nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen
en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
7 mei 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat aan een
uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gevolgen kunnen
worden verbonden voor strafrechtelijke gewijsden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 457, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel 2° door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
3°. op grond van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens waarin is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dan wel een protocol
bij dit verdrag is geschonden in de procedure die tot de veroordeling of een
veroordeling wegens hetzelfde feit op grond van dezelfde bewijsmiddelen heeft
geleid, indien herziening noodzakelijk is met het oog op rechtsherstel als
bedoeld in artikel 41 van dat verdrag.
B
Artikel 458 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. De aanvrage betreffende het geval vermeld in artikel 457, eerste lid,
onder 3°, wordt ingediend binnen drie maanden nadat zich een omstandigheid
heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de uitspraak van het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens de veroordeelde bekend is.
C
Artikel 460 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «het voorgaande artikel» wordt vervangen door:
de artikelen 458 en 459.
2. Na «verklaart de Hoge Raad haar» wordt ingevoegd: , behoudens
artikel 479,.
D
In artikel 462, eerste lid, wordt na «onder 2°» ingevoegd:
of 3°.
E
In artikel 463, eerste lid, wordt na «onder 2°» ingevoegd:
of 3°.
F
In artikel 467 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde
lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Acht de Hoge Raad de aanvrage betreffende het geval, vermeld in artikel
457, eerste lid, onder 3°, gegrond, dan doet hij bij wijze van herziening
de zaak zelf af of beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging
van het gewijsde en verwijst hij de zaak op de voet van artikel 461, teneinde –
met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij het gewijsde
te handhaven hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.
G
In artikel 472, eerste lid, wordt «artikel 467, eerste lid»
vervangen door: artikel 467, eerste of tweede lid.
H
In artikel 474, tweede lid, wordt «artikel 467, eerste lid»
vervangen door: artikel 467, eerste of tweede lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,