nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2006
In antwoord op de vragen van de heer Duyvendak uit de regeling van werkzaamheden
van 24 mei jl., bericht ik u hierbij als volgt.
Tijdens het Transportdiner op 23 mei jl. heb ik bevestigd dat het
kabinet vindt dat nut en noodzaak van een Zuiderzeelijn niet zijn aangetoond.
Dit is een voorgenomen besluit op basis van de Structuurvisie Zuiderzeelijn,
waarin opnieuw onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van een snelle OV-verbinding
tussen Schiphol en Noord Nederland. Het kabinet neemt eind juni een definitief
besluit, na overleg met de decentrale overheden en na verwerking van de inspraakreacties.
Daarbij zullen ook de uitkomsten van het hoofdlijnendebat met de Kamer worden
betrokken. Het bestuurlijk overleg met de decentrale overheden vindt na dit
debat plaats.
In de Structuurvisie Zuiderzeelijn is een grondige probleemanalyse uitgevoerd
die heeft aangetoond dat het in het Zuiderzeelijn gebied (Schiphol–Noord
Nederland) om verschillende problemen gaat. In Noord Nederland gaat het om
een ijle ruimtelijk economische structuur, met een op kostenvoordelen gebaseerde
economie, die zich moet omvormen naar een meer op kennis gebaseerde economie.
In de Noordvleugel van de Randstad gaat het, naast de problemen op de
weg die zich al op korte termijn voordoen en waarvoor het kabinet ook geld
heeft gereserveerd, om problemen op het spoor (die zich in de periode 2010–2020
zullen voordoen). Deze problemen in beide regio’s wil het kabinet dan
ook aanpakken, maar een Zuiderzeelijn is daarvoor niet de juiste oplossing.
Ik heb daarom aan de regionale overheden gevraagd mee te denken over wat wel
de juiste oplossingen zijn om de ambities te bereiken.
Ik betreur dat het beeld is ontstaan dat het geld voor de Zuiderzeelijn
vooral aan wegen rond Almere wordt besteed, want dit is niet correct. De strekking
van mijn opmerking is als volgt:
De Zuiderzeelijn is altijd bedoeld om zowel een bijdrage te leveren aan
de problemen in het Noorden als aan die in de Noordvleugel. Voor de problematiek
op de weg op de corridor Schiphol–Almere loopt reeds een ander traject
met een eigen reservering. Daarom is het geld dat het kabinet heeft gereserveerd
voor de Zuiderzeelijn (€ 2,73 mrd.) bestemd om zowel de ruimtelijk
economische problemen in het Noorden als de OV-problematiek in de Noordvleugel
op te lossen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs