27 627
Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (Eucaris); Luxemburg, 29 juni 2000

nr. 231
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2001

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 maart 2001.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 7 april 2001.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 29 juni 2000 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (Eucaris) (Trb. 2000, 98).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

1. Inleiding

De versoepeling en het wegvallen van nationale grenscontroles binnen de Europese Unie alsmede de grotere toegankelijkheid van Midden- en Oost-Europese landen, hebben tot een vergroting van de internationale mobiliteit van personen en voertuigen geleid. Deze ontwikkeling versterkt de noodzaak van een systematische en multilaterale uitwisseling van voertuig- en rijbewijsgegevens. Deze noodzaak wordt gevoeld door informatiebehoefte van politie-autoriteiten bij de bestrijding van internationale autocriminaliteit en door eisen met betrekking tot de zuiverheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de nationale voertuigregisters. Ook is er een groeiende behoefte aan informatie over geïmporteerde voertuigen die ter registratie worden aangeboden, en aan informatie over buitenlandse rijbewijzen die ter omwisseling worden aangeboden.

Op initiatief van Nederland is door de registrerende autoriteiten van de BENELUX-landen een proefproject uitgevoerd voor bilaterale uitwisseling van voertuig- en rijbewijsgegevens. Voor die gegevens en de verwerking daarvan bleven de deelnemende landen verantwoordelijk. De nationale procedures en de regelgeving terzake van registratie en afgifte van documenten bleven gehandhaafd.

Naar aanleiding van het project is de wens naar voren gekomen voor een multilateraal instrument waarbij gebruik gemaakt zou kunnen worden van directe uitwisseling van voertuig- en rijbewijsgegevens. Inmiddels hebben Duitsland en Groot-Brittannië zich aangesloten bij de verdere ontwikkeling van een Europees voertuig- en rijbewijs-informatiesysteem (EUCARIS). Met het onderhavige verdrag is het initiatief genomen om een daadwerkelijke oprichting van EUCARIS te realiseren.

Overigens zijn voor die oprichting ook andere ontwikkelingen van belang. Zo heeft de Raad van de Europese Unie op 29 april 1999 de Richtlijn 1999/37/EG inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG L 138) vastgesteld. In die richtlijn is onder meer bepaald dat de lidstaten de nieuwe inschrijving van een voorheen in een andere lidstaat ingeschreven voertuig moeten melden. Voorts kunnen zij bilateraal of multilateraal gegevens uitwisselen, met name om vóór de inschrijving van een voertuig na te gaan wat de rechtstoestand daarvan is, zo nodig in de lidstaat waar het tot dusver was ingeschreven. Daarbij kan in het bijzonder gebruik worden gemaakt van met elkaar verbonden elektronische middelen.

2. Het verdrag

Het verdrag voorziet in een realisering van een informatiesysteem met de mogelijkheid om gegevens van rijbewijzen en van geïmporteerde voertuigen in het land van herkomst te verifiëren. Op basis van controle van gegevens en beperkende bijzonderheden (bijvoorbeeld fysiek zoals brildragend) wordt voorkomen dat een vals of gestolen rijbewijs in een ander land voor een authentiek rijbewijs wordt omgewisseld. Verder voorkomt de uitwisseling van voertuiggegevens dat een voertuig dat gestolen is in een land, in een ander land door (her)registratie wordt gewit. Het informatiesysteem kan ook fraude met voertuiggegevens, zoals verjonging van het bouwjaar, verhinderen.

Het verdrag heeft geen gevolgen voor het Nederlandse beleid met betrekking tot het registreren van voertuigen en rijbewijzen, en het verstrekken van gegevens aan buitenlandse autoriteiten. In Nederland wordt de registratie verricht door de RDW, een zelfstandig bestuursorgaan van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Betrouwbare registers zijn een belangrijk instrument bij de handhaving van voertuigverplichtingen zoals verkeersregels, verzekering, motorrijtuigenbelasting, keuring en mogelijkerwijs het betaald-rijden, alsmede de bestrijding van (inter)nationale fraude en criminaliteit. Met de huidige mogelijkheden van elektronische datacommunicatie is het technisch eenvoudig om direct (on-line) informatie uit te wisselen teneinde legale nationale registraties te waarborgen.

Ingevolge artikel 43, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kunnen in gevallen die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, gegevens uit het kentekenregister aan buitenlandse autoriteiten van een land worden verstrekt. Het opvragen van gegevens uit de voertuig- en rijbewijsregisters zal altijd via de nationale registrerende autoriteit moeten geschieden. Deze kan daardoor in alle gevallen er direct op toezien dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt in overeenstemming met de doeleinden van de overeenkomst.

3. Artikelsgewijze toelichting

3.1. Begripsomschrijvingen (hoofdstuk I)

Artikel 1 geeft een omschrijving van diverse in het verdrag voorkomende begrippen. De definitie van «persoonlijke gegevens» is van Duitse zijde ingebracht om zeker te stellen dat voertuiginformatie wordt aangemerkt als persoonlijke informatie indien daarmee de identiteit van een voertuighouder zou kunnen worden vastgesteld.

3.2. Het opzetten van een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (hoofdstuk II)

Artikel 2, eerste lid, bevat de verplichting voor de centrale registratie-autoriteiten (hierna te noemen de registratie-autoriteit) van de verdragspartijen om een gemeenschappelijk EUCARIS-systeem te ontwikkelen en in stand te houden. Het directe doel van EUCARIS wordt in het tweede lid omschreven en heeft betrekking op de ontwikkeling van een netwerkstructuur, een informatiestructuur en een beheerssysteem. Met behulp van deze infrastructuren kunnen de volgende algemene doeleinden worden nagestreefd:

a) verzekering van de zuiverheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de nationale registers voor voertuigen en rijbewijzen;

b) voorkomen van registratie van geïmporteerde voertuigen, die in het land van herkomst staan geregistreerd als gestolen, vermist, zwaar beschadigd of gesloopt;

c) preventie van fraude met verzekeringen, belastingen, bouwjaar van het voertuig, en dergelijke;

d) voorkomen van formalisering van vervalste of ongeldige documenten (kentekenbewijzen, registratiebewijzen en rijbewijzen).

3.3. Werking en toepassing van het Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (hoofdstuk III)

Artikel 3 beschrijft de structuur van het informatie-uitwisselingssysteem. Hierbij krijgen de registratie-autoriteiten toegang tot elkaars informatie uitsluitend voor raadpleging. Zij mogen geen mutaties in elkaars informatie aanbrengen. Deze autoriteiten blijven volledig verantwoordelijk voor de informatie in hun registers en eventuele mutaties daarop.

Artikel 4 geeft aan dat de nationale registratie-autoriteiten elkaars voertuig- en rijbewijsregisters dienen te raadplegen bij:

a) (her)registratie, wanneer een voertuig eerder bij een andere partij is geregistreerd;

b) aanvraag of inwisseling van een rijbewijs; in dat geval kan worden gecontroleerd of door een andere registratie-autoriteit reeds eerder een geldig rijbewijs is afgegeven.

Artikel 5 geeft een opsomming van gegevens die minimaal beschikbaar moeten zijn in de centrale voertuig- en rijbewijsregisters. Aanvullend aan deze minimaal vereiste gegevens kunnen verdragspartijen overeenkomen extra gegevens voor elkaar ter beschikking te stellen.

Artikel 6 beschrijft de mogelijke onregelmatigheden in het geval waarvan actie moet worden genomen door de registratie-autoriteit bij wie een aanvraag voor voertuigregistratie of rijbewijs is ingediend.

Artikel 7 verplicht de registratie-autoriteit van het ene land die een kenteken of een rijbewijs afgeeft, daarvan mededeling te doen aan de registratie-autoriteit van het andere land die eerder aan de aanvrager een kenteken of rijbewijs heeft afgegeven.

Artikel 8 legt vast dat per deelnemend land slechts één centrale registratie-autoriteit verantwoordelijk is voor het juist functioneren van EUCARIS. Hiermee wordt directe aansluiting van gedecentraliseerde regionale of lokale registraties uitgesloten. In geval van dergelijke registraties, dient eerst op nationaal niveau te worden gecoördineerd, alvorens aan EUCARIS kan worden deelgenomen.

Artikel 9 geeft aan dat uitsluitend op grond van de doeleinden omschreven in het tweede lid van artikel 2 informatie uit de voertuig- en rijbewijsregisters kan worden verstrekt. Tevens geeft het door middel van een limitatieve opsomming aan dat de informatie uitsluitend mag worden doorgegeven aan politie, openbaar ministerie, douane, veiligheidsdiensten en aan administratieve autoriteiten die voor de registratie van voertuigen en de afgifte en registratie van rijbewijzen verantwoordelijk zijn.

Artikel 10 regelt het uit circulatie nemen van oude documenten. Hiermee wordt voorkomen dat deze voor frauduleuze doeleinden kunnen worden aangewend.

3.4. Bescherming van gegevens, beveiliging van het Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem, toezicht op gegevensbescherming (hoofdstukken IV, V en VI)

De artikelen 11 tot en met 18 gaan in op de bescherming en beveiliging van de gegevens en van de personen op wie de gegevens betrekking hebben. Voor de bescherming van persoonsgegevens is de richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281; hierna te noemen de Europese privacy-richtlijn) van toepassing verklaard. Daarenboven kan de registratie-autoriteit die de gegevens verstrekt, nog aanvullende eisen stellen indien en voor zover haar nationale wetgeving dat vereist. In Nederland is de RDW onderworpen aan het regime van de Wet persoonregistraties. Deze wet zal op korte termijn worden vervangen door de Wet bescherming persoonsgegevens. Door laatstgenoemde wet wordt de Europese privacy-richtlijn geïmplementeerd. De registratie van persoonsgegevens wordt verder beheerst door het Privacyreglement Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister van 10 juli 1996 en het Privacyreglement kentekenregister 2000 van 7 september 2000.

Toepassing van de Europese privacy-richtlijn is ingevolge artikel 24, eerste lid, van het onderhavige verdrag een absolute voorwaarde om bij het verdrag partij te worden. Die richtlijn bevat een aantal voorschriften voor de doorgifte van persoonsgegevens vanuit de lidstaten van de Europese Unie naar derde landen. Hoofdregel is dat persoonsgegevens alleen naar een derde land mogen worden doorgegeven indien dat land «een passend beschermingsniveau» waarborgt. Ingevolge artikel 25, tweede lid, van de Europese privacy-richtlijn moet het passend karakter van het geboden beschermingsniveau worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden die op de doorgifte van invloed zijn; in het bijzonder wordt daarbij rekening gehouden met:

• de aard van gegevens;

• het doel en de duur van de voorgenomen verwerking(en);

• het land van herkomst en het land van eindbestemming;

• de algemene en sectoriële rechtsregels die in het betrokken land gelden;

• de beroepscodes; en

• de veiligheidsmaatregelen die in de landen worden nageleefd.

Overigens vindt in EU-kader een onderzoek plaats naar het beschermingsniveau van de persoonsgegevens in de staten die partij zijn bij het op 28 januari 1981 te Straatsburg totstandgekomen Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (Trb. 1988, 7). Tot nu toe zijn alleen Hongarije en Zwitserland onderzocht en akkoord bevonden.

In het kader van het onderhavige verdrag zal een passend beschermingsniveau niet alleen moeten worden gewaarborgd voor de doorgifte van persoonsgegevens van een verdragsstaat, zijnde een EU-lidstaat, naar een verdragsstaat, niet zijnde een EU-lidstaat, maar ook doorgifte van persoonsgegevens van een verdragsstaat naar een andere verdragsstaat, beide niet zijnde EU-lidstaten. In het geval een EU-lidstaat ontvanger is van de gegevens, ligt een passend beschermingsniveau besloten in de wetgeving van die lidstaat ter implementatie van de Europese privacy-richtlijn.

3.5. Organisatie (hoofdstuk VII)

Artikel 19 bepaalt dat er een Raad wordt opgericht, samengesteld uit de vertegenwoordigers van de registratie-autoriteiten van de verdragspartijen. Op grond van het tweede lid is die Raad verantwoordelijk voor de uitvoering van het verdrag en voor het juiste functioneren van het informatiesysteem. Besluiten met betrekking tot de uitvoering van het verdrag dienen ingevolge het eerste lid met eenparigheid van stemmen te worden aangenomen. Besluiten die bindend zijn voor verdragspartijen, zullen zich tot de nationale autoriteiten richten en zijn besluiten in de zin van artikel 92 van de Grondwet.

Artikel 20 geeft aan welke kosten voor rekening van een verdragspartij komen en welke gemeenschappelijk zijn. De gemeenschappelijke kosten worden gelijkelijk gedragen.

3.6. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid (hoofdstuk VIII)

Artikel 21 regelt de aansprakelijkheid voor eventuele schades die kunnen ontstaan door het verstrekken van onjuiste gegevens of een onjuiste verwerking daarvan. In deze regeling wordt zekergesteld dat benadeelde personen die bewijsbare schade hebben geleden, in ieder geval schadevergoeding krijgen van de registratie-autoriteit van wie de gegevens zijn ontvangen (eerste lid). Eventueel nader verhaal van betaalde schadevergoedingen is een zaak voor overleg tussen de betrokken registratie-autoriteiten (tweede lid).

4. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven