B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 april
2001 en het nader rapport d.d. 9 mei 2001, aangeboden aan de Koningin door
de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 30 januari 2001, no. 01.000406, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting
tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering
en de Gemeentewet (partiële wijziging zedelijkheidswetgeving).
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een opmerking over het voorgestelde artikel IV.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 30 januari
2001, nr. 01.000406, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 17 april 2001, nr. W03.01.0056/1, bied ik
U hierbij aan.
1. Ingevolge artikel IV van het wetsvoorstel blijft het klachtvereiste
gelden voor feiten, omschreven in de artikelen 245, 247 en 248a van het Wetboek
van Strafrecht (WvS) zoals die luidden vóór de datum van inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel en gepleegd vóór dat tijdstip.
Het overgangsrecht wordt in de toelichting gemotiveerd in verband met
het schrappen van het klachtvereiste. Ingevolge vaste jurisprudentie van de
Hoge Raad moet wetswijziging die een klachtvereiste invoert of afschaft geacht
worden een verandering van wetgeving te zijn in de zin van artikel 1, tweede
lid, WvS.
Naar het oordeel van de Raad volgt hieruit dat het voorgestelde artikel
IV overbodig is. De Raad adviseert het artikel te schrappen, mede omdat handhaving
daarvan aanleiding zou kunnen geven tot het misverstand dat ook bij wijziging
van andere bijkomende voorwaarden voor strafbaarheid een afzonderlijke overgangsrechtelijke
bepaling nodig zou zijn.
1. Overeenkomstig het advies van de Raad is artikel IV van het wetsvoorstel
geschrapt. In de memorie van toelichting is naar voren gebracht dat ingevolge
artikel 1, tweede lid, Sr. het klachtvereiste blijft gelden voor feiten, omschreven
in de artikelen 245, 247 en 248a Sr., zoals die luidden vóór
de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wetgeving.
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
2. Door schrapping van artikel IV is de redactionele kanttekening niet
meer aan de orde.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U hierbij verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van
wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 april 2001, no. W03.01.0056/I,
met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.
– In artikel IV, mede gelet op aanwijzing 52 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving, «het bepaalde in» achterwege laten.