27 744
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo)

C
nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2006

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 november 2006. De wens dat het in de maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld kan door of namens een van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 15 december 2006.Ter voldoening aan artikel 96n, vierde en vijfde lid, van de Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo, Stb. 2005, 288) bied ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierbij het bovengenoemde besluit aan, alsmede de bovengenoemde ministeriële regeling.1

Het is van belang dat besluit en regeling per 1 januari 2007 in werking treden. Bij de besluitvorming in Uw Kamer over bovengenoemde wet is vastgelegd dat het VO per 1 januari 2006 uit het VF en per 1 januari 2007 uit het PF zal treden. Het eerste is reeds gerealiseerd, het tweede ligt nu voor. De stukken die nu bij Uw Kamer worden voorgehangen zijn noodzakelijk om de uittreding van het VO uit het Participatiefonds mogelijk te maken.

Hare Majesteit de Koningin heeft het bijgaande besluit tijdens haar verblijf in Willemstad (Curaçao) bekrachtigd. Een afschrift van de door haar getekende en door mij gecontrasigneerde fax treft u hierbij aan. Omwille van de leesbaarheid is een «schone» uitdraai van de tekst van het besluit met de nota van toelichting bijgevoegd.

Deze procedure is toegepast met het oog op de noodzakelijke inwerkingtreding per 1 januari 2007 in combinatie met de in de wet vastgelegde voorhangprocedure. Door het feit dat Uw Kamer in de aanloop naar 2007 twee perioden van reces kort achter heeft, is het plannen van de voorhangperiode en de toepassing van de 3/4-regel gecompliceerd. Het is mogelijk dat de 3/4-regel met enige dagen wordt overschreden.

Ik zou U graag willen verzoeken besluit en regeling met enige voortvarendheid te behandelen. Ik zal Uw Kamer daar zeer erkentelijk voor zijn.

Een afschrift van deze brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Het afschrift van mijn brief aan de voorzitter van de Eerste Kamer gaat hierbij.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven