Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 27685 nr. 179 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 27685 nr. 179 |
20 december 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te wijzigen ter zake van de bepalingen betreffende de bestrijding van dierziekten, ter zake van de verruiming van de toepassing van bestuursdwang, terzake van de verruiming van de bevoegdheid tot het heffen van een vergoeding van kosten overeenkomstig een vast te stellen tarief mede in verband met de implementatie van artikel 4 van richtlijn nr. 85/73/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG (PbEG L 162), in verband waarmee het tevens wenselijk is de Veewet en de Landbouwwet te wijzigen, ter zake van het opnemen van een basis op grond waarvan bij het vorderen van medewerking van een productschap of bedrijfschap tevens kan worden bepaald dat tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden gesteld bij overtreding van de bij verordening te stellen regelen en dat het voorts wenselijk is een wettelijke mogelijkheid in te voeren om het tarief van de varkensheffing te kunnen verminderen in verband met redenen van dierenwelzijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, komt de begripsomschrijving van «smetstof» te luiden: smetstof: elk micro-organisme of virus dat, of elke andere biologische eenheid die, een infectieziekte en elke parasiet, die een parasitaire ziekte bij dieren kan veroorzaken;.
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt de zinsnede «dieren of van» vervangen door: dieren of.
2. Onderdeel h komt te luiden:
h. bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
n. de erfelijk bepaalde gevoeligheid van dieren voor een besmettelijke dierziekte.
Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk II komt te luiden: DE PREVENTIE EN DE BESTRIJDING VAN BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN.
In artikel 15, tweede lid, wordt de zinsnede «de nakoming van een internationale overeenkomst» vervangen door: een verdrag.
Artikel 17 komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kunnen hetzij voor geheel Nederland, hetzij voor bepaalde gedeelten daarvan, regels worden gesteld ter voorkoming van overbrenging van een besmettelijke dierziekte, waaronder in ieder geval regels omtrent:
a. het voorbehoedend behandelen, merken, opsluiten, aanlijnen van dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast of drager van smetstof kunnen zijn;
b. het behandelen of onschadelijk maken van producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede van andere producten of voorwerpen die drager van smetstof kunnen zijn;
c. het betreden van bedrijven of vestigingen waar dieren worden gehouden, waaronder het opleggen van de verplichting aan personen, die in het kader van de uitoefening van hun beroep of bedrijf bedrijven of vestigingen betreden, tot het houden van aantekeningen omtrent het betreden van desbetreffende bedrijven of vestigingen;
d. het insemineren of laten bevruchten van dieren die door een besmettelijke dierziekte kunnen worden aangetast.
2. Onder de in het eerste lid bedoelde regels worden mede verstaan regels met betrekking tot:
a. het aanvoeren van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede van andere producten of voorwerpen aan bedrijven of vestigingen;
b. het ontvangen van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede van andere producten of voorwerpen op bedrijven of vestigingen;
c. het afvoeren van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen, alsmede van andere producten of voorwerpen van bedrijven of vestigingen;
d. de aanwezigheid van dieren, producten van dierlijke oorsprong, diervoeder, vervoermiddelen alsmede andere producten of voorwerpen op bedrijven of vestigingen.
3. Indien een besmettelijke dierziekte is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden de in het eerste lid bedoelde regels in overeenstemming met die minister gesteld.
In artikel 18, tweede lid, wordt na de zinsnede «de aanvoer van dieren naar en de afvoer van dieren van » ingevoegd: bedrijven of vestigingen waar dieren worden gehouden,.
Artikel 19 komt te luiden:
1. Indien een dier verschijnselen van een besmettelijke dierziekte vertoont of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een dier in de gelegenheid is geweest om te worden besmet of drager van smetstof is, geeft de houder hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van kennis geven, bedoeld in het eerste lid, die voor iedere besmettelijke dierziekte kunnen verschillen.
3. Indien een besmettelijke dierziekte is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, worden de in het tweede lid bedoelde regels in overeenstemming met die minister gesteld.
Artikel 20 komt te luiden:
1. De houder, bedoeld in artikel 19, eerste lid, verstrekt naar waarheid alle inlichtingen en verleent alle medewerking aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid, die deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig heeft en doet al datgene dat in zijn vermogen ligt om de aard van de besmettelijke dierziekte zo spoedig mogelijk te doen vaststellen.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een houder van een dier die door een ambtenaar als bedoeld in 114, tweede lid, op de hoogte is gesteld van het vermoeden dat dat dier door een besmettelijke dierziekte is aangetast of drager van smetstof is.
Artikel 21 komt te luiden:
1. Onze Minister besluit zo spoedig mogelijk tot het nemen van de door hem nodig geachte maatregelen tot bestrijding van een besmettelijke dierziekte.
2. Onze Minister stelt de burgemeester van de gemeente, waarop de maatregelen betrekking hebben, onmiddellijk hiervan in kennis.
3. Indien de situatie, in verband met het voorkomen van overbrenging van besmetting, dermate spoedeisend is dat Onze Minister het besluit tot het nemen van maatregelen niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt Onze Minister alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel b komt te luiden:
b. opstallen, ophokken of op een plaats houden van zieke en verdachte dieren;.
b. Onderdeel i komt te luiden:
i. het vastleggen, opsluiten of afzonderen van dieren;.
c. In onderdeel j wordt na «dieren» ingevoegd: of producten.
d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, worden de onderdelen k tot en met n toegevoegd, luidende:
k. het verbieden van het vervoeren van de op grond van artikel 25, eerste lid, aangewezen soorten of categorieën van dieren, producten of voorwerpen van of naar gebouwen en terreinen waar geen kenteken als bedoeld onderdeel d, is geplaatst;
l. het verbieden van de toegang aan anderen dan de op grond van artikel 25, tweede lid, aangewezen personen of groepen van personen tot gebouwen en terreinen waar geen kenteken als bedoeld in onderdeel d, is geplaatst;
m. het verbieden van het verlaten van gebouwen en terreinen waar geen kenteken als bedoeld in onderdeel d, is geplaatst, tenzij de door Onze Minister voorgeschreven maatregelen van ontsmetting zijn toegepast;
n. het nemen van andere maatregelen, voorzover een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zulks met zich brengt.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel f komt te luiden:
f. het vernietigen of het onschadelijk maken van producten en voorwerpen die besmet zijn of ervan worden verdacht gevaar op te leveren voor verspreiding van smetstof;.
b. Onderdeel g komt te luiden:
g. het doden en vernietigen van zieke of verdachte bijenvolken;.
Artikel 25, derde lid, vervalt.
In artikel 26, tweede lid, wordt «De burgemeester» vervangen door: De ambtenaar, bedoeld in artikel 114, tweede lid,.
Artikel 27 vervalt.
Artikel 28 vervalt.
Artikel 30 komt te luiden:
1. Onze Minister kan het vervoeren van dieren van een door hem te bepalen soort, van deze diersoort afkomstige producten, diervoeder, vervoermiddelen alsmede andere producten en voorwerpen welke dragers van smetstof kunnen zijn, uit, naar of binnen Nederland of bepaalde gedeelten van Nederland verbieden dan wel verbieden indien niet wordt voldaan aan door hem te stellen regels.
2. Rondom het op grond van het eerste lid aangewezen gebied kunnen waarschuwingsborden worden geplaatst.
3. Onze Minister kan voor het krachtens het eerste lid aangewezen gebied het bij artikel 29 bepaalde van overeenkomstige toepassing verklaren ten aanzien van gezonde dieren.
Na artikel 31 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. Onze Minister kan mandaat verlenen:
a. tot het stellen van het in artikel 30, eerste lid, bedoelde vervoersverbod en de in dat artikellid bedoelde regels, voorzover het toepassingsbereik van het vervoersverbod is beperkt tot een gebied met een straal van 10 kilometer of minder rondom een gebouw of terrein, dat door het plaatsen van een kenteken als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel d, besmet of van besmetting verdacht is verklaard;
b. tot het stellen van de regels, bedoeld in artikel 17 en 18, indien in het belang van bestrijding van besmettelijke dierziekten een onverwijlde voorziening noodzakelijk is.
2. Het in het eerste lid bedoelde mandaat kan tevens de bevoegdheid betreffen tot inwerkingtreding en bekendmaking van het vervoersverbod en de regels overeenkomstig artikel 31.
1. Onze Minister kan besluiten de maatregelen, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdelen a, b, e, i , j of n toe te passen op dieren die niet lijden aan een besmettelijke dierziekte, of niet van besmetting met een dergelijke dierziekte worden verdacht, maar die zodanige ziekteverschijnselen vertonen dat naar het oordeel van Onze Minister die dieren of de van die dieren afkomstige producten een gevaar voor de diergezondheid kunnen opleveren, danwel naar het oordeel van Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die dieren of die producten een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren.
2. Bij ministeriële regeling kan de verplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, en de verplichting, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van overeenkomstige toepassing worden verklaard ten aanzien van dieren die niet lijden aan een besmettelijke dierziekte, of van een besmetting met een dergelijke ziekte niet worden verdacht, maar die door Onze Minister aangewezen andere ziekteverschijnselen vertonen.
3. Bij de regeling, bedoeld in het tweede lid, kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van kennis geven als bedoeld in dat lid.
Artikel 82 vervalt.
In artikel 83, onderdeel a, wordt de zinsnede «met uitzondering van die van het reinigen van stallen en de daarin aanwezige voorwerpen alsmede van het reinigen en ontsmetten van markten, andere plaatsen waar dieren van verschillende houders bijeen zijn gebracht, diergaarden en daarmee vergelijkbare inrichtingen;» vervangen door: met uitzondering van die van het reinigen van gebouwen, terreinen, bewaarplaatsen van mest en voorwerpen alsmede van het reinigen en ontsmetten van markten en andere plaatsen waarop dieren afkomstig van verschillende plaatsen bijeen worden gebracht;.
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
1. De laatste alinea van het tweede lid die begint met de woorden «met dien verstande» en eindigt met de woorden «te waarborgen» wordt vervangen door: met dien verstande dat indien voor de vaststelling van de waarde van bepaalde dieren, producten of voorwerpen bij of krachtens de artikelen 87a, 87b en 87c regels zijn gesteld, de waarde van die dieren, producten of voorwerpen overeenkomstig die regels wordt vastgesteld.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De tegemoetkoming in de schade kan met bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentages worden verlaagd. Deze percentages verschillen naar gelang aan de in de bedoelde maatregel gestelde eisen betreffende de gezondheid van dieren en de in bedoelde maatregel gestelde eisen ter zake van de inrichting van het bedrijf is voldaan.
3. In het vierde lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede: «of de begeleiding vanwege de stichting als bedoeld in artikel 82».
4. In het vijfde lid wordt de zinsnede «het derde lid» vervangen door: het vierde lid.
5. In het zesde lid wordt de zinsnede «het eerste en tweede lid» vervangen door: het eerste, tweede en derde lid.
6. In het achtste lid wordt de zinsnede «het derde lid» vervangen door: het vierde lid.
Artikel 87 komt te luiden:
Alvorens dieren op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel f, worden gedood of producten en voorwerpen op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel g, onschadelijk worden gemaakt, danwel producten en voorwerpen op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel f, worden vernietigd of onschadelijk gemaakt of bijenvolken op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel g, worden vernietigd, wordt de waarde daarvan vastgesteld.
Na artikel 87 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. De waardevaststelling geschiedt door een door Onze Minister aangewezen deskundige, die voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde vakbekwaamheidseisen.
2. De vakbekwaamheidseisen, bedoeld in het eerste lid, omvatten in ieder geval algemene kennis op het gebied van waardevaststellingen alsmede praktijkvaardigheden.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de vergoeding van de deskundige, bedoeld in het eerste lid.
4. De vergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt vergoed uit het Diergezondheidsfonds.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor de uitvoering van de waardevaststelling van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren, danwel producten of voorwerpen, regels gesteld.
2. De in het eerste lid bedoelde regels hebben betrekking op:
a. het tijdstip waarop de waardevaststelling plaatsvindt;
b. de kwalificatie van de dieren, producten en voorwerpen waarvan de waarde moet worden vastgesteld;
c. de wijze van waardevaststelling, en
d. de herwaardering van de waardevaststelling.
1. Onze Minister stelt een formulier vast voor de onderbouwing van de waardevaststelling ten behoeve van de belanghebbenden.
2. Het formulier bevat in ieder geval de aanduiding van hetgeen waarvan de waarde wordt vastgesteld, de voor de waardevaststelling relevante gegevens, de waarde en de motivering daarvan.
Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Dit artikel is van toepassing op de waardevaststelling van dieren, producten en voorwerpen ten aanzien waarvan geen regels zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 87a, 87b en 87c.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «een door Onze Minister aangewezen ambtenaar» vervangen door: Onze Minister.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien Onze Minister of de eigenaar of diens gemachtigde geen genoegen neemt met de waardevaststelling verzoekt Onze Minister de kantonrechter in het kanton waar de dieren, bedoeld in artikel 87, zijn gedood of de producten en voorwerpen, bedoeld in dat artikel, onschadelijk zijn gemaakt of bijenvolken als bedoeld in dat artikel zijn vernietigd, drie beëdigde deskundigen te benoemen, waaronder de krachtens het tweede lid aangewezen deskundige.
4. In het vijfde lid wordt de zinsnede «het eerste en tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.
Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 90 vervallen.
Het eerste lid van artikel 91a wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt de zinsnede «88, vierde lid» vervangen door: 88, vijfde lid.
2. In onderdeel b wordt de zinsnede «artikel 90, eerste lid» vervangen door: artikel 90.
Artikel 91e wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief van de varkensheffing wordt verminderd met een bij die maatregel, op ten minste 5 en ten hoogste 25, vastgesteld aantal procentpunten, indien het bedrijf op een bij die maatregel te bepalen tijdstip voldoet aan bij die maatregel te bepalen voorschriften met betrekking tot één of meer onderdelen waarover krachtens hoofdstuk III van deze wet regels zijn gesteld.
2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «van het tweede, onderscheidenlijk derde lid» vervangen door: van het eerste, tweede, derde of vierde lid.
Artikel 91h wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «88, vierde lid» vervangen door: 88, vijfde lid.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «artikel 90, eerste lid» vervangen door: artikel 90.
3. Aan het slot van het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij de in de eerste volzin bedoelde maatregel kan op de bij die maatregel aangegeven wijze rekening worden gehouden met de mate waarin en het tijdstip waarop voldaan is aan bij die maatregel voor de desbetreffende soort of categorie dieren te bepalen voorschriften met betrekking tot één of meer onderwerpen waarover krachtens hoofdstuk III van de wet regels zijn gesteld.
Het eerste lid van artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt de zinsnede «88, vierde lid» vervangen door: 88, vijfde lid.
2. In onderdeel b wordt de zinsnede «artikel 90, eerste lid» vervangen door: artikel 90.
Artikel 94, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van:
a. een krachtens artikel 10 voorgeschreven onderzoek;
b. een krachtens artikel 11 voorgeschreven nader onderzoek, voorbehoedende behandeling of tijdelijke afzondering alsmede het toezicht, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, ten vijfde;
c. de controle, bedoeld in artikel 18, tweede lid;
d. de afgifte van een vervoerscertificaat als bedoeld in artikel 58;
e. een krachtens artikel 60, tweede lid, onderdeel a, voorgeschreven onderzoek naar vervoermiddelen;
f. een krachtens de artikelen 77 of 78 voorgeschreven onderzoek;
g. een onderzoek als bedoeld in artikel 79;
h. de identificatie en registratie, bedoeld in artikel 96;
i. de behandeling van een aanvraag om een bij of krachtens deze wet voorgeschreven vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie danwel een aanvraag tot wijziging daarvan;
j. de instandhouding van de bij of krachtens deze wet verleende vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie;
k. andere onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, danwel op verzoek van betrokkenen plaatsvinden.
Na artikel 94 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. Onverminderd artikel 94 kan Onze Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van bij die maatregel benoemde onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven krachtens deze wet.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de betaling van de vergoeding.
Een tarief als bedoeld in de artikelen 94 en 94a wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde kosten die in een rechtstreeks verband staan met de werkzaamheden waarvoor het tarief wordt opgelegd, onverminderd de daaromtrent bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen.
In onderdeel a van artikel 95c wordt de zinsnede «88, vierde lid» vervangen door: 88, vijfde lid, en wordt de zinsnede «artikel 90, eerste lid» vervangen door: artikel 90.
Artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin van het eerste lid wordt de zinsnede «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter voorkoming van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en produkten van dierlijke oorsprong regelen gesteld» vervangen door «Bij ministeriële regeling kunnen ter voorkoming van de aanwezigheid van schadelijke stoffen in dieren en producten van dierlijke oorsprong regels worden gesteld» en in de tweede zin van het eerste lid wordt «De regelen» vervangen door: De regels.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «De in het eerste lid bedoelde regelen» vervangen door: De in het eerste lid bedoelde regels.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. De in het eerste lid bedoelde regels worden vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 98 komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat dieren die aan te wijzen schadelijke stoffen hebben opgenomen of waarvan wordt vermoed dat zij die stoffen hebben opgenomen, totdat het tegendeel is gebleken, danwel totdat van overheidswege is vastgesteld dat het dier weer vrij is van deze stoffen, op het bedrijf waar zij worden gehouden worden opgestald of opgehokt danwel slechts met toestemming van Onze Minister het bedrijf mogen verlaten.
2. Bij ministeriële regeling kan ter voorkoming van de opname van aan te wijzen schadelijke stoffen door dieren worden bepaald dat dieren op het bedrijf waar zij worden gehouden worden opgestald of opgehokt danwel slechts met toestemming van Onze Minister het bedrijf mogen verlaten.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde aanwijzing van schadelijke stoffen geschiedt door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
4. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de in het eerste en tweede lid bedoelde dieren op door hem voorgeschreven wijze worden gemerkt, gevoederd of gedrenkt en dat de van die dieren afkomstige producten, voorzover aanwezig op het bedrijf waar de dieren worden gehouden, slechts met toestemming van Onze Minister het bedrijf mogen verlaten.
5. De toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, kan onder beperkingen worden verleend en aan een toestemming kunnen voorschriften worden verbonden.
Na artikel 99 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien naar het oordeel van Onze Minister een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan Onze Minister bepalen dat de op grond de artikelen 80, 97, 98 of 99 gestelde regels onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden. In dat geval kan hij zodanige regels, in afwijking van artikel 4, eerste lid, van de Bekendmakingswet, op andere dan de daar genoemde wijze bekend maken.
Artikel 100 komt te luiden:
1. Indien een dierenarts weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een dier verschijnselen vertoont van een besmettelijke dierziekte waarop afdeling 3 van hoofdstuk II van toepassing is, danwel van een andere door Onze Minister aangewezen dierziekte, of indien een dierenarts weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een dier is aangetast door een dergelijke besmettelijke dierziekte of drager van smetstof is, danwel weet dat een dier de krachtens artikel 31b, tweede lid, door Onze Minister aangewezen ziekteverschijnselen vertoont, geeft hij hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.
2. Een ieder die in het kader van werkzaamheden die in een onderzoeksinstelling worden verricht, gevallen van besmettelijke dierziekten opmerkt waarop afdeling 3 van hoofdstuk II van toepassing is, danwel van een andere door Onze Minister aangewezen dierziekte, danwel bij een dier de krachtens artikel 31b, tweede lid, door Onze Minister aangewezen ziekteverschijnselen opmerkt, geeft hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.
3. De artikelen 19, tweede lid, en artikel 31b, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijze van kennis geven, bedoeld in het eerste en het tweede lid.
Na artikel 101 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De houder van één of meer dieren die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten, een besmetting met danwel de verspreiding van een krachtens artikel 15 aangewezen besmettelijke dierziekte kan worden veroorzaakt, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, danwel alle maatregelen te nemen die in redelijkheid kunnen worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen, danwel indien zodanige besmetting zich voordoet, de omvang en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
2. De in het eerste lid bedoelde houder handelt in ieder geval in strijd met dat lid indien deze een of meer handelingen verricht waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die achterwege zouden zijn gebleven indien geen sprake zou zijn geweest van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte, danwel een kennelijke dreiging daarvan, en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die handelingen het gevaar van een zodanige verspreiding kunnen vergroten.
In artikel 106 vervalt de zinsnede «, indien dit ter voorkoming van verspreiding van smetstof noodzakelijk is».
Na artikel 108 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij toepassing van artikel 108, eerste en tweede lid, kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur danwel bij ministeriële regeling worden bepaald dat tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden gesteld bij overtreding van de bij die maatregel of regeling genoemde nadere regelen die door het bestuur van het betrokken bedrijfslichaam of samenwerkingslichaam krachtens artikel 108, eerste lid, bij verordening als bedoeld in artikel 108, tweede lid, zijn of worden gesteld, voorzover deze nadere regelen als overtreding strafbaar zijn gesteld.
2. De in het eerste lid bedoelde tuchtrechtelijke maatregelen die kunnen worden opgelegd, zijn:
a. berisping;
b. geldboete tot ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
c. het stellen van de betrokkene onder verscherpte controle op zijn kosten, voor ten hoogste twee jaren;
d. de openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de betrokkene.
3. De artikelen 2, 4, 5, eerste lid, 6 tot en met 34 en 36, eerste zin, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie zijn van overeenkomstige toepassing. Het betrokken bedrijfslichaam of samenwerkingslichaam geeft aan de opbrengsten van de geldboeten een bijzondere bestemming, welke de goedkeuring van Onze Minister behoeft.
4. Indien bij de toepassing van artikel 108, eerste en tweede lid, krachtens het eerste lid tuchtrechtelijke maatregelen zijn gesteld, vindt geen toepassing van die maatregelen plaats indien de Officier van Justitie, na overleg met het betrokken bedrijfslichaan of samenwerkingslichaam, heeft beslist dat desbetreffende overtreding strafrechtelijk wordt afgedaan.
5. Onverminderd artikel 114, eerste lid, kan bij algemene maatregel van bestuur, danwel bij ministeriële regeling, worden bepaald dat met het toezicht op de naleving van de nadere regels waarvoor tuchtrechtelijke maatregelen zijn of worden opgelegd, de bij besluit van het betrokken bedrijfslichaam of samenwerkingslichaam aangewezen personen zijn belast. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Onze Minister kan het betrokken bedrijfslichaam of samenwerkingslichaam een aanwijzing geven omtrent het aanwijzen van toezichthouders en de wijze waarop toezicht wordt uitgeoefend.
Artikel 114, eerste lid, komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 108a, vijfde lid, zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren belast.
Aan artikel 118 wordt twee leden toegevoegd, luidende:
3. Indien een dier ten behoeve van, of als gevolg van, een krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht uitgevoerd onderzoek is gedood of is gestorven, ontvangt de eigenaar een tegemoetkoming in de schade.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het vaststellen van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in het derde lid.
In artikel 122, tweede lid, wordt «de artikelen 33, 35,» vervangen door: de artikelen 33 en 35, voorzover deze gedragingen plaatsvinden anders dan in de uitoefening van een bedrijf waarop voorschriften gesteld op grond van artikel 45 van toepassing zijn,.
In de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 24, 29, eerste lid, 101, tweede lid, en 104, tweede en derde lid, wordt de zinsnede «een door Onze Minister aangewezen ambtenaar» telkens vervangen door: Onze Minister.
In de artikelen 11, tweede lid, 15, tweede lid, onderdeel c, 16, tweede lid, 44, vierde, zevende en tiende lid, 99, tweede lid, 103, tweede lid, 107, tweede lid, en 110, tweede lid, wordt «Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» telkens vervangen door: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
In de artikelen 83, 86, eerste lid, 88, vijfde lid, 90 en 91 wordt «het Diergezondheidsfonds» telkens vervangen door: het Diergezondheidsfonds.
1. Een besluit op grond van de artikelen 21, 24, 29, 88, 98, 100, 101 of 104 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, alsmede een besluit op bezwaar tegen een dergelijk besluit, genomen voor de inwerkingtreding van deze wet, geldt als een besluit van Onze Minister.
2. In procedures en rechtsgedingen als bedoeld in de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht betreffende besluiten van een door Onze Minister aangewezen ambtenaar op grond van de hoofdstukken II, VIII en IX van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, treedt Onze Minister op als partij.
De Veewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 vervalt.
Artikel 2 vervalt.
Artikel 2bis vervalt.
In artikel 5bis wordt de zinsnede «het districtshoofd van den Veeartsenijkundigen Dienst» telkens vervangen door: een door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen ambtenaar.
Artikel 10a vervalt.
Na titel V wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
TITEL VA FINANCIËLE BEPALINGEN
1. Onze Minister kan een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van:
a. de behandeling van een aanvraag om een bij of krachtens deze wet voorgeschreven vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie danwel een aanvraag tot wijziging daarvan;
b. de instandhouding van de bij of krachtens deze wet verleende vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie;
c. andere onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, danwel op verzoek van betrokkenen plaatsvinden.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot betaling van de vergoeding.
1. Onverminderd de artikelen 14, 73 en 75a kan Onze Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van bij die maatregel benoemde onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot dieren, producten van dierlijke oorsprong en andere producten en voorwerpen die dragers van smetstof kunnen zijn, voorzover de onderzoeken of verrichtingen zijn voorgeschreven krachtens deze wet.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot betaling van de vergoeding.
Een tarief als bedoeld in de artikelen 14, 73, 75a en 75b wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde kosten die in een rechtstreeks verband staan met de werkzaamheden waarvoor het tarief wordt vastgesteld, onverminderd de daaromtrent bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen.
De Landbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 22 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. Onze Minister kan een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van:
a. de behandeling van een aanvraag om een krachtens deze wet voorgeschreven vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie danwel een aanvraag tot wijziging daarvan;
b. de instandhouding van de krachtens deze wet verleende vergunning, toelating, aanwijzing, erkenning of registratie.
2. Onverminderd artikel 13, eerste lid, kan Onze Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een vergoeding van kosten heffen overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief ter zake van bij die maatregel benoemde onderzoeken of verrichtingen met betrekking tot producten.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de betaling van de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Een tarief als bedoeld in artikel 22a, eerste en tweede lid, wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde kosten die in een rechtstreeks verband staan met de werkzaamheden waarvoor het tarief wordt opgelegd, onverminderd de daaromtrent bij besluit krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde verplichtingen.
In artikel 23, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 13, 15, 17, 19, 20, 21, 23 en 26» vervangen door: de artikelen 13, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 22a en 26.
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 1, onder 1o, worden in alfabetische rangschikking ingevoegd:
1°. de Diergeneesmiddelenwet, de artikelen 2, eerste lid, 7, 13, 17, eerste lid, 18, 21, eerste lid, 24, tweede lid, 30, eerste lid, 31, eerste lid, 32, 33, 37, eerste lid, 38, 44, eerste lid, en 49;;
2°. de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 17 tot en met 21, 25, 26, 29, 30, 31b, 98, 100 en 101a;;
3°. de Landbouwwet, artikel 19;.
b. In artikel 1, onder 2o, vervalt in de zinsnede met betrekking tot de Landbouwwet «19,» en komt de zinsnede na de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te luiden «de artikelen 3 tot en met 13, 66, 68, 73, eerste lid, 77 tot en met 80, 96, 97, 99, 101, 102 tot en met 105, 107, 111 en 120;» en wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Diergeneesmiddelenwet, de artikelen 19, 35, 36, 41, 42 en 45, derde lid;.
c. In artikel 1, onder 4o, komt de zinsnede na de Diergeneesmiddelenwet te luiden »de artikelen 14, eerste en tweede lid, 20, tweede lid, 39, 40, 43, eerste lid, en 58, derde lid;» en komt de zinsnede na de de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te luiden: de artikelen 34, 35, voorzover deze voorschriften zijn gesteld in samenhang met op grond van artikel 45 gestelde voorschriften, 38, 39, 41, derde lid, 42, 44, 45, 46, 47, zesde lid, 52, eerste lid, 53 tot en met 57, 58, eerste en vierde lid, 59, vierde lid, 60, 65 en 76;.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27685-179.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.