nr. 74
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN TE VELDHUIS EN SCHELTEMA-DE
NIE TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 50
Ontvangen 18 september 2001
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd: Artikel 13, tweede
lid, komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van
de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is
gedurende het tijdvak dat:
a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden
van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel
42, eerste lid, aftreden, of
b. aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op de
dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van
de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft
beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.
II
Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd: Artikel 36b, tweede
lid, komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder j, kan een wethouder
tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende
het tijdvak dat:
a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden
van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel
42, eerste lid, aftreden, of
b. aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op de
dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van
de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft
beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.
Toelichting
Dit amendement heeft tot doel om in bijzondere situaties te voorkomen
dat door vacatures in de raad die ontstaan door de benoeming van wethouders
uit de raad, de machtsverhoudingen in de raad tijdelijk verschuiven met als
mogelijk gevolg dat bestuurlijke en politieke impasses kunnen ontstaan, die
de bestuurbaarheid van de gemeente onbedoeld kunnen frusteren. Voorgesteld
wordt te bepalen dat het wethouderschap tijdelijk kan worden verenigd met
het raadslidmaatschap totdat in de opvolging van de uit de raad gekozen wethouder
is voorzien.
Ter illustratie: in een raad van 23 leden vormen 12 leden een coalitie,
en 11 leden de oppositie. Drie raadsleden uit de coalitie worden wethouder.
Daardoor wordt de verhouding oppositie-coalitiepartijen: 11 tegenover 9 (=
12 minus 3). De oppositie als (tijdelijke) raadsmeerderheid kan al direct
het vertrouwen in de wethouders opzeggen, danwel niet-coalitiebeleid «doordrukken».
Deze situatie moet worden vermeden.
Te Veldhuis
Scheltema-de Nie