nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2004
Hierbij doe ik u het nader rapport op het Advies van de Raad van State
betreffende het Uitvoeringsbesluit Wet toelating zorginstellingen (WTZi),
evenals het naar aanleiding van dat advies gewijzigde Uitvoeringsbesluit toekomen.1
Middels dit schrijven wil ik tevens ingaan op enkele vragen en moties
die uw Kamer in het kader van de WTZi aan mij heeft gericht. Ik zal deze puntsgewijs
belichten.
Bij de parlementaire behandeling van de WTZi in september 2004 heb ik
u toegezegd later terug te komen op het punt van de administratieve lasten.
In de toelichting op het Uitvoeringsbesluit ga ik hier nader op in. Verder
is tijdens de parlementaire behandeling de motie van de heer Heemskerk aangenomen
over het gelijke speelveld van verschillende instellingen (Kamerstukken II,
2003–2004, 27 659, nr. 38). Eerder heb ik in mijn brief van 6 september
2004 (Kamerstukken II, 2003–2004, 27 659, nr. 29) aangegeven dat
ik eind februari 2005 een notitie aan uw Kamer doe toekomen over het moderniseren
van de financiering van kapitaallasten van zorginstellingen.
Met betrekking tot de motie van de leden Heemskerk en Weekers (Kamerstukken
II, 2003–2004, 27 659, nr. 36 herdruk) om bij algemene maatregel
van bestuur te regelen dat instellingen bevoegdheden kunnen toekennen om een
verzoek tot enquête in te dienen en in ieder geval de cliëntenraad
aan te wijzen, verwijs ik naar het nader rapport en de toelichting bij het
Uitvoeringsbesluit. De Raad van State heeft namelijk op dit punt opmerkingen
gemaakt.
Tijdens de behandeling van de begroting VWS 2005 is de vraag gesteld of
de transparantie-eisen voor de hele zorgsector gelden. De transparantie-eisen
gelden voor alle instellingen die onder de WTZi vallen. Zowel instellingen
die een toelating aanvragen als bestaande instellingen dienen te voldoen
aan de transparantie-eisen als gesteld in de WTZi. De transparantie-eisen
zijn uitgeschreven in het Uitvoeringsbesluit WTZi.
Met het bovenstaande heb ik de genoemde toezeggingen en moties behandeld.
Op grond van artikel 65 van de WTZi dient het ontwerpuitvoeringsbesluit
dertig dagen bij beide Kamers te worden voorgehangen. Hoewel de wet nog niet
in werking is getreden, leek het mij juist om alvast met de strekking van
het wetsartikel rekening te houden en het Uitvoeringsbesluit aan u voor te
leggen. Bij een voorspoedige behandeling van de WTZi in de Eerste Kamer kunnen
de wet en het Uitvoeringsbesluit zo spoedig mogelijk daarna in werking treden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst