27 658
Zuiderzeelijn

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2004

Op verzoek van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat doe ik u ter bespreking tijdens het Algemeen Overleg op 23 juni 2004 de concept Samenwerkingsovereenkomst tussen Rijk en Regio inzake het project Zuiderzeelijn toekomen.1

In mijn brief over de Zuiderzeelijn van 8 juni 2004 (27 658, nr. 10) heb ik u geïnformeerd over het besluit van het kabinet om een volgende stap te zetten in het project Zuiderzeelijn. Onderdeel hiervan is het sluiten van een Samenwerkingsovereenkomst met betrokken provincies en gemeenten. Het betreft de provincies Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen en de gemeenten Almere, Lelystad, Noordoostpolder, Smallingerland, Heerenveen, Leeuwarden en Groningen.

In mijn brief van 8 juni 2004 ben ik ook ingegaan op leerervaringen van eerdere grote projecten. Ik beschouw de Samenwerkingsovereenkomst als een belangrijk instrument voor kosten- en risicobeheersing.

Bijgevoegde overeenkomst heeft nog de conceptstatus. Het kabinet heeft onlangs ingestemd met de conceptovereenkomst, opdat in de periode juni t/m augustus 2004 besluitvorming kan plaatsvinden door provincies en gemeenten. In 2002 hebben provincies en gemeenten reeds ingestemd met de conceptovereenkomst, de komende besluitvorming wordt beschouwd als aanvullend en heeft betrekking op enkele wijzigingen ten opzichte van 2002.

De Samenwerkingsovereenkomst wordt pas na definitieve instemming van alle in de overeenkomst genoemde partijen juridisch bindend.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven