Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2019
Hierbij bied ik u het besluit aan tot wijziging van het Besluit kwik en kwikhoudende
producten milieubeheer, het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, en
het Activiteitenbesluit milieubeheer ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2017/852
van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 1102/2008 (PbEU 2017, L 137)1. Verordening (EU) nr. 2017/852 bevat een verbod op productie, invoer en uitvoer voor
een reeks producten, waarvan enkele niet eerder in EU-wetgeving gereguleerd waren.
Ook is de introductie van nieuwe kwikhoudende producten nu in beginsel verboden. Daarnaast
bevat de kwikverordening bepalingen omtrent het beheer van kwikafval.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure (artikel 21.6,
vijfde lid, eerste volzin, van de Wet milieubeheer).
Gelet op artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer behoefde dit besluit niet
te worden voorgehangen. Van de inhoud van dit besluit is overeenkomstig die bepaling
tegelijk met de aanbieding aan de Raad van State mededeling gedaan aan de beide Kamers
der Staten-Generaal. Een vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt, indien
artikel 21.6, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet milieubeheer van toepassing is,
in beginsel pas in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken zijn verstreken na
de toezending ervan aan de beide Kamers der Staten-Generaal, bij koninklijk besluit
wordt vastgesteld. Op grond van artikel 7a van de Bekendmakingswet kan in afwijking
daarvan echter een eerder tijdstip van inwerking treden worden vastgesteld indien
het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend Europees besluit.
Dit betekent dat de wachttermijn van vier weken voor de inwerkingtreding van het vastgestelde
besluit ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2017/852 niet geldt. Het besluit is
in werking getreden met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het is geplaatst.
Voor de inhoud van het besluit verwijs ik u naar de nota van toelichting bij het besluit.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer