nr. 18
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In de artikelen 1, derde lid, 10, eerste lid, 13, eerste lid, onder a,
b en d, en derde lid, en 51, in de onder A en B voorgestelde teksten, wordt
«toestemming» telkens vervangen door: toelating.
B
In artikel 2, eerste lid, wordt «tweejaarlijks» vervangen
door: ten minste eenmaal in de vier jaar.
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
Onze Minister stelt, gezien zijn visie, bedoeld in artikel 2, beleidsregels
vast omtrent de beoordeling van aanvragen om toelating als bedoeld in artikel
4, eerste, tweede en derde lid. Deze beleidsregels bevatten in ieder geval
criteria omtrent de spreiding van die vormen van zorg ten aanzien waarvan
aan de bereikbaarheid een bijzonder belang moet worden gehecht. In de beleidsregels
stelt Onze Minister voorts criteria vast voor het bepalen van de prioriteit
van aanvragen om een toelating als bedoeld in artikel 4, derde lid; deze criteria
hebben in ieder geval betrekking op de bouwkundige en functionele staat van
de instellingen.
D
In artikel 4, vijfde lid, wordt «het derde lid» vervangen
door: het derde of vierde lid.
E
In artikel 5 komt onderdeel c te luiden:
c. met betrekking tot aanvragen als bedoeld in artikel 4, derde lid: de
termijn na de aanvang van een periode van telkens twee jaar, waarbinnen aanvragen
in behandeling worden genomen met het oog op het toepassen van de beleidsregels,
bedoeld in artikel 3. De eerste periode van twee jaar vangt aan op het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet dan wel, indien dat tijdstip niet 1 januari
van enig jaar is, op 1 januari van het jaar, volgend op dat waarin deze
wet in werking treedt.
F
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «vóór 1 januari van
ieder even jaar» vervangen door: vóór het eind van de
tweejaarlijkse periode, bedoeld in artikel 5, onder c, waarin de aanvragen
in behandeling zijn genomen.
2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «zijn visie, bedoeld in
artikel 2, eerste lid» vervangen door: de beleidsregels, bedoeld in
artikel 3.
3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 2, tweede lid»
vervangen door: artikel 3.
G
Artikel 8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «toestemming» vervangen door: toelating.
2. In onderdeel a wordt «de visie, bedoeld in artikel 2, eerste
lid» vervangen door: de beleidsregels, bedoeld in artikel 3.
H
In artikel 13, eerste lid, wordt «het beleidskader, bedoeld in artikel
2» vervangen door: de beleidsregels, bedoeld in artikel 3.
I
Na artikel 52e wordt een artikel ingevoegd dat luidt als volgt:
Artikel 52f
In de Bijlage bedoeld in artikel 291, tweede lid van de Provinciewet vervallen
in het onderdeel «Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport»
de punten 2, 3 en 4.
Toelichting
Bij het opstellen van de derde nota van wijziging is op een aantal plaatsen
het woord «toestemming» over het hoofd gezien; dat woord wordt
onder meer in onderdeel A alsnog vervangen door: toelating.
Bij nader inzien vind ik een frequentie van twee jaar voor het bekendmaken
van de ministeriële visie (artikel 2) te hoog. Ik ben van mening dat
ook met een minimaal vierjaarlijkse beleidsvisie adequaat kan worden gereageerd
op eventuele ontwikkelingen in de markt. Een toelichting hierop
vindt u in mijn antwoord op vraag 39 in de nota naar aanleiding van het tweede
nader verslag.
In de derde nota van wijziging is de bepaling omtrent de beleidsregels
als uitwerking van de ministeriele visie opnieuw geformuleerd; daarbij was
de plicht voor de minister om in die beleidsregels criteria op te nemen voor
het bepalen van de prioriteit van aanvragen om toelating «met bouw»,
niet uitdrukkelijk opgenomen. Omdat die prioriteitsbepaling nog wel degelijk
in het voornemen ligt, wordt dit alsnog bepaald in artikel 3 (onderdeel C).
In onderdeel D wordt de voorhangprocedure, die tot nu alleen voor de amvb
inzake het bouwregime gold, uitgebreid tot de amvb inzake het opheffen van
het winstoogmerk. Een toelichting hierop vindt u in mijn antwoord op vraag
2 in de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag.
In het oorspronkelijke voorstel ving de tweejaarlijkse periode waarin
de minister aanvragen om toelating die gepaard gaan met bouw, moet beoordelen,
aan met de bekendmaking van zijn visie, bedoeld in artikel 2. Nu de frequentie
van die visie is teruggebracht tot vier jaar, moet de tweejaarlijkse periode
voor de bouwaanvragen opnieuw worden aangegeven, met name in verband met de
beperkte termijn waarbinnen aanvragen moeten zijn ingediend om de onderlinge
prioriteit ervan te kunnen beoordelen. Ik stel voor dat de eerste periode
van twee jaar aanvangt op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt,
indien dat 1 januari van enig jaar is. Ligt dat tijdstip later in het
jaar, dan vangt de eerste tweejaarlijkse periode aan op 1 januari van
het jaar daarop. Een andere aanvangsdatum dan 1 januari lijkt mij de
duidelijkheid niet ten goede komen. De termijn waarbinnen aanvragen in behandeling
worden genomen, wordt overeenkomstig het oorspronkelijke voorstel bij algemene
maatregel van bestuur vastgesteld. Met de onderdelen E en F wordt dit in de
artikelen 5 en 6 neergelegd.
Eveneens in de onderdelen E en F, alsmede in de onderdelen G en H, worden
een aantal artikelen gewijzigd in die zin, dat de verwijzing naar de ministeriële
visie van artikel 2 wordt vervangen door een verwijzing naar de beleidsregels,
bedoeld in artikel 3. Zoals in de derde nota van wijziging is gesteld, zijn
de beleidsregels immers een uitwerking van de visie en moet in die beleidsregels
de basis te vinden zijn voor overheidssturing ten aanzien van individuele
instellingen.
In onderdeel I wordt een verwijzing geactualiseerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst