nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 juni 2001
In het wetgevingsoverleg van 18 juni heb ik toegezegd enkele vragen schriftelijk
te zullen beantwoorden. Deze antwoorden doe ik U onderstaand toekomen.
1
Op pagina 8 van de memorie van toelichting staat dat
de voor de werknemer te ondernemen reïntegratieacties moeten worden geïnitieerd
door de werkgever en diens arbodienst. Is de regering ook niet van mening
dat het voor zich spreekt dat van de zieke werknemer zelf ook een initiërende
rol mag worden verwacht?
Op pagina 8 van de memorie van toelichting staat vermeld dat de zogenoemde
werkgeversteams in de toekomst kunnen worden voortgezet, zij het dat de voor
de werknemer te ondernemen reïntegratie-acties zullen moeten worden geïnitieerd
door de werkgever en diens arbodienst. Hiermee wordt bedoeld dat bij zulke
overleggen de inbreng van het UWV zich primair zal moeten concentreren op
adviezen voortvloeiend uit zijn kerntaken. Dit wil niet zeggen dat de werknemer
in het reïntegratieproces een lijdelijke rol kan vervullen. Integendeel,
de voorstellen vragen een actieve rol van de werknemer.
2
Kan opnieuw een loonsanctie aan een werkgever worden
opgelegd indien die na een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting
opnieuw zonder deugdelijke grond in gebreke blijft. Of geldt hier het beginsel
dat men niet tweemaal voor hetzelfde feit kan worden gestraft (ne bis in idem-beginsel)?
Kan een loonsanctie worden opgelegd na een vrijwillige
verlenging van de wachttijd met het maximum van 52 weken?
In beginsel kan opnieuw een loonsanctie worden toegepast indien de werkgever
wederom in gebreke blijft. Hierbij dient wel in het oog gehouden
te worden dat het totaal van de loondoorbetalingsplicht van de werkgever niet
meer kan bedragen dan maximaal 104 weken. Dit maximum geldt ook vrijwillige
verlenging van de wachttijd. Is de wachttijd met minder dan 52 weken verlengd,
dan is derhalve wel een loonsanctie mogelijk.
Het beginsel van ne bis in idem is hier niet van toepassing omdat het
in casu niet gaat om een strafsanctie, maar om een reparatoire sanctie. Bovendien
is het zeer wel mogelijk dat er geen sprake is van hetzelfde verzuim.
3
Is het juist dat het rapport van de werkgroep protocollering
reïntegratieverslag niet als een soort pseudo-wetgeving kan worden beschouwd?
De concept ministeriële regeling is gebaseerd op de voorstellen die
de werkgroep protocollering reïntegratieverslag in zijn eindrapport heeft
gedaan over de invulling van het protocol. Desgevraagd heeft het Lisv uitvoeringstechnisch
commentaar op dit eindrapport geleverd. In aanvulling op het rapport heeft
het Lisv nog een aantal waardevolle aanbevelingen gedaan over de randvoorwaarden
waaraan dient te worden voldaan om een adequate procesgang te waarborgen.
Bij het opstellen van de concept ministeriële regeling is met deze aanbevelingen
rekening gehouden. Derhalve kan het rapport niet als een soort pseudowetgeving
worden beschouwd.
4
Klopt het dat de werkgever na afloop van de loondoorbetalingsplicht
verantwoordelijk blijft voor de reïntegratie zolang het dienstverband
in stand blijft. Klopt het dat hij nu echter geen voorschriften meer kan geven
of sancties opleggen? Is dat beoogd?
De werkgever blijft na afloop van de loondoorbetalingsplicht verantwoordelijk
voor de reïntegratie van zijn werknemer. Hij kan aan de werknemer voorschriften
stellen c.q. maatregelen treffen om de reïntegratie te bevorderen op
grond van het beginsel van het goed werknemerschap van het BW. Ook de werknemer
kan de werkgever blijven aanspreken op grond van het goed werkgeverschap.
Tenslotte kan het UWV de werknemer voorschriften geven en sanctioneren op
grond van diens aanspraak op een WAO-uitkering. Indien de werknemer die niet
opvolgt zonder redelijke grond kan op grond van het voorgestelde artikel 28
WAO een sanctie worden getroffen.
5
Is het mogelijk dat de werkgever zich tegen het risico
van sancties kan gaan verzekeren ?
In principe zijn vele risico's voor verzekering vatbaar. Het is echter
aan de particuliere verzekeraar om een verzekeringsproduct tegen een bepaalde
premie aan te bieden. Mij zijn thans geen plannen van verzekeraars bekend
om een product als bedoeld op de markt te brengen.
6
Is de formulering van het vijfde lid van artikel 71a
niet te rigide, omdat alleen de arbodienst de werkgever kan bijstaan. Een
reïntegratiebedrijf of een verzekeraar zouden ook prima werk kunnen doen.
Als de werkgever op grond van de invoeringswet SUWI en artikel 8 REA een reïntegratiebedrijf
inschakelt, wordt hij op dubbele kosten gejaagd, omdat het verslag door de
arbodienst moet worden opgesteld. Is er geen discrepantie tussen het wetsvoorstel
verbetering poortwachter en de wetsvoorstellen SUWI?
Voor de bijstand aan werkgever en werknemer bij de verzuimbegeleiding,
waaronder begrepen het adviseren over reïntegratie en het verlenen van
bijstand bij het opstellen van delen van het reïntegratieverslag is medische
deskundigheid vereist die wèl bij de arbodienst is gegarandeerd (want
wettelijk voorgeschreven) maar niet bij de reïntegratiebedrijven of de
verzekeraars. Juist omdat dat zo geregeld is hoeven aan reïntegratiebedrijven
die ingeschakeld worden voor de uitvoering van een plan van aanpak geen specifieke
deskundigheidseisen te worden gesteld. Het kabinet verwacht dat arbodiensten
en reïntegratiebedrijven samenwerkingsafspraken zullen maken voor een
efficiënte uitvoering, eenvoudigweg omdat de werkgevers/opdrachtgevers
dat zullen verlangen.
Overigens heeft het kabinet er wel oog voor dat een aantal reïntegratiebedrijven
méér wil doen dan alleen het uitvoeren van een plan van aanpak
en dat ook verzekeraars wel willen adviseren over reïntegratie. Andere
bedrijven dan arbodiensten zouden de bijstand bij verzuimbegeleiding en reïntegratie
kunnen bieden, maar dan moeten deze op dit punt wel aan dezelfde kwaliteitseisen
voldoen als de arbodiensten. Onderzocht wordt op welke wijze voor dit soort
initatieven in de wet ruimte kan worden geschapen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst