27 674
Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de indexeringsfrequentie

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

1. Achtergrond en aanleiding

In het eerste lid van artikel 10 van de WPA is gewaarborgd dat de op 31 december 1995 reeds ingegane pensioenen en reeds bestaande uitzichten op pensioen door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP worden aangepast aan algemene bezoldigingswijzigingen en eenmalige uitkeringen. Deze indexatie moet gebeuren overeenkomstig artikel A 8 van de op die datum nog geldende Algemene burgerlijke pensioenwet. Uitsluitend in het geval dat naar het oordeel van het bestuur de financiële positie van het pensioenfonds zich tegen een indexatie verzet, mag die indexatie achterwege blijven.

Algemene bezoldigingswijzigingen en eenmalige uitkeringen hebben in principe geen vast tijdstip in het jaar. De diverse overheidssectoren maken daarover ieder zelfstandige afspraken. Voor het pensioenfonds heeft het vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt de voorkeur dat de pensioenen op vaste tijdstippen in het jaar worden geïndexeerd. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 is het toegestaan dat in het reglement van de Stichting Pensioenfonds ABP een indexatiesysteem gebaseerd op vaste tijdstippen wordt neergelegd, met dien verstande dat dan in ieder geval 1 januari en 1 juli als vaste tijdstippen in het reglement moeten zijn opgenomen.

Zowel de Stichting Pensioenfonds ABP als de sociale partners bij de overheid, bijeen in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, hechten aan de mogelijkheid om in het reglement neer te leggen dat op één vast tijdstip in het jaar wordt geïndexeerd. De aanleiding daartoe is de wens van de sociale partners de indexering van het aanvullend pensioen in combinatie met de ontwikkeling van de aan de AOW gekoppelde hoogte van de franchise, minder grillig te laten verlopen.

2. Inhoud van het voorstel

Voorgesteld wordt om, onder handhaving van de mogelijkheid van een indexatiesysteem op basis van vaste tijdstippen, de keuze van die tijdstippen vrij te laten. Dit maakt het onder andere mogelijk om in het reglement de systematiek neer te leggen dat de pensioenen één keer per jaar op een vast tijdstip worden geïndexeerd.

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat een indexatiesysteem op basis van vaste tijdstippen, te allen tijde moet voldoen aan de hoofdregel van artikel 10, eerste lid. Die regel houdt in dat algemene bezoldigingswijzigingen en eenmalige uitkeringen die doorwerken naar de pensioenen, ook daadwerkelijk moeten worden doorgegeven. Dit komt er op neer dat in een systeem van indexatie op basis van vaste tijdstippen, bij de indexatie in de regel ook nabetalingen zullen worden gedaan. Daar is in de praktijk bij de Stichting Pensioenfonds ABP nu al sprake van en dat zal in de toekomst niet veranderen.

3. Datum van inwerkingtreding

Het pensioenreglement van het ABP zal op basis van de voorgestelde wijziging de bepaling bevatten dat indexering op één vast tijdstip in het jaar plaatsvindt. In de regel is dat op 1 januari. Daarvoor is nodig dat de oorspronkelijke tekst van artikel 10, die de vaste indexeringsdata van 1 januari en 1 juli bevatte, vóór 1 juli 2001 is gewijzigd. Om die reden wordt aan het voorstel terugwerkende kracht gegeven tot en met 1 juli 2001, indien de inwerkingstredingsdatum na dat tijdstip ligt.

De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid stemt in met het voorstel.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven