27 670
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het vervallen van de wettelijke leeftijdsgrens voor commissarissen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 31 mei 2001

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Zij zijn met de regering van mening dat de opvatting dat een persoon die de leeftijd van 72 jaren heeft bereikt niet meer in staat is zijn taak naar behoren uit te oefenen, niet langer houdbaar is.

Het functioneren en/of herbenoemen van een commissaris dient onafhankelijk van de leeftijd te worden beoordeeld. Deze leden wensen een nadere uitleg waarom het dan mogelijk blijft dat in de statuten een leeftijdsgrens kan worden opgenomen. Kan dit leiden tot leeftijdsdiscriminatie? Wat wordt dan verstaan onder objectief gerechtvaardigde redenen voor de opname en de hoogte van een leeftijdsgrens in de statuten? Welke rechtsmiddelen staan kandidaat-commissarissen, die wensen te worden benoemd en commissarissen, die wensen te worden herbenoemd ter beschikking wanneer er sprake is van leeftijdsdiscriminatie?

Het is bekend dat vrouwen en leden van etnische groepen zwaar ondervertegenwoordigd zijn in raden van commissarissen. Dit wetsvoorstel kan ertoe leiden dat genoemde ondervertegenwoordiging gehandhaafd blijft of zelfs versterkt wordt. De leden van de PvdA-fractie vernemen hierover gaarne het standpunt van de regering. Op welke wijze zal worden bevorderd dat genoemde groepen in aanmerking komen voor benoemingen tot commissaris?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel dat de wettelijke leeftijdsgrens voor commissarissen doet vervallen. Zij delen het standpunt van de regering dat de opvatting, dat een persoon die de leeftijd van 72 jaren heeft bereikt per definitie niet meer in staat is om zijn taak naar behoren uit te oefenen, niet langer houdbaar is. Deze leden vinden een wettelijke leeftijdsgrens onnodig betuttelend. Commissarissen moeten op inhoud en niet op leeftijd worden beoordeeld. De wet ruimt een belemmering op en heeft bovendien een signalerende werking dat het stellen van leeftijdsgrenzen nimmer een vanzelfsprekendheid is of mag zijn. De leden van de VVD-fractie stellen de vraag of de signalerende werking van dit wetsvoorstel niet pregnanter naar voren zou moeten komen en of niet nog een stap verder zou moeten worden gezet. Zij menen dat de signalerende werking die van deze wet uitgaat, slechts eenmalig is, namelijk alleen bij de invoering ervan.

Uit de toelichting blijkt dat dit wetsvoorstel niet in de weg staat aan de opname van een leeftijdsgrens in de statuten. De leden van deze fractie zouden het onwenselijk vinden wanneer in plaats van de wettelijke leeftijdsgrens straks leeftijdsgrenzen in de statuten zouden worden opgenomen. Het is zelfs mogelijk dat organisaties de statutaire leeftijdsgrens lager vaststellen dan de huidige wettelijke leeftijdsgrens van 72 jaren. Voor die gevallen schiet dit wetsvoorstel zijn doel helemaal voorbij. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dan ook hoe zij staat tegenover de gedachte om een statutaire leeftijdsgrens voor commissarissen te verbieden.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben ten aanzien van het voorstel nog enkele vragen.

Kan de regering ingaan op het arrest van de Hoge Raad van 8 mei 1998, NJ 1998, 496, waarin de Hoge Raad oordeelde dat de leeftijdsgrens de grenzen van de redelijkheid niet overschrijdt, dat voor het onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardigheidsgrond bestaat, een legitiem doel en passend middel is, en niet strijdig is met artikel 26 van het IVBPR? Kan de regering tevens ingaan op de andere overwegingen van de Hoge Raad? Kan de regering aangeven waarom de conclusie van de Advocaat-generaal voorafgaande aan dit arrest een onjuiste was?

Vindt de regering de huidige leeftijdsgrens van commissarissen leeftijdsdiscriminatie? Kan de regering in algemene termen omschrijven wanneer een leeftijdsgrens leeftijdsdiscriminatie is en wanneer een functioneel gerechtvaardigde waarborg? Kan de regering deze algemene omschrijving met enkele concrete voorbeelden van wettelijke leeftijdsgrenzen onderbouwen?

Kan de regering ingaan op de verhouding tussen de vrijheid van een vennootschap om de eigen statuten vast te stellen enerzijds en het maatschappelijk belang van een optimaal toezicht door de Raad van Commissarissen anderzijds?

Kan de regering onderbouwen dat de maatschappelijke opvattingen inmiddels dusdanig zijn gewijzigd dat afschaffing van de leeftijdsgrens opportuun is, zo vragen deze leden.

Is de regering voornemens om, net als bij structuurvennootschappen en grote coöperaties en grote onderlinge waarborgmaatschappijen, ook bij andere vennootschappen een benoemingstermijn van vier jaar te introduceren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dit voornemen niet in dit wetsvoorstel meegenomen?

Wat wordt precies bedoeld met, en welke rechtsgevolgen heeft de opmerking in de memorie van toelichting dat «voor de opname en de hoogte van een leeftijdsgrens (in de statuten) moeten objectief gerechtvaardigde redenen kunnen worden aangegeven»? Kunnen voorbeelden van zulke «objectief gerechtvaardigde redenen» worden gegeven?

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met de wijziging van Boek 2 van het BW in verband met het vervallen van de wettelijke leeftijdsgrens voor commissarissen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt om tot afschaffing van de leeftijdgrens voor commissarissen over te gaan het volgende argument gegeven: de opvatting dat een persoon die de leeftijd van 72 jaren heeft bereikt per definitie niet meer in staat is om zijn taak naar behoren uit te oefenen is niet langer houdbaar en het functioneren dient onafhankelijk van de leeftijd te worden beoordeeld. Deze leden onderschrijven dit argument. Het is het beleid dat in eerdere kabinetten is ingezet dat met dit wetsvoorstel wordt gevolgd, namelijk het beleid om alleen daar leeftijdsgrenzen op te nemen in wet- en regelgeving als daarvoor objectief gerechtvaardigde gronden zijn. Bij structuurvennootschappen, grote coöperaties en grote onderlinge waarborgmaatschappijen wordt een commissaris voor vier jaar benoemd. In de aanloop naar de benoeming is er voldoende ruimte om het functioneren van de commissaris te heroverwegen. Echter ook tussentijds kunnen, in speciale gevallen, slecht functionerende commissarissen worden ontslagen. De leden van de fractie van D66 menen dan ook dat er hier geen sprake is van een objectief gerechtvaardigde grond om een leeftijdsgrens in de wetgeving te handhaven.

De Raad van State bepleit het in de wet opnemen van een maximale benoemingstermijn voor gewone coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, N.V's en B.V's. Deze leden zijn hiervan geen voorstander. Het is aan de ondernemingen zelf om in de statuten een maximaal aantal termijnen dat een commissaris benoemd kan zijn, vast te leggen.

De leden van de D66-fractie zijn, alles wegende, sterk geneigd om de wetswijziging zoals door de minister van Justitie voorgesteld te steunen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat voor een goed functioneren van commissarissen het van belang kan zijn dat aan het vervullen van deze functie wettelijke eisen worden gesteld. In dit verband heeft in het verleden de wetgever het noodzakelijk gevonden in de wet te bepalen dat commissarissen niet ouder dan 72 jaren mogen zijn. De regering is evenwel niet meer overtuigd van de noodzaak van het stellen van een wettelijke leeftijdgrens. Eén van de overwegingen van de regering deze grens te laten vervallen, is dat er andere mogelijkheden zijn die een goed functioneren van commissarissen garanderen. Benoeming voor bepaalde tijd en de benoemingsprocedure staan er borg voor dat niet functionerende commissarissen niet terugkeren in de raad. De leden van deze fractie constateren dat bij structuurvennootschappen, grote coöperaties en grote onderlinge waarborgmaatschappijen de benoemingstermijn en de benoemingsprocedure bij wet geregeld zijn. Bij gewone coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en vennootschappen is dit niet het geval. Bij deze rechtspersonen kunnen commissarissen voor onbepaalde tijd worden benoemd. Hun functioneren wordt dus niet periodiek tegen het licht gehouden. De leden van deze fractie willen van de regering weten of er na het vervallen van de leeftijdgrens wel voldoende garanties zijn dat raden van commissarissen van gewone coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en vennootschappen geen slecht functionerende leden ouder dan 72 jaren zullen gaan tellen. Verdient het geen aanbeveling dat voor deze rechtspersonen een wettelijke regeling komt ten aanzien van de benoemingstermijnen van commissarissen en de benoemingsprocedure?

De door de Vereniging voor Effectenhandel en de Vereniging van effectenuitgevende ondernemingen ingestelde commissie corporate governance heeft het voorstel gedaan de zittingstermijnen van commissarissen aan vier jaar te binden. De leden van de fractie van de ChristenUnie willen weten wat de verwachtingen van de regering zijn dat bedrijven dit voorstel zullen volgen.

De Raad van State heeft er in haar advies op gewezen dat de leeftijdsgrens ook als garantie dient dat een raad van commissarissen in het verrichten van zijn taken niet wordt gehinderd door twijfel binnen of buiten een onderneming of een commissaris vanwege zijn gevorderde leeftijd zijn functie nog wel goed kan vervullen. De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag een reactie van de regering hebben op deze bevinding van de Raad.

De voorzitter van de commissie,

Swildens-Rozendaal

De griffier voor dit verslag,

Bregman


XNoot
1

Samenvatting: Swildens-Rozendaal (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), Rabbae (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Kamp (VVD), ondervoorzitter, Rouvoet (ChristenUnie), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Van Wijmen (CDA), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Vacature (PvdA).

Plv. Leden: Wagenaar (PvdA), Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Santi (PvdA), Luchtenveld (VVD), Slob (ChristenUnie), Van den Doel (VVD), Rijpstra (VVD), Rietkerk (CDA), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Arib (PvdA).

Naar boven