27 659
Vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen)

nr. 65
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2005

In het Verslag Algemene Overleg Transparante en integrale tarieven van 13 oktober 2005 (Handelingen II, vergaderjaar 2005–2006, nr. 12, blz. 692 – 697) met de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heb ik toegezegd u te informeren over de vermogensgroei in de AWBZ.

Ik ga eerst in op de feitelijke groei van het eigen vermogen in de diverse sectoren in de AWBZ.

De gegevens van CTG/ZAio, zoals opgenomen in de enquête 2003, beslaan niet alle instellingen. Het absolute bedrag van eigen vermogen van € 1134 mln. in de care betreft 842 zorginstellingen. Het extrapoleren van de bestaande gegevens naar het totaal acht ik onverantwoord, aangezien onduidelijk is of de gepresenteerde gegevens representatief zijn.

In de tabel wordt de ontwikkeling gepresenteerd van het eigen vermogen als percentage van de aanvaardbare kosten, ofwel het jaarbudget, in de AWBZ-instellingen. Daarnaast staat het eigen vermogen van de in de enquête betrokken instellingen als bedrag in mln. euro's en het (gemiddelde) bedrag aan eigen vermogen in euro's per instelling.

eigen vermogen     
als % van het budget2001200220032003 in mln €per instelling
verpleeghuizen9%9%9%1161 195 876
verzorgingshuizen13%16%19%219647 929
thuiszorg10%11%13%2793 206 897
Psychiatrische ziekenhuizen9%9%10%2153 307 692
Regionale instellingen beschermd wonen7%10%13%20909 091
Gehandicaptenzorg8%10%11%2851 223 176
totaal   1 134 

De tabel geeft een beeld van wat er aan de hand is. In het algemeen groeien de eigen vermogens. De hoogte en de groei van de vrije reserve is een zaak van het bestuur en de raad van toezicht bij instellingen. Ik vertrouw op de redelijkheid van deze bestuurders.

Een forse groei van het eigen vermogen per instelling vindt onder meer plaats bij de thuiszorginstellingen en de verzorgingshuizen, die in een meer risicovolle omgeving werken. Denk bijvoorbeeld aan het extramuraliseringsbeleid en de opheffing van de contracteerplicht voor extramurale zorg. Anderzijds zien we bij de verpleeghuizen en de psychiatrische ziekenhuizen nagenoeg geen groei van het vermogen.

De opbouw van eigen vermogen is nodig voor een stabiele financiering. Bij een stabiele financiering kunnen instellingen zelfstandiger functioneren, en zelf ups en downs opvangen. Voordelen hiervan zijn dat minder hoeft te worden geleend (dus minder rentelasten) en dat de rente die banken in rekening brengen voor vreemd vermogen lager wordt.

Een zekere mate van groei van het eigen vermogen past bij het beleid dat er op is gericht om van aanbodsturing tot vraagsturing te komen. Aspecten van versterking van marktwerking zijn de opheffing van de contracteerplicht voor intramurale AWBZ-zorg en integrale tarieven inclusief huisvestingslasten. Dat brengt voor de instellingen risico's met zich mee.

Op het terrein van extramurale zorg worden grotere risico's gelopen dan op het terrein van intramurale zorg. Intramuraal is er nog steeds meer vraag dan aanbod en tevens is het aanbod met huisvesting niet zomaar uit te breiden door nieuwe aanbieders. Intramuraal wordt dus voorlopig een laag risico gelopen. Bovendien is het niet te verwachten dat de intramurale zorgsector op korte termijn te maken krijgt met strengere solvabiliteitseisen. De solvabiliteit is ook geen absolute maatstaf. Minstens zo belangrijk is het oordeel over de wijze waarop de onderneming wordt bestuurd.

Tot slot

Het is aan het management van de instelling om een goede afweging te maken bij het opbouwen van de reserves. Uiteraard geldt daarbij als randvoorwaarde dat de geleverde zorg in omvang en in kwaliteit voldoende moet zijn. Op dit moment is er geen dringende noodzaak tot een versnelde vermogensvorming. Bestuurders moeten zich dan ook niet laten opjagen door adviseurs op dat punt.

Niet iedereen zal uiteraard eenzelfde afweging maken. Ik vind de huidige ontwikkeling echter acceptabel.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

Naar boven