Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2011
In antwoord op mijn brief van 15 februari 2011 (kamerstuk 27 625, nr. 181) verzoekt u in uw brief van 3 maart 2011 «om de Kamer niet eind mei, maar uiterlijk eind april de toegezegde informatie over
alternatieven voor het Kierbesluit en over juridische en financiële gevolgen van intrekking van dat besluit te doen toekomen».
Vervolgens vraagt u of ik u uiterlijk «op 11 maart 2011 kan laten weten of ik aan dit verzoek kan voldoen, en zo niet, om
welke redenen niet».
Tijdens het Notaoverleg over het MIRT, onderdeel Water, van 13 december 2010 (kamerstuk 32 500 A, nr. 74) heb ik u onder andere toegezegd dat ik u zal informeren over a) de uitkomsten van onderzoek naar andere mogelijkheden om
aan internationale afspraken over vismigratie te voldoen en b) mogelijke financiële en juridische gevolgen van de voorgenomen
intrekking van het Kierbesluit. Ik heb daarbij aangegeven dat ik mij niet bind aan een termijn, maar ook dat de Kamer onverwijld
wordt geïnformeerd zodra relevante informatie beschikbaar is. Mijn brief van 15 februari 2011 geeft aan dat toegezegde informatie
naar verwachting eind mei gereed is, waarbij dan ook gelegenheid is geweest voor overleg met de Europese Commissie.
Om uw Kamer gedegen informatie te kunnen verstrekken worden onder meer de volgende stappen doorlopen:
Internationaal:
– Nader uitgewerkte bevindingen van vismigratie-experts uit binnen- en buitenland, bijvoorbeeld voor zoutindringing in het Haringvliet,
worden op 19 april 2011 besproken met visdeskundigen van de internationale commissies voor Rijn- en Maas.
– Vervolgens zal in mei overleg met de Europese Commissie plaatsvinden.
Regionaal:
– In overleg met de regio worden mogelijke financiële en juridische gevolgen van de voorgenomen intrekking van het Kierbesluit
nader geïnventariseerd. Omdat het een project in uitvoering betreft, is in overleg met de regio enige tijd nodig om betrouwbaar
vast te kunnen stellen hoe aangegane verplichtingen met publieke (waterschap en gemeenten) en private partijen (bijvoorbeeld
grondaankoop van agrariërs) eventueel kunnen worden afgewikkeld en welke kosten en andere gevolgen hier mogelijk aan verbonden
zijn.
– Eind april zal hierover naar verwachting bestuurlijk overleg met de regio kunnen plaatsvinden.
De aldus verzamelde informatie vormt de basis voor de brief waarmee ik u eind mei mede namens de staatssecretaris van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie zal informeren over de wijze waarop Nederland wil voldoen aan internationale afspraken over vismigratie.
Eind april is de benodigde informatie derhalve nog niet compleet. Ik hecht aan zorgvuldigheid zodat betrouwbare informatie,
en de resultaten van bespreking van deze informatie in regionaal en internationaal verband, in het debat met uw Kamer kan
worden betrokken. Daarom kan ik niet aan uw verzoek voldoen om u de toegezegde informatie al eind april te doen toekomen,
maar blijf ik bij mijn eerdere planning van eind mei.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma