27 661
Uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2001

Naar aanleiding van de aan u gerichte brief van de Suiker Unie van 24 september 2001, waarvan ik een afschrift heb ontvangen, wil ik graag mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw mr. A.E. Verstand-Bogaert, het volgende opmerken.

Het beginsel van gelijke behandeling dat in bovengenoemde raamovereenkomst is uitgewerkt houdt in dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden.

In clausule 4 lid 1 van de raamovereenkomst wordt bepaald dat werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd louter op grond van het feit dat zij voor bepaalde tijd werken niet minder gunstig behandeld mogen worden met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden dan vergelijkbare werknemers in vaste dienst, tenzij het verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd is.

In clausule 3 lid 2 van de raamovereenkomst wordt het begrip vergelijkbare werknemer in vaste dienst omschreven als een werknemer met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd in dezelfde vestiging die hetzelfde of soortgelijke werk verricht of dezelfde of een soortgelijke functie uitoefent, waarbij rekening wordt gehouden met kwalificaties/bekwaamheden.

Het vorenstaande leidt ertoe dat, indien de door de tijdelijke campagne-werknemers verrichte arbeid uitsluitend door hen wordt verricht en niet door vergelijkbare werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, er geen sprake is van onderscheid terzake van de arbeidsvoorwaarden, als bedoeld in artikel 649 Boek 7 B.W. van het wetsvoorstel.

In de brief van de Suiker Unie wordt er op gewezen dat noch in de raamovereenkomst noch in het wetsvoorstel wordt uitgewerkt wat onder een objectieve rechtvaardiging moet worden verstaan. In dit verband kan worden verwezen naar de in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EG ontwikkelde criteria terzake van indirect onderscheid naar geslacht (Bilka/Weber, 170/84, 13 mei 1986). Volgens deze criteria is er geen sprake van verboden onderscheid indien het onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

De raamovereenkomst bepaalt in artikel 4 lid 2 voorts dat wanneer zulks passend is, het pro-rata temporis-beginsel wordt toegepast. Dit betekent dat rechten aan arbeidsvoorwaarden ontleend kunnen worden naar rato van de looptijd van de arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld de opbouw van extra vrije dagen.

In de brief wordt een aantal arbeidsvoorwaardelijke regelingen genoemd waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde en onbepaalde tijd. Vooropgesteld moet worden dat de beoordeling van concrete arbeidsvoorwaardelijke afspraken geen taak is van de overheid.

In het wetsvoorstel wordt aan de Commissie gelijke behandeling de bevoegdheid gegeven om ook op het onderhavige terrein naar aanleiding van een klacht of een verzoek om advies, dan wel uit eigen beweging, onderzoek in te stellen of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in het voorgestelde artikel 649 Boek 7 B.W. Daarnaast kan ook de burgerlijke rechter worden benaderd.

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 661, nr. 3, blz. 9) is in algemene zin naar aanleiding van een vraag van de Stichting van de Arbeid uiteengezet in hoeverre het tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst een rechtvaardigingsgrond zou kunnen opleveren voor onderscheid ten aanzien van de toegang tot pensioenregelingen, opleidingsfaciliteiten of de aanspraak op scholingsverlof. In dat verband is aangegeven dat op grond van de toetsingscriteria die van toepassing zijn bij objectieve rechtvaardiging het onderscheid een legitiem doel moet dienen en tevens geschikt en noodzakelijk zijn voor dat doel. In elk individueel geval zal aan de hand van de concrete omstandigheden beoordeeld moeten worden of een onderscheid op grond van het tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst objectief gerechtvaardigd kan worden.

In het licht hiervan kan bijvoorbeeld een wachttijd voor de toegang tot een pensioenregeling gerechtvaardigd zijn, indien de tijdelijke arbeidsovereenkomst van zeer korte duur is en deelname aan een pensioenregeling grote administratieve lasten voor de werkgever meebrengt.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven