27 659
Vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen)

nr. 18
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 april 2004

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 1, derde lid, 10, eerste lid, 13, eerste lid, onder a, b en d, en derde lid, en 51, in de onder A en B voorgestelde teksten, wordt «toestemming» telkens vervangen door: toelating.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt «tweejaarlijks» vervangen door: ten minste eenmaal in de vier jaar.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Onze Minister stelt, gezien zijn visie, bedoeld in artikel 2, beleidsregels vast omtrent de beoordeling van aanvragen om toelating als bedoeld in artikel 4, eerste, tweede en derde lid. Deze beleidsregels bevatten in ieder geval criteria omtrent de spreiding van die vormen van zorg ten aanzien waarvan aan de bereikbaarheid een bijzonder belang moet worden gehecht. In de beleidsregels stelt Onze Minister voorts criteria vast voor het bepalen van de prioriteit van aanvragen om een toelating als bedoeld in artikel 4, derde lid; deze criteria hebben in ieder geval betrekking op de bouwkundige en functionele staat van de instellingen.

D

In artikel 4, vijfde lid, wordt «het derde lid» vervangen door: het derde of vierde lid.

E

In artikel 5 komt onderdeel c te luiden:

c. met betrekking tot aanvragen als bedoeld in artikel 4, derde lid: de termijn na de aanvang van een periode van telkens twee jaar, waarbinnen aanvragen in behandeling worden genomen met het oog op het toepassen van de beleidsregels, bedoeld in artikel 3. De eerste periode van twee jaar vangt aan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet dan wel, indien dat tijdstip niet 1 januari van enig jaar is, op 1 januari van het jaar, volgend op dat waarin deze wet in werking treedt.

F

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «vóór 1 januari van ieder even jaar» vervangen door: vóór het eind van de tweejaarlijkse periode, bedoeld in artikel 5, onder c, waarin de aanvragen in behandeling zijn genomen.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «zijn visie, bedoeld in artikel 2, eerste lid» vervangen door: de beleidsregels, bedoeld in artikel 3.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 2, tweede lid» vervangen door: artikel 3.

G

Artikel 8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «toestemming» vervangen door: toelating.

2. In onderdeel a wordt «de visie, bedoeld in artikel 2, eerste lid» vervangen door: de beleidsregels, bedoeld in artikel 3.

H

In artikel 13, eerste lid, wordt «het beleidskader, bedoeld in artikel 2» vervangen door: de beleidsregels, bedoeld in artikel 3.

I

Na artikel 52e wordt een artikel ingevoegd dat luidt als volgt:

Artikel 52f

In de Bijlage bedoeld in artikel 291, tweede lid van de Provinciewet vervallen in het onderdeel «Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» de punten 2, 3 en 4.

Toelichting

Bij het opstellen van de derde nota van wijziging is op een aantal plaatsen het woord «toestemming» over het hoofd gezien; dat woord wordt onder meer in onderdeel A alsnog vervangen door: toelating.

Bij nader inzien vind ik een frequentie van twee jaar voor het bekendmaken van de ministeriële visie (artikel 2) te hoog. Ik ben van mening dat ook met een minimaal vierjaarlijkse beleidsvisie adequaat kan worden gereageerd op eventuele ontwikkelingen in de markt. Een toelichting hierop vindt u in mijn antwoord op vraag 39 in de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag.

In de derde nota van wijziging is de bepaling omtrent de beleidsregels als uitwerking van de ministeriele visie opnieuw geformuleerd; daarbij was de plicht voor de minister om in die beleidsregels criteria op te nemen voor het bepalen van de prioriteit van aanvragen om toelating «met bouw», niet uitdrukkelijk opgenomen. Omdat die prioriteitsbepaling nog wel degelijk in het voornemen ligt, wordt dit alsnog bepaald in artikel 3 (onderdeel C).

In onderdeel D wordt de voorhangprocedure, die tot nu alleen voor de amvb inzake het bouwregime gold, uitgebreid tot de amvb inzake het opheffen van het winstoogmerk. Een toelichting hierop vindt u in mijn antwoord op vraag 2 in de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag.

In het oorspronkelijke voorstel ving de tweejaarlijkse periode waarin de minister aanvragen om toelating die gepaard gaan met bouw, moet beoordelen, aan met de bekendmaking van zijn visie, bedoeld in artikel 2. Nu de frequentie van die visie is teruggebracht tot vier jaar, moet de tweejaarlijkse periode voor de bouwaanvragen opnieuw worden aangegeven, met name in verband met de beperkte termijn waarbinnen aanvragen moeten zijn ingediend om de onderlinge prioriteit ervan te kunnen beoordelen. Ik stel voor dat de eerste periode van twee jaar aanvangt op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, indien dat 1 januari van enig jaar is. Ligt dat tijdstip later in het jaar, dan vangt de eerste tweejaarlijkse periode aan op 1 januari van het jaar daarop. Een andere aanvangsdatum dan 1 januari lijkt mij de duidelijkheid niet ten goede komen. De termijn waarbinnen aanvragen in behandeling worden genomen, wordt overeenkomstig het oorspronkelijke voorstel bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Met de onderdelen E en F wordt dit in de artikelen 5 en 6 neergelegd.

Eveneens in de onderdelen E en F, alsmede in de onderdelen G en H, worden een aantal artikelen gewijzigd in die zin, dat de verwijzing naar de ministeriële visie van artikel 2 wordt vervangen door een verwijzing naar de beleidsregels, bedoeld in artikel 3. Zoals in de derde nota van wijziging is gesteld, zijn de beleidsregels immers een uitwerking van de visie en moet in die beleidsregels de basis te vinden zijn voor overheidssturing ten aanzien van individuele instellingen.

In onderdeel I wordt een verwijzing geactualiseerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven