27 686
Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring en de uitsluiting van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen van de verzekering voor de werknemersverzekeringen

nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 december 2002

Op 4 december jl. is het gezamenlijke besluit Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking van de Belastingdienst en het UWV gepubliceerd in de Staatscourant. Dit besluit is tot stand gekomen naar aanleiding van een verzoek van toenmalig staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het UWV. Hij verzocht het UWV op 30 januari jl. een richtlijn vast te stellen voor de toetsing van arbeidsrelaties op de kenmerken van de privaatrechtelijke dienstbetrekking. Het UWV diende deze richtlijn af te stemmen met de Belastingdienst om te voorkomen dat discoördinatie zou optreden met het begrip dienstbetrekking in de Wet op de loonbelasting 1964.

De aanleiding voor dit verzoek was een toezegging van staatssecretaris Hoogervorst aan de Tweede Kamer tijdens de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de invoering van een zelfstandigheidsverklaring en de uitsluiting van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen van de verzekering voor de werknemersverzekeringen (Handelingen Tweede Kamer, Kamerstukken II 2001–2002, nr. 27 686). Die toezegging behelst dat hij in overleg met het Lisv (thans UWV) zal zoeken naar een meer inzichtelijke invulling van de criteria voor de dienstbetrekking. De met bovengenoemd wetsvoorstel ingevoerde zelfstandigheidsverklaring heeft geen volledige uitsluiting van werknemerschap tot gevolg. Deze verklaring leidt tot vrijwaring van premieheffing werknemersverzekeringen, zolang de houder van de verklaring geen arbeid verricht in het kader van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Zo'n dienstbetrekking kan achteraf worden vastgesteld, als de feitelijke omstandigheden afwijken van de bij de aanvraag gepresenteerde omstandigheden. Het is van belang dat wordt voorkomen dat een opdrachtgever en een zelfstandige opdrachtnemer onbewust een dienstbetrekking aangaan.

Het besluit strekt er toe duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de Belastingdienst en het UWV beoordelen of sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst). Daarnaast geeft het aan onder welke omstandigheden een opdrachtgever gevrijwaard is van premieheffing voor de werknemersverzekeringen en van loonheffing. De opdrachtgever is deze premies en loonheffing niet verschuldigd, als de opdrachtnemer beschikt over een zelfstandigheidsverklaring en de rechtsrelatie tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer niet zonder twijfel als een dienstbetrekking moet worden beschouwd.

Het besluit biedt werkgevers en opdrachtgevers meer duidelijkheid over de verschuldigdheid van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen. Het opgenomen juridische kader verstrekt inzicht in de wijze waarop het UWV en de Belastingdienst arbeidsrelaties toetsen in het kader van de werknemersverzekeringen en de Wet op de loonbelasting 1964. In voorkomende gevallen kan de werkgever of opdrachtgever het UWV of de Belastingdienst hun oordeel vragen over een concrete arbeidsrelatie.

De nadere invulling van de betekenis van de zelfstandigheidsverklaring in het besluit, vergroot de rechtszekerheid van opdrachtgevers over de verschuldigdheid van premies en loonheffing. Gelet op de uit de sociale en fiscale wetgeving voortvloeiende materiële beoordeling van arbeidsrelaties doet een opdrachtgever er verstandig aan om na te gaan of de arbeidsrelatie die hij met een opdrachtnemer is aangegaan, een dienstbetrekking betreft. Als voor de opdrachtnemer een zelfstandigheidsverklaring geldt, kan hij daarbij echter volstaan met de vraag of deze relatie evident een dienstbetrekking betreft. Wanneer dit niet het geval is, mag hij erop vertrouwen dat hij geen loonheffing en premies voor de werknemersverzekeringen verschuldigd is. Als het UWV of de Belastingdienst van oordeel is dat de opdrachtgever zich redelijkerwijs bewust had moeten zijn dat hij een dienstbetrekking is aangegaan, ligt het op de weg van de uitvoeringsorganen dat bewustzijn aan te tonen.

Opdrachtgevers van personen voor wie een zelfstandigheidsverklaring geldt, zullen alleen in geval van frauduleuze constructies of bij ernstige nalatigheid nog met premieheffing of loonheffing worden geconfronteerd. Deze invulling is in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever over de strekking van de zelfstandigheidsverklaring, zoals die tot uitdrukking komt in de behandeling van het wetsvoorstel waarmee deze verklaring is ingevoerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven