nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2001
Naar aanleiding van de aan u gerichte brief van de Suiker Unie van 24
september 2001, waarvan ik een afschrift heb ontvangen, wil ik graag mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw mr.
A.E. Verstand-Bogaert, het volgende opmerken.
Het beginsel van gelijke behandeling dat in bovengenoemde raamovereenkomst
is uitgewerkt houdt in dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden.
In clausule 4 lid 1 van de raamovereenkomst wordt bepaald dat werknemers
met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd louter op grond van het feit
dat zij voor bepaalde tijd werken niet minder gunstig behandeld mogen worden
met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden dan vergelijkbare werknemers in
vaste dienst, tenzij het verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd
is.
In clausule 3 lid 2 van de raamovereenkomst wordt het begrip vergelijkbare
werknemer in vaste dienst omschreven als een werknemer met een arbeidsovereenkomst
of arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd in dezelfde vestiging die hetzelfde
of soortgelijke werk verricht of dezelfde of een soortgelijke functie uitoefent,
waarbij rekening wordt gehouden met kwalificaties/bekwaamheden.
Het vorenstaande leidt ertoe dat, indien de door de tijdelijke campagne-werknemers
verrichte arbeid uitsluitend door hen wordt verricht en niet door vergelijkbare
werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, er geen sprake
is van onderscheid terzake van de arbeidsvoorwaarden, als bedoeld in artikel
649 Boek 7 B.W. van het wetsvoorstel.
In de brief van de Suiker Unie wordt er op gewezen dat noch in de raamovereenkomst
noch in het wetsvoorstel wordt uitgewerkt wat onder een objectieve rechtvaardiging
moet worden verstaan. In dit verband kan worden verwezen naar de in de rechtspraak
van het Hof van Justitie van de EG ontwikkelde criteria terzake
van indirect onderscheid naar geslacht (Bilka/Weber, 170/84, 13 mei 1986).
Volgens deze criteria is er geen sprake van verboden onderscheid indien het
onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen
voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
De raamovereenkomst bepaalt in artikel 4 lid 2 voorts dat wanneer zulks
passend is, het pro-rata temporis-beginsel wordt toegepast. Dit betekent dat
rechten aan arbeidsvoorwaarden ontleend kunnen worden naar rato van de looptijd
van de arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld de opbouw van extra vrije dagen.
In de brief wordt een aantal arbeidsvoorwaardelijke regelingen genoemd
waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde
en onbepaalde tijd. Vooropgesteld moet worden dat de beoordeling van concrete
arbeidsvoorwaardelijke afspraken geen taak is van de overheid.
In het wetsvoorstel wordt aan de Commissie gelijke behandeling de bevoegdheid
gegeven om ook op het onderhavige terrein naar aanleiding van een klacht of
een verzoek om advies, dan wel uit eigen beweging, onderzoek in te stellen
of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in het voorgestelde artikel
649 Boek 7 B.W. Daarnaast kan ook de burgerlijke rechter worden benaderd.
In de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 661,
nr. 3, blz. 9) is in algemene zin naar aanleiding van een vraag van de Stichting
van de Arbeid uiteengezet in hoeverre het tijdelijke karakter van de arbeidsovereenkomst
een rechtvaardigingsgrond zou kunnen opleveren voor onderscheid ten aanzien
van de toegang tot pensioenregelingen, opleidingsfaciliteiten of de aanspraak
op scholingsverlof. In dat verband is aangegeven dat op grond van de toetsingscriteria
die van toepassing zijn bij objectieve rechtvaardiging het onderscheid een
legitiem doel moet dienen en tevens geschikt en noodzakelijk zijn voor dat
doel. In elk individueel geval zal aan de hand van de concrete omstandigheden
beoordeeld moeten worden of een onderscheid op grond van het tijdelijke karakter
van de arbeidsovereenkomst objectief gerechtvaardigd kan worden.
In het licht hiervan kan bijvoorbeeld een wachttijd voor de toegang tot
een pensioenregeling gerechtvaardigd zijn, indien de tijdelijke arbeidsovereenkomst
van zeer korte duur is en deelname aan een pensioenregeling grote administratieve
lasten voor de werkgever meebrengt.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals