27 625 Waterbeleid

Nr. 330 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2014

In het algemeen overleg Waterveiligheid van 19 juni 2014 hebben de woordvoerders van de fracties van D66, PvdA, CU en SP gevraagd om een «meekoppeltoets» bij het realiseren van projecten in het waterdomein. Ik heb toegezegd hierover contact op te nemen met de Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers (CNK), bestaande uit 7 natuurbeschermingsorganisaties, die in opdracht van mijn ministerie (in het Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering) 20 klimaatbuffer projecten hebben uitgevoerd. Projecten waarbij waterveiligheid, vermindering van wateroverlast en voldoende zoetwater zijn gerealiseerd via het aanleggen van natuur.

Het kabinet is voorstander van een integrale aanpak bij investeringen in het ruimtelijk domein. Een integrale aanpak van gebiedsopgaven is een van de speerpunten bij de vernieuwing van het MIRT en maakt onderdeel uit van het Deltaprogramma, dat wordt verankerd in het Nationaal Waterplan (NWP). Randvoorwaarde vanuit het kabinet voor het meekoppelen van belangen is dat met de beschikbare Rijksmiddelen de voorgenomen doelen ten aanzien van waterveiligheid, zoetwatervoorzieningen en waterkwaliteit worden gehaald. Indien het realiseren van andere maatschappelijke doelen leidt tot aanvullende kosten, bovenop de beschikbare middelen voor mitigatie en compensatie van natuur, dienen deze uit andere budgetten te worden gefinancierd.

Graag informeer ik u dat op 4 september jongstleden ambtelijk overleg heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de CNK. Daarin is van de zijde van CNK toegelicht dat in hun ogen, ondanks goede voorbeelden, in de praktijk onvoldoende maatschappelijke waardecreatie en integraal werken tot stand komt bij investeringen in het ruimtelijk domein. In de uitvoering worden projecten vaak uitgekleed en raken opties voor een integralere aanpak uit beeld. De voorgestelde «meekoppeltoets» is bedoeld om elkaar te kunnen aanspreken op het daadwerkelijk onderzoeken van kansen daarvoor bij ruimtelijke investeringen. Als invulling was gesuggereerd om een bestaand artikel in de Waterwet (5.4 lid 2) hiervoor te gebruiken, zoals in 2011 was voorzien bij een wetswijziging op basis van een amendement van de Kamerleden Jacobi, Van Veldhoven, Koppejan en Lucas. Om dit artikel te kunnen gebruiken dient in een AMvB de scope te worden gedefinieerd waarop dit artikel betrekking heeft.

Tijdens het gesprek met de CNK is van de kant van mijn ministerie in aanvulling op de bovengenoemde beleidsinzet toegelicht welke instrumenten worden ingezet om bij investeringen in het ruimtelijke domein synergie te stimuleren van bredere belangen en ambities:

  • 1. Via het wetsvoorstel Omgevingswet wordt voorzien in juridische waarborgen in de voorgestelde projectprocedure voor integrale aanpak van gebiedsopgaven (5.45, 5.46 en 5.49).

  • 2. Via verankering in de Bestuursovereenkomst Deltaprogramma. De verbinding van wateropgaven met andere ruimtelijke ambities is een uitgangspunt van de projecten die voortkomen uit de Deltabeslissingen en de regionale voorkeurs-strategieën. Dit is ook een belangrijk kenmerk van adaptief deltamanagement. Zo komen nieuwe, doelmatige en duurzame oplossingen binnen bereik.

  • 3. Via de Rijksnatuurvisie en de beleidsmatige verankering hiervan in het Nationaal Waterplan 2 en het Beheer- en Ontwikkelplan Rijkswateren. Bij de uitvoering van maatregelen voor waterveiligheid, waterkwaliteit en zoetwatervoorziening zullen mogelijkheden voor het realiseren van natuurdoelstellingen worden benut.

  • 4. Via het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De spelregels van het HWBP bieden mogelijkheden tot het meekoppelen van andere opgaven, onder voorwaarde van cofinanciering indien nodig. Deze werkwijze krijgt aandacht bij programmering, advies, review, toets, communicatie, opleiding, handreikingen en samenwerking.

  • 5. Via toepassing van de Omgevingswijzer van Rijkswaterstaat in de verkenningsfase en de planstudiefase. Omgevingspartijen worden in deze fasen uitgenodigd om kansen voor duurzame gebiedsontwikkeling en synergie met bredere belangen in kaart te brengen.

Aanvullend daarop (en in lijn daarmee) is in het gesprek voorgesteld om het principe van meekoppelen ook op te nemen in de afspraken met Rijkswaterstaat over de uitvoeringsprogramma’s en daarover ook afspraken te maken met de waterschappen. Dit biedt ook in de overbruggingsperiode naar implementatie van de Omgevingswet een concreet houvast voor de waterbeheerders bij de uitvoering van projecten.

In het gesprek met CNK is geconcludeerd dat dit alles voldoende verankering voor een integrale aanpak van ruimtelijke opgaven lijkt te bieden. Daarmee is een nadere uitwerking van een meekoppeltoets onder de Waterwet in aanloop naar de Omgevingswet niet nodig.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven