nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 25 juni 2001
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Verbetering Poortwachter (27 678)
is door de kamerleden Wilders, Schimmel en Van der Knaap een amendement (nr.
12) ingediend, waarin wordt voorgesteld om het ontslagverbod voor zieke werknemers
te beperken. Deze beperking houdt in, dat de werkgever de arbeidsovereenkomst
met een zieke werknemer kan opzeggen, indien deze zonder deugdelijke grond
aangeboden passende arbeid weigert of weigert mee te werken aan andere maatregelen
of voorschriften gericht op zijn reïntegratie.
In eerste termijn is aangegeven dat wij het nodig achtten dit voorstel
in het kabinet te bespreken, gehoord de discussie in uw Kamer en daarbuiten.
Het kabinet heeft besloten het oordeel over genoemd amendement aan de Kamer
over te laten. Bij aanvaarding zal het kabinet een extra waarborg voor zorgvuldigheid
in de ontslagprocedure inbouwen. Daarover het volgende.
Zoals uw Kamer bekend, heeft de werkgever voor ontslag voorafgaand toestemming
nodig van de regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening (RDA), indien
de werknemer bezwaar maakt tegen het ontslag. De werkgever dient in het ontslagverzoek
aannemelijk te maken, dat de betreffende werknemer een verwijt treft ter zake
van zijn weigering mee te werken aan zijn reïntegratie. Als dat het geval
is, dan dient de RDA vervolgens te beoordelen of, gezien het verwijtbaar handelen
van de werknemer, het van de werkgever inderdaad niet kan worden gevergd de
arbeidsovereenkomst voort te zetten.
Gelet op de zorgvuldigheid die hierbij is geboden, is het naar het oordeel
van het kabinet noodzakelijk, dat de RDA het oordeel van het Uitvoeringsorgaan
Werknemersverzekeringen (UWV) in zijn besluitvorming betrekt bij verzoeken
om toestemming als bedoeld in het amendement. Wij zijn dan ook voornemens,
indien Uw Kamer besluit in te stemmen met het amendement op stuk nummer 12,
het Ontslagbesluit zodanig te herzien, dat de RDA verplicht is
altijd een advies (de zogenoemde «second opinion») van het UWV
in zijn oordeel te betrekken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. A. F. G. Vermeend
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst