nr. 113
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN
EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2009
Op 19 november 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State uitspraak gedaan in de beroepszaken tegen een voorschrift dat
aan alle WTZi-toelatingen was verbonden. Dit voorschrift regelde het behoud
van waarde van onroerende zaken voor de zorg.
De Raad van State heeft dit voorschrift vernietigd en heeft geoordeeld
dat voor zover er, naast de waarborg die de wetgever met artikel 18 WTZi heeft
getroffen, andere bepalingen ten aanzien van het behoud van vermogen voor
zorg wenselijk zijn, deze een wettelijke grondslag behoeven. De Raad van State
heeft geen inhoudelijke beoordeling gegeven ten aanzien van inhoud van de
voorschriften.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State heeft de minister u op 22 december 2008 gemeld1 dat het beleid tot behoud van waarde van onroerende zaken
in de zorg onverkort van kracht blijft. Dit beleid komt er op neer dat de
waarde van de onroerende zaken, welke met collectieve middelen in een beschermde,
risicoarme omgeving is opgebouwd, behouden moeten blijven voor de zorg. Wij
vinden het van belang dat instellingen dit beleid in acht nemen zodat er geen
geld «weglekt» uit de zorg. Wij hebben het College sanering zorginstellingen
verzocht om, voortuitlopend op de totstandkoming van wetgeving, haar rol bij
transacties met onroerende zaken zoveel mogelijk actief te blijven invullen.
Door de uitspraak van de Raad van State kan het College sanering zorginstellingen,
dat toezicht hield op de naleving van het voorschrift tot behoud van waarde
van onroerende zaken voor de zorg, instellingen echter niet meer verplichten
zich te houden aan het voorschrift.
Instellingen die voornemens zijn onroerende zaken blijvend niet meer voor
zorg te bestemmen hebben, op grond van artikel 18 WTZi, nog wel vooraf goedkeuring
van het College sanering zorginstellingen nodig. Maar transacties
zoals sale-and-lease back constructies of uitzakconstructies in onderliggende
BV’s vallen niet onder de werking van artikel 18 WTZi. Dat «gat»
werd juist met het – thans vernietigde – voorschrift gedicht.
Ook hoeven instellingen zich niet meer te houden aan de eis dat er een marktconforme
prijs moet zijn bij verkoop van het vastgoed en hoeven zij zich niet meer
te houden aan de eis dat de opbrengst behouden moet blijven voor zorg. Dat
was in het inmiddels vernietigde voorschrift geregeld en staat niet in artikel
18 WTZi.
Wel zijn op dit moment nog de volgende publieke en private waarborgen
aanwezig:
– op grond van artikel 18 WTZi, goedkeuring door het College sanering
zorginstellingen bij transacties met onroerende zaken die na de transactie
blijvend niet meer voor zorg worden gebruikt;
– goedkeuring door het Waarborgfonds voor de Zorg (WfZ), indien
sprake is van door het Wfz geborgde leningen of indien sprake is van uitvoering
van de Rijksgarantieregeling 1958;
– de door instellingen voorgenomen transacties met onroerende zaken
moeten verder passen binnen onder andere het statutaire doel van de instelling,
de statutaire bepalingen die betrekking hebben op geldige besluitvorming,
daarnaast moet er goedkeuring zijn van het toezichthoudende orgaan en dienen
de cliëntenraad en de stakeholders tijdig in de gelegenheid te worden
gesteld om een advies uit te brengen.
Sinds de uitspraak van de Raad van State ontbreken er echter naar onze
mening voor het College sanering zorginstellingen voldoende instrumenten om
actief toezicht te houden op transacties met onroerende zaken van zorginstellingen.
Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij besloten dat een verdere
uitwerking van deze publieke waarborg wenselijk is, om zo te zorgen dat bij
transacties met onroerende zaken – die (ten minste ten dele) met collectieve
middelen in een beschermde risico-arme omgeving zijn opgebouwd – de
marktwaarde wordt gehanteerd en de verkoopopbrengst behouden blijft voor de
zorg.
Wij willen dan ook overgaan tot spoedwetgeving om op deze wijze de bepalingen
die ten aanzien van het behoud van vermogen voor zorg wenselijk zijn, een
wettelijke grondslag te geven. Deze wetgeving zal met inachtneming van de
Europeesrechtelijke regelgeving worden opgesteld.
We zullen deze spoedwetgeving aan u voorleggen. We streven ernaar het
wetsvoorstel voor de zomer aan de Raad van State te sturen. De beoogde datum
van inwerkingtreding is uiterlijk 1 januari 2010.
We vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker