27 625 Waterbeleid

Nr. 196 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 mei 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 22 april 2011 inzake het Bestuursakkoord Water, kabinetsreactie taskforce Ten Heuvelhof en waterveiligheidsopgave (Kamerstuk 27 625, nr. 190).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 mei 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de commissie,

Sneep

1

Klopt het dat de vergunningverlening voor onttrekking van grondwater onderdeel uit maakt van de verzamelwet van rechtswege verleende vergunning? Zo ja, kunt u nader toelichten2 waarom het van rechtswege verlenen van een vergunning op grondwaterbelasting niet bezwaarlijk is?

Gedoeld wordt op een aantal wijzigingen van de Wet belastingen op milieugrondslag. Deze wet valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën.

2

Hoeveel zijn de lokale lasten voor burgers en bedrijven op korte termijn gestegen?

De stijging van de waterschapslasten in 2011 voor een gezin met 2 kinderen en een woning met een waarde van € 200 000,= bedroeg gemiddeld 2 %. Voor een groothandel met een WOZ-waarde van € 2 400 000 en vervuilingswaarde van 10 vervuilingseenheden is de stijging gemiddeld 1,4% en voor een middelgroot metaalbedrijf met een WOZ-waarde van € 12 000 000 en vervuilingswaarde van 450 vervuilingseenheden bedraagt deze gemiddeld 1,6%.

3a

Wanneer kan de afstemming/intercalibratie van de biologische waterkwaliteitsbeoordelingen tussen Europese lidstaten in het kader van de gedeeltelijke temporisering van het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren worden afgerond en naar de Kamer worden gestuurd?

De afstemming/intercalibratie van de biologische waterkwaliteitsbeoordelingen tussen Europese lidstaten verloopt in fasen. Het meeste werk is reeds afgerond en vastgelegd in het Intercalibratiebesluit van 2008. De laatste fase wordt eind 2011 afgerond. Dit leidt tot zeer geringe aanpassingen van de doelstellingen voor de waterkwaliteit. De daarvoor benodigde maatregelen zullen hierdoor vermoedelijk niet wijzigen. Welke maatregelen wanneer uitgevoerd worden staat los van de intercalibratie. De keuze van de het soort maatregel en het moment waarop deze worden uitgevoerd, is een nationale keuze waar haalbaarheid en betaalbaarheid het uitgangspunt zijn.

3b

Bent u bereid om de resultaten met de Kamer te bespreken?

Ik ben bereid u te informeren over de uitkomsten van de intercalibratie wanneer alle uitkomsten bekend zijn.

4

Op welke wijze rapporteert u aan de Kamer over de uitvoering van dit Bestuursakkoord?

In het Bestuursakkoord Water is afgesproken om jaarlijks te rapporteren over de voortgang in «Water in Beeld», de voortgangsrapportage die naar uw Kamer wordt gestuurd.

5

Is het Bestuursakkoord ook met andere landen van de relevante stroomgebieden besproken?

Over het Bestuursakkoord Water is niet met andere landen in de relevante stroomgebieden gesproken. Wel is in de afspraken rekening gehouden met de internationale en EU-verplichtingen. Zo wordt bij het vormgeven van de nieuwe plannen rekening gehouden met de verplichtingen uit de EU richtlijnen (ondermeer van de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico’s).

6a

Deelt u de mening dat een lozing van effluent op het oppervlaktewater in beheer van een waterschap, door datzelfde waterschap, uiteindelijk ook effect kan hebben op water dat in beheer is van het Rijk?

Ja, dat is mogelijk afhankelijk van de specifieke situatie.

6b

Waarom wordt hierover dan geen heffing geheven, terwijl dit bij een directe lozing in water in beheer van het Rijk wel gebeurt?

Een heffing voor het brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktelichaam wordt op grond van de Waterwet opgelegd door de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam waarop wordt geloosd.  Vele lozingen kunnen «stroomafwaarts», in water dat bij een ander in beheer is, ook effect hebben, maar het zou administratief ondoenlijk zijn om daarvoor ook een heffing in te stellen door de beheerder van het stroomafwaarts gelegen oppervlaktewater, nog los van de vraag hoe de hoogte daarvan zou moeten worden vastgesteld.

6c

Deelt u de mening dat het heffen door overheden onderling zoveel mogelijk dient te worden voorkomen?

Op grond van de regeling in de Waterwet leggen waterschappen geen verontreinigingsheffing op voor lozingen vanuit door hun beheerde zuiveringstechnische werken op «eigen water» en voor lozingen vanuit gemeentelijke riooloverstorten. Bij lozingen vanuit zuiveringstechnische werken op rijkswater geldt een korting van 50%. Deze regeling is in belangrijke mate bepaald door de inbreng van de Tweede Kamer bij de totstandkoming van de Waterwet om het heffen door overheden onderling te beperken.

7a

Waarom moeten waterschappen betalen voor het gebruik van gegevens uit de gemeentelijke basisregistratie en worden deze gegevens niet om-niet beschikbaar gesteld?

Op grond van wet GBA zijn afnemers verplicht een bijdrage in de kosten te leveren voor de instandhouding van het GBA-netwerk. Niet-budget gefinancierde organisaties, zoals de waterschappen, ontvangen een factuur voor het gebruik van de GBA.

7b

Deelt u de mening dat het niet doorrekenen zou kunnen bijdragen aan de optimalisatie van gegevensopslag?

Nee, dit zou niets met de bijdrage in de kosten te maken mogen hebben.

8a en 8b

Waarom wordt er nog steeds uitgegaan van gemeentelijke verschillen in het vaststellen van de kwijtscheldingsnorm voor het betalen van belasting?

Deelt u de mening dat dergelijke verschillen leiden tot extra administratieve lasten, omdat een burger bijvoorbeeld bij de gemeente wel kwijtschelding kan ontvangen en bij het waterschap niet en dat burgers dan ook twee keer het aanvraagproces door moeten?

Binnen de marges van de landelijke regeling (Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen) hebben lokale overheden een beperkte mate van beleidsvrijheid. Dit kan inderdaad leiden tot verschillende regelingen bij verschillende overheden. Over de achtergronden hiervan heeft de minister van Financiën uw Kamer uitgebreid geïnformeerd naar aanleiding van de vragen van het lid Karabulut (TK 2010–11, Aanhangsel, 148). Per 1 januari 2011 is overigens ook bij waterschappen de voor gemeenten al langer bestaande mogelijkheid voor automatische kwijtschelding geïntroduceerd. Burgers aan wie eenmaal kwijtschelding verleend is, hoeven niet meer ieder jaar opnieuw kwijtschelding aan te vragen. Hiermee worden de administratieve lasten beperkt.

9

Wat is uw reactie op het pleidooi van de Unie van Waterschappen om de directe verkiezingen te behouden en op de daarbij genoemde argumenten?

In het regeerakkoord is gekozen voor indirecte verkiezingen door gemeenteraden. Het betreft verkiezingen voor een functionele democratie, die wettelijke taken uitvoert binnen kaders die door de algemene democratie worden gesteld. Uit kiezersonderzoek is gebleken dat veel burgers deze verkiezingen niet als belangrijk ervaren of uit meer principiële overwegingen geen stem willen uitbrengen. Daarbij acht het kabinet het ongewenst dat de directe verkiezingen elke keer aanleiding zijn voor een discussie over het nut van de waterschapsverkiezingen. Tot slot weegt het kabinet mee dat het een besparing oplevert. Daarom kiest het kabinet voor indirecte verkiezingen, met behoud van het lijstenstelsel en de geborgde zetels.

10

Vewin (Vereniging van waterbedrijven in Nederland) en de Unie van Waterschappen hebben opgemerkt dat het schrappen van de preregistratietoets (gebaseerd op artikel 2.10Rgb) ertoe kan leiden dat knelpunten voor de waterkwaliteit toenemen. Kunt u garanderen dat de waterkwaliteit niet zal verslechteren vanwege residuen van bestrijdingsmiddelen in (oppervlakte)water?

Nee, die garantie kan ik u niet geven. Wat ik u wel kan garanderen is dat ik zal ingrijpen als de kwaliteit verslechtert. Dat kan bijvoorbeeld via aanvullende gebruiksmaatregelen, zoals sterk emissiereducerende spuitdoppen. In de glastuinbouw waar de knelpunten het grootst zijn heeft de sector zelf een plan van aanpak opgesteld met maatregelen die moeten leiden tot een sterke reductie van de belasting van het oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen. Vanaf 2013 moeten effecten al goed zichtbaar zijn.

11

Is het volgens u wenselijk om de preregistratietoets te laten vervallen om het Nederlandse toelatingsbeleid in lijn te brengen met Europa, terwijl Nederland te maken heeft met specifieke omstandigheden zoals een grote bevolkingsdruk en veel wind en water? Kunt u uw antwoord toelichten?

Het is voor mij wenselijk een level playing field te creëren voor de Nederlandse agrarische sector. Door innovatie en door waterkwaliteitsbeleid en waar nodig in te zetten op aanvullende gebruiksmaatregelen houden we rekening met de specifieke omstandigheden in Nederland.

12

Welk nieuw beleid gaat in gang gezet worden om te zorgen dat de waterkwaliteit zal voldoen aan de Europese en nationale standaarden?

We hebben beleid om de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te bereiken. Waar nodig wordt dit geïntensiveerd, zie de antwoorden op vraag 10 en 11.

13

Is het uitgesloten dat er op de korte en lange termijn lastenverzwaring voor burgers en bedrijven komt door stijging van de lasten en kosten in de waterketen?

Om vast te stellen wat de potentiële besparingen in de waterketen zijn is in 2010 een commissie ingesteld die tot taak kreeg het feitenmateriaal over doelmatigheid en doelmatigheidsverhoging te inventariseren en te bezien welke conclusies daaruit getrokken kunnen worden. Alle bij de waterketen betrokken partijen waren in deze commissie vertegenwoordigd en hebben de conclusies onderschreven. In dit feitenrapport van de commissie staat onder meer vermeld dat de voorziene kostenverhoging van ongeveer 600 miljoen euro, die veroorzaakt wordt door rioolvervanging, klimaatadaptatie (afvoeren van regenwater) en waterkwaliteitsverbetering grotendeels, namelijk voor maximaal 550 miljoen euro, kan worden gecompenseerd door besparingen. Enige lastenverzwaring is derhalve niet uitgesloten.

14

Hoe worden toekomstige tegenvallers door stijging van de lasten en kosten in de waterketen bij de uitvoeringsprogramma’s opgevangen?

Er zijn vele mogelijkheden om tegenvallers op te vangen. Welke mogelijkheden worden gebruikt als zich een dergelijke situatie voordoet, is een verantwoordelijkheid van de betrokken gemeente(n) en waterschap(pen) en zullen per situatie en concrete omstandigheden verschillen.

15

Hoe verhouden de uitspraken van Vewin (artikel Spits, 10 maart 2011), die stelt dat verwacht wordt dat vanwege nieuwe regels3 de prijs van drinkwater omhoog zal gaan vanwege extra vervuiling met pesticiden, zich tot het in het Bestuursakkoord water gestelde «dat naar verwachting het beheer van het watersysteem in 2020 zal oplopen tot 8 a 9 miljard euro, mits er geen maatregelen worden genomen» alsmede het feit «dat er een doelmatigheidswinst bij drinkwaterbedrijven behaald zal worden van € 70 miljoen»?

Ik heb nog geen onderbouwing gezien van de uitspraken van Vewin dus daar kan ik niet op ingaan. Ik zal in ieder geval ingrijpen als de waterkwaliteit verslechtert (zie vraag 10).

De beoogde doelmatigheidswinst van 70 miljoen euro staat hier overigens los van. De doelmatigheidswinst zit hem in maatregelen gericht op efficiencyverhoging en niet in besparingen op de zuivering van drinkwater.

16

Kunt u een uitsplitsing geven van de genoemde 7 miljard in 2010 en de 8 á 9 miljard in 2020 aan totale jaarlijkse kosten voor het beheer van het watersysteem en de waterketen?

In 2010 werd ongeveer 45% van de totale kosten van het waterbeheer besteed aan het beheer van het watersysteem en ongeveer 55% aan de waterketen.

Richting 2020 worden in deze verhouding geen grote wijzigingen verwacht.

In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat de lastenontwikkeling van het waterbeheer (waterketen en watersysteem), inclusief de te behalen doelmatigheidswinst, gemonitord gaat worden.  Daarmee wordt ook inzichtelijk of deze verhouding gaat wijzigen.

17

Hoe moet de «doelmatigheidswinst» van 750 miljoen in 2020 worden bezien in verhouding tot de opmerking van de voorzitter van de Unie van Waterschappen, in bijvoorbeeld de NRC van 22 april, dat de helft van de hogere bijdrage van 181 miljoen van de waterschappen aan het Rijk, zal moeten komen uit hogere tarieven? Is het een pure doelmatigheidswinst of zijn er lastenstijgingen aan verbonden?

De voorzitter van de Unie van Waterschappen moet bij deze opmerking de korte termijn in gedachten hebben gehad. De bijdrage van 181 miljoen euro aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma zal namelijk in 2020 worden gefinancierd uit doelmatigheidswinst, zo is afgesproken in het Bestuursakkoord Water. Maar omdat de mogelijkheden van te bereiken winsten in tijd en per waterschap verschillen, kan het nodig zijn om de eerste jaren tariefsverhogingen door te voeren die pas later worden gecompenseerd door doelmatigheidswinst. Hierbij geldt ook de algemene afspraak uit het regeerakkoord dat de lokale lasten niet meer dan gematigd zullen stijgen.

18

Op welke lasten wordt precies gewezen in de zin «Hierdoor beperken we de kostenstijging en zorgen we ervoor dat de lokale lasten van burgers en bedrijven gematigd stijgen conform het gestelde in het regeerakkoord»? En hoe hoog zijn deze lasten?

Hiermee wordt gedoeld op zowel de rioolheffing van gemeenten als de watersysteemheffing en zuiveringsheffing van waterschappen. Deze lasten verschillen per gemeente en waterschap. In het Bestuursakkoord Water is afgesproken dat macro gezien deze lasten niet meer dan gematigd zullen stijgen. Dit is ook verwoord in het regeerakkoord.

19a

Kunt u de na te streven doelmatigheidswinst in de waterketen van 450 miljoen in 2020 nader onderbouwen?

Zoals in vraag 13 reeds is aangegeven, is in 2010 een feitenrapport over de waterketen opgesteld. De conclusie in dit feitenrapport was dat 450 miljoen euro doelmatigheidswinst in 2020 mogelijk moest zijn, waarvan 380 miljoen euro te realiseren in de afvalwaterketen en 70 miljoen euro door binnen de drinkwatersector een verdergaande kostenreductie te realiseren.

19b

Hoe zal de doelmatigheidswinst van 380 miljoen naar verwachting zijn verdeeld over gemeenten en waterschappen?

In het eerder genoemde feitenonderzoek is vastgesteld dat gemeenten 140 miljoen euro kunnen besparen en waterschappen 100 miljoen euro. Daar komt 140 miljoen euro bij voor waterschappen en gemeenten vanwege integratie van riolering- en zuivering tot een uitvoeringsorganisatie voor afvalwaterbeheer. In totaal is dat vanaf 2020 380 miljoen euro per jaar te besparen in de afvalwaterketen.

19c

En hoe wordt – mede gelet op de stijgende kosten voor het beheer van het watersysteem en de waterketen – de komende jaren overtuigend en transparant voor burger en Kamer aangetoond dat de beoogde doelmatigheidswinst daadwerkelijk wordt bereikt?

In het Bestuursakkoord Water wordt aangegeven dat een voorstel wordt uitgewerkt voor 1 november 2011 om mede op basis van de drie benchmarks de ontwikkeling van de lokale lasten en de bereikte doelmatigheidswinst door de jaren heen, inclusief een nulmeting, in beeld te brengen. Bestaande monitoringssystematieken worden hierbij betrokken.

Het ontwikkelen van een dergelijk voorstel is inmiddels ter hand genomen door een werkgroep waarin alle betrokken partijen zitting hebben.

20

Kunt u de exacte bezuinigingen op de Kaderrichtlijn Water uit het regeerakkoord opsommen en kunt u de verschillende posten die nu jaarlijks voor de Kaderrichtlijn benut worden op een rij zetten?

De invulling van de bezuiniging uit het regeerakkoord op de Kaderrichtlijn Water (KRW) is opgenomen in de Vaststelling begroting Infrastructuurfonds voor het jaar 2011, 32 500 A 4 Nota van wijziging. De bezuiniging is verwerkt op het Verbeterprogramma waterkwaliteit Rijkswateren. In de periode 2011 t/m 2015  is de taakstelling 150 miljoen euro en daarna structureel 50 miljoen euro per jaar.

Het budget voor het Verbeterprogramma waterkwaliteit Rijkswateren is na taakstelling in de periode 2011 tot en met 2015 186 miljoen euro. Daarnaast zijn er nog twee programma’s die bijdragen aan het bereiken van de KRW-doelstellingen. Het gaat om innovatieprogramma KRW, met een budget van 58 miljoen euro voor 2011–2012 en het programma synergie KRW/WB21 van 78 miljoen euro voor 2011–2016. De budgetten voor deze drie programma’s maken onderdeel uit van artikel 11.03.02 (realisatie waterbeheren) van het Infrastructuurfonds.

21

In het regeerakkoord is afgesproken dat structureel 50 miljoen wordt bezuinigd op de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Kunt u de Kamer ervan verzekeren dat deze bezuiniging inderdaad alleen de implementatie van de Kaderrichtlijn Water zal raken en niet ten koste zal gaan van bijvoorbeeld investeringen in waterveiligheid, te meer daar de Kaderrichtlijn Water in 2027 moet zijn geïmplementeerd en de uitgaven aan de Kaderrichtlijn Water dan dus ten einde lopen?

Ik heb er voor gekozen om binnen het waterbeleid waterveiligheid topprioriteit te geven. Investeringen voor de veiligheid krijgen daarom ook voorrang bij mijn afweging voor de inzet van middelen.

22a

Kan, gelet op de uiterste implementatiedatum van de Kaderrichtlijn Water, eigenlijk wel gesproken worden van een structurele bezuiniging?

De bezuiniging die in het regeerakkoord is afgesproken is structureel tot 2027, de looptijd van de Kaderrichtlijn Water.

22b

En lukt het om «structureel» 50 miljoen te versoberen, zonder dat de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water voor de uiterste implementatiedatum in gevaar komt?

In het regeerakkoord is aangegeven dat bij de implementatie van de Kaderrichtlijn Water er sprake is van versoberen en temporiseren. Het streven is door het stimuleren van een innovatieve aanpak met behulp van de resultaten van het innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water, en het benutten van de maximaal beschikbare periode tot 2027 de gestelde doelen alsnog te halen. In 2015 wordt opnieuw een afweging gemaakt of en hoe de resterende opgave gerealiseerd kan worden.

23

Hoeveel ruimte biedt Europa/de Europese Commissie om afspraken in het Nationaal Waterplan/Stroomgebiedbeheerplannen te herzien?

De ruimte wordt bepaald door de randvoorwaarden die in de richtlijn zijn vermeld. De temporisering zal zorgvuldig worden gemotiveerd. Bij die motivering gaan we er vooralsnog van uit dat uiteindelijk de doelstellingen gerealiseerd worden. De ruimte voor afstel in plaats van uitstel van de uitvoering van maatregelen is beperkt, zeker indien daarmee doelbereik in gevaar komt.

Tegen 2015 wordt een nieuwe afweging gemaakt. De verwachting is dat de uitkomsten van het Innovatieprogramma leiden tot nieuwe, kosteneffectievere oplossingen om de doelen te realiseren. Bij die afweging wordt dan ook de toestand van de waterkwaliteit en de financiële situatie op dat moment betrokken. Verder wordt rekening gehouden met de risico's op een inbreukprocedure van de Europese Commissie.

24

Het Rijk houdt toezicht op de kwaliteit van het drinkwater en vervolgens zien provincies en gemeenten toe op de continuïteit van de bedrijfsvoering. In het Bestuursakkoord wordt niet duidelijk welke taken hiermee gepaard gaan. Welke provincies en welke gemeenten zien toe op welk drinkwaterbedrijf? Bestaat de situatie dat één drinkwaterbedrijf onder toezicht staat van zowel een provincie als één of meerdere gemeenten (allen aandeelhouders)? Hoe efficiënt is dit georganiseerd?

De rol die provincies en gemeenten als aandeelhouder spelen bij de bedrijfsvoering van drinkwaterbedrijven, is georganiseerd via de algemene vergadering van aandeelhouders. Aandeelhouderschap met meerdere provincies en/of gemeenten komt daarbij voor. Bevoegdheden van aandeelhouders zijn vastgelegd in regelgeving (Boek 2 Burgerlijk Wetboek) en de statuten van de drinkwaterbedrijven. Eén van de bevoegdheden van de aandeelhouders is de goedkeuring van de jaarrekening.

In de door de Eerste Kamer aangenomen, maar nog niet in werking getreden, Drinkwaterwet, is bepaald dat de goedkeuring van de tarieven uitsluitend berust bij de algemene vergadering (van aandeelhouders) van een drinkwaterbedrijf.

Overigens merk ik op dat de Drinkwaterwet een hoofdstuk bevat over leveringszekerheid en continuïteit. De VROM-Inspectie is belast met het toezicht hierop.

25

Uitgangspunt voor de doelmatigheidsprikkel is dat er geen lastenverschuiving optreedt. Hoe wordt hier toezicht op gehouden?

In het Bestuursakkoord Water is afgesproken om de lokale lasten en de behaalde besparingen te monitoren en te rapporteren. Voor 1 november 2011 werken de betrokken partijen hiertoe voorstel uit.

26

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat de afvalwaterketen het vertrekpunt is, maar verdergaande samenwerking naar verwachting nog meer voordelen oplevert? Op welke voordelen wordt gedoeld?

Over het gezamenlijk beheren van de afvalwaterketen (riolering en zuivering) bestaat bij gemeenten en waterschappen groot draagvlak en is daarom het vertrekpunt. Dat laat onverlet dat er naar verwachting verdere doelmatigheidswinst mogelijk is als de gehele waterketen wordt beschouwd inclusief de drinkwaterbereiding. De samenwerking in de waterketen tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven wordt ook gestimuleerd middels de afspraken in het Bestuursakkoord Water. De Vewin is een van de ondertekenende partijen.

27

Hoe verhoudt de conclusie uit genoemd feitenonderzoek, dat 550 miljoen aan besparing mogelijk is, zich tot de in het Bestuursakkoord voorgestelde 380 miljoen? Welke cijfers worden gehanteerd in het regeerakkoord en hoe verhouden die zich tot het Bestuursakkoord?

De in het feitenonderzoek genoemde besparing van 550 miljoen euro is een inschatting van de besparing in de gehele waterketen. Dat is een verdergaande integratie dan waartoe afspraken zijn gemaakt. Op dit moment al kiezen voor vergaande integratie in de waterketen zou een structuurdiscussie op gang brengen die contraproductief werkt. In het feitenrapport is gekozen voor een veranderingsproces vanuit de werkprocessen. Daarbij als vertrekpunt focussen op de afvalwaterketen ligt voor de hand. Daarom hebben de Unie van Waterschappen en de VNG er voor gekozen om eerst te komen tot vergaande samenwerking in de afvalwaterketen (riolering en zuivering). Ze gebruiken hierbij de kennis en ervaring van de drinkwaterbedrijven. Zelf zal de drinkwatersector nog 70 miljoen besparen. Dit levert in totaal een besparing van 450 miljoen euro op. Verdergaande samenwerking op dit moment is voor de waterschappen en gemeenten een brug te ver. Mogelijk dat hierna nog verdere stappen gezet kunnen worden. Eerst wordt gewerkt om de 450 miljoen euro aan besparingen ook echt te realiseren. Hiervoor is nu breed draagvlak, ook bij de Vewin.

In het regeerakkoord worden geen cijfers direct aan de (afval)waterketen gekoppeld.

28

Welke middelen hebben VNG en Unie van Waterschappen om ervoor te zorgen dat de bevindingen uit het feitenonderzoek en de benchmarkresultaten in de regio worden vertaald? Wat betekent «vertaald» in deze context?

Om de bevindingen uit het feitenonderzoek en de benchmark resultaten te vertalen hebben de VNG en Unie van Waterschappen een uitgebreid operationeel netwerk opgezet binnen de gemeenten en waterschappen. De ervaring van de drinkwatersector wordt ingebracht. Het implementatie traject kent een aantal duidelijke stappen en afspraken zoals die in het Bestuursakkoord Water zijn opgenomen. Er is een structuur met een bestuurlijke stuurgroep van VNG en Unie van Waterschappen, een kernteam en werkgroepen op het gebied van communicatie, juridische aspecten, kennis en monitoring.

«Vertaald» betekent in deze context dat de daadwerkelijke invulling in de regio plaatsvindt, afgestemd op gebiedsspecifieke kenmerken, historische ontwikkelingen (in Amsterdam is bijvoorbeeld al watercyclusbedrijf Waternet actief) en bestuurlijke context (wie werkt al met wie samen). Het gaat daarbij dus om het op lokaal/regionaal niveau gezamenlijk vaststellen welke maatregelen kosteneffectief zijn en hoe efficiëntie in de uitvoering kan worden gerealiseerd.

29

Bent u bereid om de Kamer te zijner tijd te informeren over de stand van zaken van de vormgeving van de samenwerking in de afvalwaterketen per 31 december 2011 tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en waterschappen, zodat kan blijken of uitvoering van de afspraken op koers ligt?

Ja. Dit vormt onderdeel van de monitoring van het Bestuursakkoord Water. De Unie van Waterschappen en de VNG bereiden samen een uitvraag voor om informatie beschikbaar te krijgen.

30

Leidt besparing in de afvalwaterketen door een betere afstemming tussen riolering en zuivering voor gemeenten op andere vlakken niet tot meerkosten, omdat hierdoor mogelijkerwijs een goede afstemming tussen werkzaamheden aan de riolering en andere werkzaamheden in de openbare ruimte moeilijker wordt?

Nee, daar ben ik niet bang voor. Dat is juist de reden waarom bij de uitwerking van de afspraken tussen de VNG en de Unie van Waterschappen, de individuele gemeenten en waterschappen een belangrijke rol hebben gekregen en er een aanpak is gekozen vanuit de praktijk, de werkprocessen. Er is draagvlak voor de aanpak in de regionale praktijk.

Bij de regionale vertaling zullen de genoemde mechanismen geadresseerd worden. In het feitenrapport is hier reeds een aanzet toe gedaan bij de beschouwing van risico’s op kostenverhogingen.

31

In 2010 is in het feitenonderzoek vastgesteld dat alleen al in de afvalwaterketen structureel 450 miljoen kan worden bespaard. Waarom gaat het Bestuursakkoord uit van een lager bedrag? Onder welke voorwaarden acht u het bedrag van 450 miljoen haalbaar?

De besparing van 450 miljoen euro is opgebouwd uit een besparing van 380 miljoen euro in de afvalwaterketen door gemeenten en waterschappen. Door de drinkwaterbedrijven is aangegeven dat ze autonoom nog eens 70 miljoen euro kunnen besparen. Deze bedragen bij elkaar opgeteld levert 450 miljoen op. Het Bestuursakkoord Water gaat dus niet uit van een lager bedrag. Belangrijke voorwaarden voor het realiseren van genoemde 450 miljoen euro zijn het bundelen van kennis en capaciteit in de regio en het verder professionaliseren van de uitvoering, rekening houdend met gebiedsspecifieke omstandigheden.

32

Deelt u de analyse dat het Bestuursakkoord voor de stimulering van de efficiency uitgaat van initiatieven van onderaf? Waarop baseert u de veronderstelling dat wachten op initiatieven van regionale wateroverheden genoeg is? Is een wettelijke stok achter de deur op voorhand noodzakelijk?

Ja ik deel die analyse. Er worden op dit moment al tal van initiatieven ondernomen en bij de partijen is draagvlak de doelmatigheidswinst ook daadwerkelijk te realiseren. Mocht uit de monitoring van het Bestuursakkoord Water blijken dat er onvoldoende voortgang wordt geboekt dan kan alsnog de wettelijke stok achter de deur gebruikt worden. Dat is de reden dat de stok achter de deur wetgeving wel wordt ontwikkeld.

33

Bent u van mening dat met zelfstandig beheer (de Waterwet verplicht waterschappen en gemeenten nu al tot zelfstandig beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater) alleen zelfstandige vormen van bedrijfsvoering kunnen zijn bedoeld? Hoe ver zijn waterschappen en gemeenten gevorderd met dit zelfstandig beheer?

De zinsnede «waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater» is bij amendement van het lid Boelhouwer in artikel 3.8 van de Waterwet opgenomen om duidelijk te maken dat moet worden samengewerkt om doelmatig te kunnen werken in de afvalwaterketen. Dit is ook de kern van de afspraken in het Bestuursakkoord Water. Met zelfstandig beheer wordt dus niet alleen zelfstandige vormen van bedrijfsvoering bedoeld. Het kan natuurlijk wel als partijen daartoe besluiten. De zorgplichten in de Wet milieubeheer en de Waterwet laten nu al ruimte voor gecombineerd beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater.

34

Voldoen het relatief recent gevormde Friese Aquario, waterschapsbedrijf Limburg en het Amsterdamse Waternet als zelfstandige afvalwaterbedrijven aan de eisen van zelfstandig beheer van de Waterwet? Bent u van mening dat onzelfstandige vormen van bedrijfsvoering niet kunnen worden aangemerkt als zelfstandig beheer? Bent u voornemens om een wettelijke termijn voor zelfstandig beheer in de Waterwet op te nemen? Zo nee, hoe verwacht u dan aan de wens van de Kamer in de motie Koppejan (32 474, nr. 17) te kunnen voldoen om nieuwe waterschapstaken per saldo lastenneutraal in te voeren?

Zie ook vraag 33 voor de uitleg van zelfstandig beheer zoals verwoord in de Waterwet. Er is geen voornemen deze bepaling aan te passen met een wettelijke termijn.

Voor de doelmatigheidswinst voor de waterschappen wordt uitgegaan van 170 miljoen euro per jaar in 2020 in de afvalwaterketen. Daarnaast zijn er aanzienlijke besparingen in het watersysteembeheer die nog niet exact zijn ingevuld (300 miljoen euro voor rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk). Dit overstijgt de kosten verbonden aan de nieuwe waterschapstaken (mede financiering van de aanleg en verbetering van primaire waterkeringen en de bestrijding van muskus- en beverratten van 200 miljoen euro per jaar). Macro gezien kan in 2020 gesproken worden van neutraliteit over alle waterrekeningen heen.

35

Is het mogelijk om zonder een forse ingreep in de waterketen de waterlasten voor burgers en bedrijven per saldo gelijk te houden?

Ja, de te behalen doelmatigheidswinst van 450 miljoen euro in de waterketen levert een substantieel aandeel in de beoogde besparingen. Daarnaast moeten efficiencymaatregelen in het watersysteembeheer 300 miljoen euro aan besparingen opleveren.

36

Kunt u concreet aangeven wie de rol van kenniscoach gaan vervullen?

Er is een cultuurverandering in de regio nodig, van normatief gedreven investeringsbeslissingen onder gescheiden verantwoordelijkheden naar een cultuur van het oplossen van vraagstukken onder gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het gaat dan naast efficiëntie en kosteneffectiviteit ook om innovatiekracht (link met topsector water). Er is hierbij meer kennis nodig in de regio over de effectiviteit van maatregelen. Daarbovenop is een betere toepassing nodig van kennis in de praktijk. Daartoe zullen kenniscoaches worden ingezet. Dit zijn onafhankelijke topdeskundigen voor zowel inhoud als proces in het vakgebied. Zij zullen mede door het rijk gefinancierd gaan worden. Welke personen die rol gaan vervullen wordt op dit moment uitgewerkt.

37

Is het juist dat de opwekking van duurzame energie uit afvalwaterzuiveringsinstallaties en rioolwaterzuiveringsinstallaties rendabel kan zijn? Zo nee, hoeveel extra kosten blijken hiermee in de praktijk te zijn gemoeid? Welke bijdrage kan opwekking van duurzame energie in de waterketen leveren aan de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020? Bent u bereid om over het benutten van dat potentieel bindende afspraken te maken met de regionale partijen, om te voorkomen dat publieke partijen wachten op SDE-subsidie, wat feitelijk een broekzak-vestzak-operatie is? Zo nee, waarom niet?

Of opwekking van duurzame energie rendabel is, is van meerdere factoren afhankelijk: schaal, kwaliteit van afvalwater, bestaande of nieuwe zuivering en prijs van alternatieve energiebronnen. Slibgisting wordt al vele jaren toegepast en is rendabel voor grotere rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Waterschappen zijn onder meer vanuit het concept van de «energiefabriek» actief om de rioolwaterzuiveringsinstallaties om te vormen tot installaties die netto energie leveren.

De energie die gebruikt wordt voor transport en zuivering bedraagt ongeveer 0,5% procent van het totale energieverbruik. De waterschappen hebben in het Klimaatakkoord afgesproken hiervan in 2020 40% zelf duurzaam te produceren. De bijdrage aan duurzame energie zal derhalve in de orde van grootte van 0,2% liggen.

Naast het Klimaatakkoord zijn er ook afspraken met de waterschappen vastgelegd in het MJA-3. Dit vormt naar mijn oordeel een voldoende afsprakenkader.

38

Kunt u aangeven welke praktische belemmeringen voor een goede samenwerking in de waterketen soms nog worden gevonden?

Er zijn geen praktische belemmeringen voor een goede samenwerking. Er is bestuurlijke wil nodig voor goede samenwerking en deze is de laatste periode in belangrijke mate toegenomen. Voor zover er juridische en fiscale belemmeringen zijn, worden deze dit jaar geïnventariseerd en opgepakt.

39

Kunt u aangeven welke doelmatigheidsoverwegingen een gemeente kan hebben om te besluiten in een deel van het buitengebied geen afvalwater in te zamelen en hoe de zorgplicht van gemeenten in deze wordt gecontroleerd en gehandhaafd?

Bij verspreide kleine lozingen in het buitengebied kunnen kosten voor overheidsinzameling naar verhouding zeer hoog zijn, terwijl kosten voor afdoende zuivering in eigen beheer door burger of bedrijf relatief laag zijn. Individuele behandeling door burgers en bedrijven kan dan doelmatiger zijn.

De gemeente maakt de afweging in het gemeentelijk rioleringsplan, waarbij provincie en waterschap betrokken zijn. Besluitvorming en controle vindt primair via de lokale politiek plaatst. Uiteraard is daarnaast het instrumentarium van generiek interbestuurlijk toezicht beschikbaar. De nu nog verplichte provinciale aanwijzings- en ontheffingbevoegdheid wordt daarom in de toekomst niet meer noodzakelijk geacht.

40

Kunt u aangeven hoe het staat met de genoemde verkenning en kunt u resultaten van deze verkenning te zijner tijd naar de Kamer sturen?

De verkenning naar de mogelijkheden om de samenwerking in de waterketen verder te stimuleren en af te dwingen start dit jaar. De resultaten van de verkenning zullen worden gerapporteerd in Water in Beeld, de jaarlijkse voortgangsrapportage van het waterbeheer.

41

Waarom blijven provincies betrokken bij fusies van waterschappen? Leidt dat er niet toe dat provinciegrensoverschrijdende fusies van waterschappen mogelijk nodeloos worden vertraagd?

In de Waterschapswet is bepaald dat de provincies de bevoegdheid hebben om waterschappen in te stellen en op te heffen, en om hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en overige zaken te reglementeren. Dit is goed omdat de provincies mede vanuit de eigen verantwoordelijkheden goed kunnen beoordelen welke grenzen en welke taken een waterschap zou moeten hebben. Dit leidt niet per definitie tot nodeloze vertraging. Bovendien hebben provincies en waterschappen in het Bestuursakkoord Water aangegeven om samen vorm te geven aan initiatieven voor verdere opschaling.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Gent, W. van (GL), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Voorzitter, Slob, A. (CU), Aptroot, Ch.B. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), Bashir, F. (SP), Mos, R. de (PVV), Tongeren, L. van (GL), Monasch, J.S. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Veldhoven, S. van (D66), Koolmees, W. (D66), Ondervoorzitter, Jong, L.W.E. de (PVV), Huizing, M.E. (VVD), Leegte, R.W. (VVD) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Houwers, J. (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Lucas-Smeerdijk, A.W. (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Gerven, H.P.J. van (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Bontes, L. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Bochove, B.J. van (CDA), Vacature (SP), Agema, M. (PVV), Grashoff, H.J. (GL), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Jacobi, L. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Ham, B. van der (D66), Verhoeven, K. (D66), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Boer, B.G. de (VVD), Lodders, W.J.H. (VVD) en Koopmans, G.P.J. (CDA).

X Noot
2

32 454 nr. 3 wijziging van een aantal wetten ter invoering van de van rechtswege verleende vergunning (verzamelwet van rechtswege verleende vergunning).

X Noot
3

Wijziging Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en enige andere besluiten in verband met de aanwijzing van nationale beoordelingsmethoden voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen.

Naar boven