transitiebeleid

Ook deze aanbeveling is reeds ter hand genomen. Resultaten hiervan zullen mede de basis vormen voor de uitvoeringsagenda van het NMP4. Hierbij zal ook per transitie worden aangegeven op welke wijze de relevante barrières zullen worden aangepakt.

De aanbeveling van de VROM-Raad om bestuurskundig onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van het sturen van transities, zal in dit kader verder worden opgepakt.

Voor de realisatie van de transities en hun onderlinge consistentie is op politiek niveau een ministeriële regiegroep, met daarin de bij de transities betrokken bewindslieden. De minister van Economische Zaken is daarbij verantwoordelijk voor het programmamanagement voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding en de minister van Verkeer en Waterstaat heeft deze verantwoordelijkheid voor de transitie naar een duurzame mobiliteit. Het programmamanagement voor de transitie naar duurzame landbouw is de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij opgenomen. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking trekt het opstellen van de agenda voor de transitie naar een duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Als uitvloeisel van zijn verantwoordelijkheid voor de implementatie van het NMP4 is de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voorzitter van deze regiegroep.

Heroverweeg de keuzes voor de transities naar een duurzaam gebruik en naar een duurzame landbouw

De VROM-Raad beveelt aan de keuzes voor de transities naar een duurzaam gebruik (van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen) en naar een duurzame landbouw te heroverwegen. Transities dienen zich naar de mening van de VROM-Raad bij voorkeur te richten op de manier waarop bepaalde functies (bijvoorbeeld wonen, voeding, communicatie) worden vervuld.

Deze aanbeveling wordt niet als een heroverweging overgenomen, maar als een nadere inkleuring van beide transities. Bij de genoemde transities zijn systeeminnovaties immers leidend. Het vinden van nieuwe wegen om functies te vervullen is hierbij een belangrijke drijfveer. De suggesties van de Raad zullen dan ook zeker bij de uitwerking worden meegenomen, temeer daar denken in functies zich goed verenigd met een systeembenadering. Daarnaast is de transitie naar een duurzame landbouw primair een nationale opgave en daarom te onderscheiden van de transitie duurzaam gebruik va natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, die een duidelijk mondiaal karakter heeft.

Bepaal internationale strategie voor transities

De VROM-Raad dringt aan op het formuleren van een offensieve internationale strategie.

In het NMP4 zijn in algemene zin de contouren van de Nederlandse internationale milieustrategie beschreven. Als uitgangspunt geldt «nationaal waar het kan en internationaal waar het moet». Nederland kiest voor een eigen herkenbare opstelling en voor een actieve rol op het internationale vlak. Voor de aanpak van internationale milieuproblemen staat de samenwerking binnen de EU voorop. De EU is voor Nederland het primaire kader om bindende afspraken aan te gaan, ook voor mondiale vraagstukken.

Terecht wordt door de Raad opgemerkt dat deze contouren verder moet worden uitgewerkt. Zij zullen per transitie worden uitgewerkt en onderdeel vormen van het programmamanagement. Het resultaat zal weerslag vinden in de op te stellen uitvoeringsagenda's.

Kies voor brede doorwerking van het beginsel «de-vervuilerbetaalt»

De Raad beveelt aan transitiebeleid expliciet met internalisering van de kosten te experimenteren. Verder beveelt de Raad aan om het bestaande instrumentarium, waaronder ook de vergroeningsmaatregelen, te toetsen aan het beginsel de vervuiler betaalt Het streven is inderdaad erop gericht het internaliseren van de milieukosten breed door te voeren. Om hiermee ervaringen op te doen, wordt er gekozen dit in eerste instantie bij een beperkt aantal beleidsdossiers verder door te voeren. Het beginsel de vervuiler betaalt, is hierbij een belangrijk leidmotief. Te denken valt aan een verdere vergroening van het belastingstelsel of emissiehandel. Van de ervaringen en resultaten hiervan zal bij een brede invoering van het internaliseren gebruik worden gemaakt.

Werk het voorzorgsbeginsel verder uit

De VROM-Raad steunt het voornemen tot het codificeren van het voorzorgbeginsel en adviseert het begrip verder uit te werken voordat tot codificatie wordt overgegaan. De Raad constateert dat er nog vele interpretaties omtrent dit beginsel in omloop zijn. Een nadere duiding van het begrip is naar de mening van de Raad daarom noodzakelijk.

Inmiddels heeft het kabinet in vervolg op de Discussienota «Met recht verantwoordelijk» (Kamerstukken TK 2000–2001, nr. 1–2) het besluit genomen om het voorzorgbeginsel samen met een aantal andere milieubeginselen wettelijk vast te leggen. In de op 26 maart 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gezonden Voortgangsrapportage inzake de Discussienota (nr. CsVROM:02–470) wordt een daartoe strekkend voorontwerp van wet aangekondigd. De door de VROM-Raad gewenste verheldering en uitwerking van het beginsel zal in het kader van bedoelde wettelijke codificatie kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt het voorzorgbeginsel onder andere bij de uitvoering van het NMP4 verder uitgewerkt.

Het betreft met name de beleidsvernieuwing Stoffen, beleidsvernieuwing Externe Veiligheid en de beleidsvernieuwing Milieu en Gezondheid.

Voer een toets uit op de consistentie van het NMP4 met de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en pas deel 3 van de PKB aan naar aanleiding van de bevindingen

Zoals tijdens het notaoverleg van 5 november 2001 al naar voren is gekomen, is er geen sprake van inconsistentie tussen NMP4 en de Vijfde Nota. Wel kan er spanning zijn tussen de milieuambities en ambities op het vlak van de ruimtelijke ordening. Daarom is er nauwlettend op toegezien dat die consistentie er wel is. Er is dus sprake van voortschrijdend inzicht met betrekking tot de Vijfde Nota op een belangrijk punt, namelijk de veiligheid. Er wordt dan ook extra aandacht besteed aan de relatie tussen ruimte en veiligheid in de Vijfde Nota en in PKB deel 3 ten opzichte van deel 1. Dit zal in lijn zijn met de aandacht die aan veiligheid gegeven is in het NMP-4.

Geef transities een prominente plek in Nationale Strategie Duurzame Ontwikkeling

Het NMP4 is één van de nota's die de basis vormen voor de Nationale Strategie voor Duurzame Ontwikkeling. Het NMP4 geeft invulling vanuit de ecologische dimensie. De uitdaging is daarbij dat de transities zodanig worden uitgewerkt dat deze een duurzame ontwikkeling kunnen versterken.

De NSDO kiest als vertrekpunt alle drie de dimensies van duurzame ontwikkeling. De aanbeveling om de transities ook een plek in de Nationale Strategie Duurzame Ontwikkeling te geven, is reeds geëffectueerd in de «Verkenning van het rijksoverheidbeleid voor duurzame ontwikkeling» zoals deze op 21 december 2001 door het Kabinet is vastgesteld en op 14 januari 2002 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is toegezonden.

Anticipeer op een tekort aan financiële middelen

De Raad beveelt aan om te anticiperen op de mogelijkheid dat de ICES-claim niet geheel gehonoreerd zal worden. Als alternatieve financieringsbron wordt in het NMP4 internalisering van de kosten genoemd. De Raad beveelt aan om na te gaan welke kosten wel en niet, en op welke termijn, op deze manier te dekken zijn. Een andere optie is om, via een herschikking, de kosten te laten drukken op de begroting van andere departementen. Hiervoor leent zich met name transitiebeleid.

Deze aanbeveling wordt overgenomen. Financiering van het NMP4 zal, wanneer de ICES-claims niet volledig worden gehonoreerd, door internaliseren van milieukosten plaatsvinden of vanuit het reguliere begrotingsproces waar financieringsmogelijkheden kunnen bestaan binnen de kaders die het volgende kabinet hierover zal afspreken.

Met het oog op de besluitvorming door het volgende kabinet over de bovenstaande wijzen van financiering zullen tijdig mogelijke alternatieven worden geïnventariseerd en vervolgens worden uitgewerkt. Wanneer de mogelijkheden tot financiering op bovenstaande wijze beperkt zijn, zal de fasering van de voorgestelde instrumenten van het NMP4 worden aangepast.

Maak een beleidsoverzicht per milieuprobleem

De VROM-Raad beveelt aan om een overzicht van het beleid voor de zeven afzonderlijke milieuproblemen te maken. Hiermee wordt inzicht verkregen in de maatregelen uit het NMP3, die van kracht blijven, de maatregelen die zijn vervallen en de nieuwe maatregelen die door het NMP4 hieraan zijn toegevoegd.

Tijdens eerder vermelde notaoverleg is er al toegezegd dat er een jaarlijkse voortgangsrapportage komt richting de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waarin zal worden aangegeven datgene wat met betrekking tot de uitvoering van het NMP3 is gerealiseerd of nog wordt gerealiseerd, voor zover dat niet is ingehaald door het NMP4. Hierbij wordt verduidelijkt welk beleid nog gebaseerd is op de in het NMP3 vastgestelde normen en doelstellingen en welk deel is ingehaald door de aanpak zoals deze is vastgelegd in het NMP4. Bij deze rapportage zal ook worden aangegeven op welke wijze met de aanbevelingen van de VROM-Raad wordt omgegaan. Deze rapportages zullen een onderdeel vormen van de jaarlijkse Overzichtsconstructie Milieubeleid (VBTB).

Naar boven