nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).
I. ALGEMEEN
§ 1. Strekking van het wetsvoorstel
Dit wetsvoorstel strekt ertoe de taak van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak
voor Milieu en Ruimtelijke Ordening – verder aan te duiden als StAB –
betreffende het adviseren aan de administratieve rechter over beroepen op
grond van artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, uit te breiden met de beroepen
op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging
zeewater en de Grondwaterwet.
§ 2. Bestaande situatie
De advisering over beroepen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
en de Wet verontreiniging zeewater vindt thans plaats door een door de Minister
van Verkeer en Waterstaat aangewezen deskundige, genaamd de Deskundige Beroepen
Water, alsmede een waarnemend deskundige. Zij zijn in dienst van het Rijksinstituut
voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (het RIZA), en hebben
daar tevens een reguliere functie. De deskundige is hoofd van de onderafdeling
Beroepen, diens waarnemer hoofd van de afdeling Voorbereiding Emissiebeleid.
Het RIZA ressorteert onder het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bij het
opstellen van hun adviezen worden zij technisch bijgestaan door het apparaat
van het RIZA. De Deskundige brengt zijn adviezen op eigen naam uit. De bevoegdheid
daartoe ontleent hij aan de ministeriële regeling aanwijzing positie,
taak en bevoegdheid Deskundige beroepen water van 21 juni 1993, Stcrt. 127,
zoals deze is gewijzigd op 21 mei 1996, Stcrt. 104.
Het aantal deskundigenberichten in WVO-zaken bedraagt de laatste jaren
gemiddeld niet meer dan 20 en over WVZ-zaken zijn de afgelopen jaren nauwelijks
adviezen uitgebracht.
Het aantal deskundigenberichten in Grondwaterwetzaken, afkomstig van het
RIZA, bedraagt de afgelopen 5 jaar jaarlijks 5 à 10.
§ 3 Aanleiding tot wetgeving
In 1995 werden de wetswijzigingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening
en de Wet milieubeheer tot stand gebracht, waarmee de adviestaak in het merendeel
van de milieuberoepen in handen werd gelegd van een onafhankelijke stichting,
die uiteindelijk de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en
Ruimtelijke Ordening zou gaan heten. Reeds bij die gelegenheid gingen veel
stemmen op om ook de advisering omtrent beroepen inzake het waterbeheer bij
die stichting onder te brengen. Daarvoor is toen niet gekozen.
Door het komende afscheid van de fungerend Deskundige Beroepen Water,
die het leeuwendeel van de adviezen heeft uitgebracht, is een geschikt moment
gekomen voor een verandering van de opzet van de adviesfunctie voor de drie
genoemde wetten.
Het heeft ook praktische voordelen de voor de adviestaak benodigde technische
kennis binnen één organisatie te concentreren. Voorts moet worden
vastgesteld dat de onpartijdigheid van de adviseur bij onderbrenging binnen
het apparaat van de StAB zeker is gesteld. Daarmee wil niet zijn gezegd dat
de advisering door de huidige deskundigen, althans in WVO- en WVZ-zaken, niet
onpartijdig zou plaatsvinden, maar er kan niet aan worden voorbij gezien dat
het RIZA, waarvan het apparaat de deskundigen terzijde staat, tevens een adviesfunctie
heeft bij de vergunningverlening, bijvoorbeeld neergelegd in de artikelen
7 en 7a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en daarop berustende
regelgeving. Iedere schijn van betrokkenheid behoort bij deze advisering aan
de rechter te worden vermeden.
De StAB heeft verklaard goede mogelijkheden te zien de advisering over
te nemen.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
Artikel I bevat de benodigde wijziging in de Wet milieubeheer. In artikel
20.15 zijn door de wijziging geen uitzonderingen overgebleven op de adviestaak
van de StAB. Dit betekent dat de StAB een adviestaak krijgt ten aanzien van
alle beroepen op grond van artikel 20.1.
Artikel II
Dit voorstel moet op korte termijn in werking treden. Dit is vooral van
belang om de continuïteit in de advisering over de betreffende beroepen
zeker te stellen.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos