27 647
Invoering van de mogelijkheid om de statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 2 februari 2001 en het nader rapport d.d. 19 maart 2001, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 4 december 2000, no. 00.006493, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoering van de mogelijkheid om de statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen.

Het wetsvoorstel strekt ertoe aan verenigingen en stichtingen met zetel in de provincie Fryslân de mogelijkheid te bieden de oprichtingsakte en statuten in het Fries op te stellen. De Raad van State maakt over het wetsvoorstel de volgende opmerkingen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 4 december 2000, no. 00.006493, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 2 februari 2001, no. W03.00.0560/1, bied ik U hierbij aan.

1. Hoewel de Raad beseft dat het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer op een aantal terreinen reeds is mogelijk gemaakt, beveelt de Raad aan om – ook – bij dit voorstel in de toelichting een meer algemene motivering op te nemen. Deze zou moeten ingaan op de vraag of, gelet op de noodzakelijke afweging van eenheid van taalgebruik in relatie tot verscheidenheid in gebruik, dit voorstel gerechtvaardigd is. De vraag tot hoever verscheidenheid naar het oordeel van de wetgever kan gaan, is van belang zowel in het licht van het op 1 februari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van nationale minderheden als uit een oogpunt van derdenbescherming. Naar het oordeel van de Raad verdient het meer specifiek aanbeveling dat in aansluiting op de regeling met betrekking tot akten van de burgerlijke stand1 de onderhavige statuten zowel in het Nederlands als het Fries worden opgesteld. Dat is niet alleen voor rechtspersonen die hun activiteiten tot Friesland beperken, van belang, maar ook voor rechtspersonen waarvan de activiteiten zich tot buiten de Friese provinciegrenzen uitstrekken. Ook vraagt de Raad aandacht te schenken aan de verhouding tussen dit wetsvoorstel en artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, nu ook in de andere landen van het Koninkrijk naast het Nederlands talen worden gebruikt, die in het juridisch en bestuurlijk verkeer een rol spelen.

1. In het wetsvoorstel is een afweging gemaakt van eenheid in taalgebruik in relatie met verscheidenheid in taalgebruik. In dat verband wordt aangetekend dat met de hier voorgestelde wetswijziging uitvoering wordt gegeven aan de verplichting die Nederland met betrekking tot de Friese taal is aangegaan onder artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Dit Handvest, dat op 5 november 1992 te Straatsburg is tot stand gekomen, is voor Nederland op 1 maart 1998 in werking getreden. Over de naleving en implementatie van de Handvestverplichtingen heeft de regering in 1999 een rapportage uitgebracht aan de Raad van Europa. Daarin werd geconstateerd dat de rechtsgeldigheid van in de Friese taal gestelde documenten voorwerp is van nader overleg tussen het Rijk en de provincie Fryslân. Het wetsvoorstel is hiervan de uitkomst. Voorts is het wetsvoorstel in overeenstemming met het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden dat op 1 februari 1995 te Straatsburg tot stand is gekomen. Het Kaderverdrag is overigens door Nederland nog niet geratificeerd. In het wetsvoorstel ter goedkeuring van het verdrag wordt in de door Nederland neer te leggen verklaring uitdrukkelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid specifieke voorzieningen te treffen ten aanzien van de Friezen in de provincie Fryslân.

De regeling van het taalgebruik, zoals neergelegd in het wetsvoorstel, sluit aan op de bepalingen inzake het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast sluit de regeling ook aan op de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Hieruit volgt dat het wetsvoorstel als een voortzetting moet worden beschouwd van bestendig beleid van diverse opeenvolgende kabinetten om de positie van de Friese taal in het rechtsverkeer te versterken. De memorie van toelichting is in deze zin aangevuld.

De beoogde versterking van de positie van de Friese taal in het rechtsverkeer brengt niet per definitie met zich dat altijd voor de door de Raad bepleite tweetalige documenten moet worden gekozen. Er is echter op een andere wijze uitdrukkelijk voorzien in de door de Raad gesignaleerde noodzaak om uit een oogpunt van derdenbescherming zorgvuldig om te gaan met regelgeving inzake het gebruik van de Friese taal. Ik verwijs hiervoor naar de memorie van toelichting.

Tenslotte vraagt de Raad aandacht te schenken aan de verhouding tussen dit wetsvoorstel en artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, nu ook in de andere landen van het Koninkrijk naast het Nederlands talen worden gebruikt, die in het juridisch en bestuurlijk verkeer een rol spelen. Het wetsvoorstel zal in de praktijk geen noemenswaardige gevolgen hebben voor het rechtsverkeer tussen Nederland en de Nederlandse Antillen c.q. Aruba. In deze zin is er geen sprake van een ingrijpende wijziging van het burgerlijk recht als bedoeld in artikel 39, tweede lid, van het Statuut. Voor wat betreft de relatie die wordt gelegd met de tweetaligheid op de Nederlandse Antillen en Aruba kan worden geconstateerd dat dit wetsvoorstel op geen enkele wijze noopt tot aanpassing van de wetgeving in deze landen van het Koninkrijk. Mocht in de Nederlandse Antillen en Aruba in de toekomst worden besloten tot het invoeren van soortgelijke regelgeving, dan ligt het voor de hand dat de regels omtrent tweetaligheid op elkaar zullen worden afgestemd.

2. Uit de memorie van toelichting volgt niet waarom slechts voor de rechtspersonen vereniging en stichting is gekozen. Er wordt enkel verwezen naar het antwoord van de minister op Kamervragen, volgens hetwelk een voorstel zal worden voorbereid dat het mogelijk maakt de in de Friese taal gestelde oprichtingsakte van stichtingen en verenigingen in de openbare registers van de Kamers van Koophandel te laten inschrijven.1 De Raad wijst erop dat bij de behandeling van de Wet op het Notarisambt ook over de oprichtingsakte van naamloze en besloten vennootschappen is gesproken2 en dat de thans enkel gestelde voorwaarde van het hebben van een zetel in Fryslân ook voor vennootschappen zou kunnen gelden. Mede in het licht van het hiervoor onder punt 1 gestelde acht de Raad een motivering gewenst, waarom een beperktere stap wordt gezet in het onderhavige voorstel en niet wordt gewacht totdat een bredere afweging heeft plaatsgevonden.

2. Het wetsvoorstel is in het bijzonder bedoeld voor verenigingen en stichtingen met een Fries-cultureel, charitatief of sociaal doel omdat gebleken is dat juist bij dergelijke rechtspersonen behoefte eraan bestaat de verbondenheid met Fryslân tot uitdrukking te brengen in statuten in de Friese taal. Bij kapitaalvennootschappen is die behoefte vooralsnog niet gebleken, reden om de kring van rechtspersonen niet ruimer te trekken dan nu wordt voorgesteld.

3. De Raad merkt voorts op dat sinds de invoering van de structuurregeling voor grote coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen,1 de coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij wetssystematisch niet meer als verenigingen worden beschouwd. Het feit dat de bepalingen van titel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (Verenigingen), waaronder artikel 27, ingevolge artikel 53a ook op de coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij van toepassing zijn indien daar in titel 3 (Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen) niet van wordt afgeweken, betekent dan ook niet dat in beginsel de voorgestelde wijziging van toepassing dient te zijn op de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij. Een nadere motivering waarom de regeling ook op de coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij betrekking dient te hebben acht de Raad daarom gewenst.

Aanbevolen wordt de toelichting bij artikel 27 lid 2 aan te vullen.

3. Bij de wetswijziging waaraan de Raad refereert, heeft de wetgever het stelsel van materiële criteria voor het zijn van coöperatie verlaten ten gunste van een formeel criterium. Coöperatie is de rechtspersoon die bij notariële akte als coöperatie is opgericht. De algemene bepalingen betreffende verenigingen in titel 2 van boek 2 zijn daarbij van toepassing gebleven voor zover daarvan niet uitdrukkelijk is afgeweken in titel 3, welke titel van toepassing is op coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Derhalve zal telkens onder ogen moeten worden gezien of er voor coöperaties of onderlingen gronden zijn om af te wijken van de algemene bepalingen van het verenigingsrecht. In het onderhavige geval ontbreekt die goede grond. Het is niet onaannemelijk dat Friese coöperaties en onderlingen hun verbondenheid met de Friese cultuur of traditie in hun statuten tot uitdrukking willen brengen. De memorie van toelichting is in deze zin aangevuld.

4a. Rechtspersonen kunnen in andere rechtsvormen worden omgezet (artikel 18 Boek 2 BW), waardoor verenigingen en stichtingen kunnen worden opgericht; ook kunnen bij fusie en splitsing verenigingen en stichtingen ontstaan (artikel 310 juncto artikel 312 lid 2, onder b, en artikel 334b juncto artikel 334f lid 2, onder b, Boek 2 BW). De Raad acht het gewenst dat ook op de mogelijkheden van taalgebruik met betrekking tot deze gevallen wordt ingegaan.

4b. Uit de toelichting wordt niet duidelijk wat het effect is van een zetelverplaatsing naar een gemeente buiten de provincie Fryslân.

Voor een zetelverplaatsing binnen Nederland is een statutenwijziging vereist. Wanneer ingevolge de artikelen 27 en 286 van Boek 2 BW de oprichtingsakte en de statuten die daar onderdeel van uitmaken, in het Fries zijn verleden en deze statuten vervolgens met betrekking tot de zetelvermelding worden gewijzigd, ligt het naar het oordeel van de Raad voor de hand dat de statuten niet langer mede in het Fries zullen luiden. Dit volgt echter niet uit de voorgestelde bepalingen.

De Raad adviseert aan deze kwestie aandacht te schenken.

4a. De wet eist voor een besluit tot omzetting of voor een voorstel tot fusie of splitsing niet de Nederlandse taal. Uiteraard zal het taalregime voor de nieuwe vereniging of stichting worden beheerst door de artikelen 27 en 286. Dat betekent dat de statuten in het Fries mogen worden opgesteld als de zetel van de nieuwe rechtspersoon in Fryslân gevestigd is.

4b. Zetelverplaatsing vindt, zoals de Raad opmerkt, plaats door wijziging van de statuten waarbij een andere statutaire zetel wordt aangewezen. Indien het betreft een rechtspersoon met in het Fries opgestelde statuten die aldus zijn zetel buiten de provincie Fryslân verplaatst, voldoet de rechtspersoon niet meer aan de voorwaarde dat hij zijn zetel in Fryslân heeft. Uit de wet vloeit voort dat deze rechtspersoon de statuten in de Nederlandse taal moet opstellen.

5. Het is het college opgevallen dat over dit onderwerp geen advies is uitgebracht door de commissie vennootschapsrecht. Gelet op de vragen die het wetsvoorstel oproept, beveelt de Raad aan alsnog advies in te winnen.

5. Een ontwerp voor het wetsvoorstel met toelichting is voor commentaar rondgezonden aan de leden van de commissie vennootschapsrecht. Het ontwerp gaf de leden geen aanleiding tot commentaar of advies. Ik acht het om deze reden minder zinvol om alsnog uitdrukkelijk het advies van de commissie in te winnen.

6. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

6. De redactionele kanttekening van de Raad is overgenomen.

7. Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de officiële benaming «Wet op het notarisambt» te hanteren. Tevens is bij de formulering rekening gehouden met de omstandigheid dat de Handelsregisterwet is vervangen door de Handelsregisterwet 1996.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 2 februari 2001, no. W03.00.0560/I, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– In de considerans naast de statuten ook de oprichtingsakte vermelden.


XNoot
1

Artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer.

XNoot
1

Aanhangsel Handelingen II, nr. 594.

XNoot
2

Handelingen I 1999/2000, blz. 1058.

XNoot
1

Wet van 16 juni 1988, Stb. 305.

Naar boven